Krioropapa / de oervader
Dit is een typisch ‘negerachtige’ ballade vol bepaalde klanken (klankkombinaties), handelend over een soort Poseidon. En Poseidon was de god van de zee(en), met z'n drietand (een soort vork). Welnu, zo'n soort figuur aan de monding van de rivier.
Ook hier weer in het Sranan, een aantal archaïsmen, dus ouwere woorden en/of woordvormen. Zo bijv. het woord hanka (3e strofe). Tegenwoordig zegt men ankra (= anker, verankerd). Behalve dat zo'n ouwe vorm gebruikt wordt, is er ook iets anders. De uitspraak van dit woord klinkt als uit de mond van een ouwe man. Hier is als het ware sprake van een soort volkomen identifikasie. Dit woord klinkt bijna djoekaans, dus bosnegerachtig. En fo wie nie weet: bosnegers werden nóg minder geacht dan de toch al in koloniaal verband geminachte negers uit de stad. Om zo'n woord te gebruiken, op papier en in de praktijk, zal de taal in zijn sociale konsekwenties moeten worden geaksepfeerd.
Dus met het uitspreken van dit soort swaar vernegerde powesie, zal to de lezer & hoorder, een soort verzoening ontstaan met eigen kultuur (als het om negers gaat). Men onderschatte dit soort uitspraken niet. We hebben nu eenmaal geleerd van onze kultuur op negatieve wijze te vervreemden, áls we al in gelegenheid werden gesteld met deze kennis te maken. Je zal dit soort teksten dan ook moeilijk uit de bek van het gros van ons, neger, kunnen krijgen. Eerder kunnen zij perfekt een gedicht van Roland-Holst, Perk, Kloos, of desnoods Vondel citeren fo je, hoewel men tegenwoordig dat ook niemeer zo snel zal doen. Maar men kán 't, en goed ook! Terwijl men 't eigene zeker niet op diepzinnige wijze heeft leren waarderen en analyseren.