De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 545]
| |
versterkt, en schoon hij de krijgsmacht der Boeren, bij LangnekGa naar voetnoot1), op minstens 2000 man schatte, en zijne eigene versterkingen nog vier weken onderweg zouden zijn, besloot hij toch onverwijld tegen de Boeren op te trekken. Reeds den 11den Januari 1881 bevond hij zich te Newcastle, waarheen zijne beschikbare troepen waren opgerukt, en den 26sten Januari sloeg hij zijn legerkamp op bij Mount Prospect, een zeer sterke natuurlijke stelling, aan den voet van het Drakengebergte, 3½ mijl van den Langnekpas gelegen. Zonder het antwoord af te wachten op een ultimatumGa naar voetnoot2), dat hij den 23sten Januari aan Joubert gezonden had, maakte hij zich onverwijld tot den aanval gereed, en gaf hij den 28sten Januari, 's morgens om even zes uur, bevel, om op te rukken en de Boeren uit hun positie bij Drakensberg te verdrijven. | |
[pagina 546]
| |
Het plan van aanval wordt door hemzelven, met krijgsmans-beknoptheid en duidelijkheid beschreven. Ruim 250 man ter bescherming van zijn kamp achterlatende, had hij te beschikken over 800 man infanterie van het 58ste en 60ste regiment, 113 dragonders, 72 artilleristen met 6 veldstukken, 63 man van de Natal bereden politie en 84 oorlogsmatrozen met 3 rocket-toestellen, gecommandeerd door 56 officieren, waaronder verscheidene hoofdofficieren - de commodore van de vloot, Richards, en de commandant ter zee Romilly -, met de hospitaalbedienden en andere niet-strijders te zamen, 1214 officieren en minderen. De stelling der Boeren, aan beide zijden van Langnekpas, voldoende genaderd zijnde, moest deze van een heuvelrand, ter linkerzijde, met bommen en vuurpijlenGa naar voetnoot1) beschoten worden, om hen, zoo mogelijk, daaruit te verdrijven, en, de troepen, in drie afdeelingen, gelegenheid te geven om te stormen. Een sterke positie der Boeren, rechts van den Nek, moest door het 58ste regiment worden bestormd; de ruiterij moest dezen aanval dekken door een andere stelling, nog meer rechts, te nemen, terwijl het 60ste regiment en de oorlogsmatrozen, door artillerie gedekt, den Nek van de linkerzijde moesten naderen en bestormen. Van drie zijden tegelijk aangevallen, en daarenboven uit het grof geschut bestookt, zouden de Boeren in verwarring geraken en retireeren. De Engelsche troepen zouden dan den Nek kunnen bezetten, en meer bepaald een platten berg, Oostelijk van Langnek, 3000 voet lang en 600 voet hoog, ‘de sleutel tot de geheele stelling.’ Uit deze positie zou het hoofdleger van Joubert, dat tusschen Drakensberg en Oudhoutnek opgeslagen was, gemakkelijk, met grof geschut kunnen worden aangevallen, en .... het gezag van koningin Victoria over | |
[pagina 547]
| |
Transvaal zou hersteld zijn. Het was dus om het bezetten of behouden van één enkelen bergpas te doen.
Dit werd door Joubert nog beter ingezien dan door Colley, en hij was op zijne hoede. De stelling was te ongelegen, om op den duur door eene groote macht bezet te worden, waarom hij zijn legerkamp op eenige mijlen afstands van Langnek had opgeslagen, doch op en nabij den Nek, waren sterke wachten geplaatst. Door dezen werden, kort na zonsopgang, de bewegingen der Engelschen gadegeslagen, zonder dat men dadelijk begreep wat er mede bedoeld werd. Dit werd echter spoedig duidelijk, waarop Joubert, van de nadering des vijands onderricht, de kleine macht van even 40 Boeren, onder den jeugdigen commandant Lodewijk Fourie, met nog zooveel man liet versterken. Tachtig Boeren, gedeeltelijk jonge menschen, zonder geschut, hadden nu den toegang tot de Transvaal te verdedigen, tegenover 1400 Engelsche soldaten, door voorname officieren aangevoerd en van 9 stukken geschut voorzien..... Met ingehouden adem zag men van Drakensberg den vijand naderen: cavalerie, infanterie, de artillerie met het geschut, oorlogsmatrozen met hun rockets; dan weer infanterie en ruiterij met de bereden politie en de ambulances in de achterhoede; - zag men, hoe het leger zich in slagorde stelde op een platten bergrug, bijna recht tegenover den Nek, doch buiten bereik van het verst dragend geweer; hoe de artillerie een stelling innam, nabij de woning van Laing, en de infanterie met de ruiterij zich tot den aanval, op de Oostelijke positie der Boeren, gereed maakte. Iedere Boer haastte zich nu naar zijn post. Een dertig man zou den bergrug, Oostelijk van den Nek, hebben te houden, tegen den vereenigden aanval van de cavalerie en infanterie, die aan het naderen was; een andere handvol moest trachten het artillerievuur, dat inmiddels geopend was, tot zwijgen te brengen; en de overigen moesten, van achter de steenen borstweringen, die inderhaast opgeworpen waren, of uit de bergkloven, die den weg over den Nek beheerschten, den vijand tot staan trachtten te brengen. Zonder hoera's, maar ook zonder zweem van vrees maakten de Boeren zich nu weer tot den bloedigen kamp gereed. Om half tien begonnen de Engelschen de stelling der Boeren te beschieten en na een 30 bommen en een aantal vuurpijlen op en achter den Nek geworpen te hebben, begon de storm. Tegenover het artillerie-vuur waren de Boeren, bij gebrek aan geschut, mach- | |
[pagina 548]
| |
teloos, doch toen de bestormers binnen het bereik der geweren kwamen vonden zij in iederen Boer, jong of oud, hun man. De Engelsche cavalerie maakte een ‘prachtige’ charge, doch die werd door de Boeren teruggeslagen. Onder luid hoera liep intusschen het 58ste regiment storm, en voor een oogenblik scheen het of de Boeren, op de punt van de bajonet, tot wijken zouden worden gebracht, doch man tegen man strijdende, vielen de Engelsche soldaten, voor de juiste schoten der Boeren, als korenhalmen voor de scherpe zeis, en ook deze aanval werd afgeslagen. Overal stootten de aanvallers het hoofd; straks zweeg ook het grof geschut, en begonnen de Engelschen af te trekken. Om half elf in den morgen was de strijd reeds beslist, en hadden de Boeren hun positie in den Nek, op schitterende wijze gehandhaafd.
Niet evenwel zonder, voor hen, zwaar verlies. Een 30 dappere strijders waren gewond en 14 gesneuveld, waaronder enkele jongelingenGa naar voetnoot1). Het verlies der Engelschen was echter veel grooter: 2 officieren en 109 minderen werden gewond, en 7 officieren, waaronder een majoor en een kolonel, en 76 man sneuvelden. Daar de Engelschen tot wijken gebracht werden zonder hunne gewonden te kunnen medevoeren, was Colley verplicht, toen het kanonvuur zweeg, een parlementair met de witte vlag te zenden tot den ‘aanvoerder der rebellen’, Joubert, maar nu door hem erkend als ‘Commandant-Generaal’, met verzoek, om zijne gewonden te mogen verzorgen en zijn dooden te laten begraven. Deze erkenning van Jouberts rang en positie moet gerekend worden tot de overwinning door de Boeren behaald. De wapens en de ammunitie der | |
[pagina 549]
| |
gewonden en gesneuvelden werden door de Boeren buit gemaakt. Colley trok tegen den middag, geslagen, doch in goede orde, en door zijn artillerie gedekt, naar zijn kamp terug. Straks moest hij den Minister van Oorlog verslag doen van zijn geleden verlies, terwijl de Boeren, niettegenstaande de bloedige tranen, die er om het verlies der gesneuvelde echtgenooten, vaders en zonen, gestort werden, juichensstof hadden. Het geschiedt dikwijls, dat de Almachtige vóór het gevaar om hulp wordt aangeroepen, en daarna, de redding uit den nood aan eigen beleid of kracht wordt toegeschreven. Van de Boeren mag echter getuigd worden dat zij zich niet daaraan schuldig gemaakt hebben. ‘De Heere heeft ons geholpen’ schreef Joubert, dienzelfden avond, in zijn rapport aan den Vice-President Kruger, en in een ander schrijven aan commandant Cronjé zegt hij: ‘Met Gods zegen is de vijand met groot verlies teruggeslagen’. Dit waren geen ijdele phrasen, maar in die woorden was hij de tolk, niet slechts van de heldhaftige verdedigers van Langnek, maar van het geheele Volk. Van den Vice-President tot den geringste onder de Transvalers, werd de overwinning, die nu weer behaald was, niet aan eigen kracht, maar aan Gods hulpe, in een rechtvaardigen kamp toegeschreven.Ga naar voetnoot1) |
|