De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 562]
| |
VII. De krijg geëindigd.Met de overwinning door de Transvalers op Spitskop behaald, is hun worstelstrijd om de vrijmaking der Republiek, feitelijk, geëindigd. Wel haastte het Engelsche Gouvernement zich, om de krijgsmacht aan Drakensberg nog met geheele regimenten te versterken, en werden er toebereidselen gemaakt, op reusachtige schaal, om de Boeren uit hun stelling aan Langnek te verdrijven, doch te gelijker tijd kreeg Wood, die Colley was opgevolgd, per telegraaf de noodige volmacht, om namens de Engelsche Regeering tot zulk een verstandhouding met de Boeren te komen, dat de krijg niet zou behoeven te worden voortgezet. Van de zijde der Boeren was dit gemakkelijk. Zij hadden slechts de wapenen opgenomen ter verdediging hunner politieke onafhankelijkheid, en waren bereid die terstond neer te leggen, zoodra Engeland de annexatie wilde vernietigen. Het lag dus uitsluitend aan de Engelsche Regeering, welke den strijd had veroorzaakt, om dien te doen ophouden, door zich uit Transvaal terug te trekken. Dat dit Engeland zwaar moest vallen, vooral waar de Engelsche wapenen, in elke aanraking met de Boeren, de nederlaag hadden geleden, was wel te verstaan. Doch alleen op dien grondslag kon er van vredesonderhandelingen sprake zijn. De moeielijkheid, om de beide partijen tot elkander te brengen, werd echter, te goeder ure, door het bemiddelend optreden van President Brand uit den weg geruimd. Tot zijne eer moet het worden te boek gesteld, dat hij steeds onvermoeid gearbeid heeft, om het bloedvergieten te voorkomen of den krijg te stuiten. Zoo zond hij ook nu weder, den 3den Maart, een telegram aan Wood ‘of er geen middel te bedenken was om de vijandelijkheden te staken en een weg te openen voor onderhandeling,’ en deed hij den volgenden dag, insgelijks per telegraaf, aan Wood, en door dezen aan Joubert, het voorstel ‘dat zij (de beide generaals) elkander zouden ontmoeten en een plan trachten te vormen, om de vijandelijkheden voor een zekeren vastgestelden tijd te doen ophouden, zoodat vredesonderhandelingen mogelijk zouden kunnen worden.’ Op Jouberts vraag aan Wood, ‘in hoeverre hij bereid was in deze voorstellen te treden’, bood deze hem een ‘samenkomst aan op een plaats, halfweg tusschen Langnek en het Engelsche kamp, aan Mount-Prospect’. Joubert nam hierin genoegen en ontmoette Wood, Zondag 6 Maart, op de be- | |
[pagina 563]
| |
stemde plaats. Die dag was in den Vrijstaat afgezonderd als een boeteen biddag, wegens den oorlog, en terwijl men dáár, in kerk en huis, den Almachtige smeekte om vrede tusschen de strijdenden, bespraken Wood en Joubert de voorwaarden van een wapenstilstand. Wel mocht de biddag in een dankdag eindigen, toen de telegraaf straks de blijde tijding overbracht, dat er een stilstand van wapenen gesloten was, die, naar men mocht verwachten, door een vredesverdrag zou worden gevolgd. Het doel van den wapenstilstand, die van des middags 6 Maart tot middernacht van den 14den duren zou, was, gelijk Wood in het protocol deed opnemen, ‘om Kruger tijd te geven de voorstellen, die van beide kanten zouden gedaan worden, ter vreedzame oplossing der zaken in quaestie in overweging te nemen en daarop te antwoorden.’ Te gelijker tijd moest die wapenstilstand dienen, om Wood in de gelegente stellen de garnizoenen in Transvaal van levensmiddelen te voorzien, en de troepen, die nog naar Drakensberg op marsch waren, tijd te geven zich met het hoofdleger te vereenigenGa naar voetnoot1). Dit laatste werd natuurlijk niet in het protocol opgenomen. De toestand der Engelsche garnizoenen in Transvaal was, met uitzondering van Pretoria, ernstig genoeg. Winsloe werd in zijn fort bij Potchefstroom door Cronje regelmatig belegerd. Loopgraven waren geopend tot in de nabijheid van het fort, en onder het vuur der Engelsche kanonnen hadden de Boeren vrij hooge aardwerken opgeworpen, met een kanonnetje, zoodat zij de verdedigers in het fort beschieten konden. Van 16 December tot in het begin van Maart was de belegering van het fort onophoudelijk voortgezet, en schoon de Boeren, voor hen, geduchte verliezen geleden hadden, waren de dagen van het fort echter blijkbaar geteld, en zou Winsloe spoedig moeten capituleerenGa naar voetnoot2). Bij Rustenburg, Lijdenburg, Staanderton en Mara- | |
[pagina 564]
| |
bastad was herhaaldelijk tusschen de Boeren en de Engelsche troepen, die de forten bezet hielden, gestreden, en waar de Boeren, door gebrek aan geschut, die forten niet konden vernielen, werden deze geheel ingesloten, om de bezetting door honger tot de overgave te dwingen. Pretoria werd van drie kanten door de Boeren belegerd en schoon het Engelsche kamp, door 1000 man, van krijgsmaterieel overvloedig voorzien, verdedigd, kwalijk door de Boeren, zonder geschut, kon genomen worden, en er, voor de bijna 2400 burgers, vrouwen en kinderen ingesloten, die in en om het kamp onder de Engelsche vlag een schuilplaats gezocht hadden, een goede voorraad levensmiddelen was opgelegd, zou toch ook Pretoria zich ten slotte moeten overgeven. En rondom Pretoria waren aanhoudend zware gevechten geleverd tusschen de Boeren en de troepen, waarin de eersten steeds overwinnaars waren gebleven. Een en ander was aan Wood bekend, en moest hem dringen om, waar hij die garnizoenen niet terstond kon ontzetten, hun tenminste wat proviand te zenden, en tegelijk de communicatie tusschen het hoofdleger en de Engelsche aanvoerders in Transvaal te herstellen. Dat Joubert, onder die omstandigheden, niet kon weigeren, proviand voor de belegerde garnizoenen te laten passeeren, ligt voor de hand.
De aanhoudende regenstormen, waardoor Woods versterkingen op den weg tusschen Pieter-Maritzburg en Newcastle werden opgehouden, vertraagden ook Paul Krugers reis naar Drakensberg, werwaarts hij zich, op ontvangst der tijding van den wapenstilstand, met Pretorius en eenige andere afgevaardigden terstond begeven had. Gevolgelijk werd de wapenstilstand voorloopig verlengd, gelijk ook Wood, om andere redenen, van harte begeerde. Eindelijk, den 16 Maart 1881 's morgens om 10 uur, had de eerste officieele samenkomst plaats, die zou moeten leiden tot bewerking van den vrede, door herstelling van het onrecht, Transvaal door Engeland aangedaan. Van de zijde der Transvalers waren tegenwoordig, de Vice-President Kruger en de beide andere leden van het Driemanschap, Jacob Maré, Dirk Uys, C. Joubert en Dr. Jorissen, benevens Ds. Ackerman als vriend, en de heer Karel Rood als tolk; van de zijde der Engelschen, Generaal Wood en vier leden van zijn staf. Later arriveerde ook President Brand als ‘vriend der beide partijen’. De conferentiën, die met eenige tusschenpoozen van 16 tot 23 Maart duurden, werden met een gunstig gevolg bekroond en eindelijk werd een vredesverdrag gesloten. Namens de Engelsche Regeering werd door Sir Evelyn Wood aan ‘het Transvaalsche Volk het recht erkend op volkomen eigen | |
[pagina 565]
| |
Gouvernement, onderworpen (echter) aan suzereine rechten, door den Engelschen Souverein uit te oefenen’, en door Kruger, Pretorius en Joubert werd, namens het Transvaalsche Volk, die suzereiniteit aangenomen. Voorts zou er een Britsche Resident te Pretoria gevestigd worden, en alle verdere zaken door een Koninklijke Commissie, waarin de Transvalers echter geen zitting konden krijgen, geregeld worden. Onder deze voorwaarden zouden de Boeren hunne laagers opbreken, en zou de ‘Regeering’ binnen zes maanden, officieel, weer overgaan in handen der Boeren. Tot den tijd der overgave van het bestuur zou de Engelsche Regeering te Pretoria gevestigd blijven, schoon er niet geëischt werd en worden kon, dat de Transvaalsche Regeering, nu in functie, onwettig verklaard zou worden.
En zoo werd, den 23sten Maart 1881, op de plaats van O'Neill aan Langnek, van waar Colley de Boeren, slechts acht weken te voren door grof geschut tot onderwerping had trachten te dwingen, de vrede gesloten, nagenoeg op hunne eigene voorwaarden. Onmiddellijk daarop werd het kamp aan Langnek opgebroken. Wood, die van generaal Joubert verlof had gekregen, om vooraf de stellingen der Boeren in oogenschouw te mogen nemen, arriveerde vroeg in den morgen van Donderdag 25 Maart met eenige zijner officieren, en inspecteerde, door Joubert rondgeleid, de verschillende positiën, door de Boeren bezet gehouden, waarna de wakkere verdedigers van Langnek voor den Engelschen generaal defileerden, te paard en met hunne wagens, op de terugreize naar hunne woningen. In geregelde orde trok het commando nu verder, naar een gelegen plaats, nabij het tijdelijk hospitaal, waar halt gemaakt werd, om Gode plechtig den dank toe te brengen voor de overwinning, die behaald was. Daarop sprak Joubert zijn krijgsmakkers een hartelijk en hartig woord toe, door een ernstige toespraak van Kruger en een kort woord van Pretorius gevolgd, en werd het commando ontbonden. Lofzingend en dankzeggend konden de met roem overladen verdedigers van Land en vrijheid, nu naar hunne haardsteden en tot hunne betrekkingen wederkeeren. Hadden zij er aan gedacht om een nieuw motto op hun vaandel te schrijven, in herinnering aan de overwinningen op Langnek behaald, dan zouden zij daartoe geen ander hebben gekozen dan: Soli Deo Gloria. |
|