Pipel / dit volk
Het cursieve woord debre! in de Sranantekst is zo'n typisch woord dat eigenlijk geen omschreven betekenis heeft, maar dat toch heel precies de klap aangeeft. Iets valt om, zo debre! Dat is om een zware klap aan te geven. Met een geleerd woord heet dat onomatopeïsch. Men gebruikt voor een slag of klap ook het woord bam! Of badam! Of baps!
In dit gedicht zijn een aantal archaïsche (ouwe, ouwerwetse) woorden gebruikt. Bijvoorbeeld: granstari (geluksster, grote ster), gefrenti (krotje), bobokoman (= boko-bokoman, zwoeger), brokokowroe (= gebroken koude, lauwe), dongo (neer gaan).
Fo wie 't Sranan nie gewend is te lezen, is 't een halsbrekende toer. En ik zeg, met een zure zucht d'rbij: dit gedicht is geen blinde verheerlijking van nieuwe, bevrijde tijden. En goddank is dat geen Cairojaans powetisch pessimisme! (Hoop ik, no?)
In de vierde strofe staat - in de Sranantekst: owroeten baba. Letterlijk betekent dit: het ouwertijdse kwijlen (van een volk). Ook hier weer duidelijk een verwijzing naar het oude vrijheidsverlangen.
Wie interpreteren wil, moet altijd zelf maar eerst met hoofd & hersens zitten uitleggen wat een gedicht te zeggen heeft. Als aanwijzing op de vertaling (zie vierde strofe, r. 5-7) wil ik even toelichten: het land verkeert in een ontwikkelingsfase (‘onderontwikkeld’) en vanuit dat besef kan men spreken van de Surinaamse geschiedenis als een soort ‘tijdverlies’. Dat de tijd de klok het bloed aftapt is weliswaar een onwerkelijk beeld. Het doet niettemin denken aan zoiets als ‘we zullen voor de ontwikkeling der toekomst moeten bloeden’.