| |
II. Paardekraal.
Onder het diepst gevoel van het gewicht der Bijeenkomst, die nu gehouden zou worden, spoedde het Volk zich, op de eerste kennisgeving, naar de bepaalde plaats, waar binnen korten tijd van 4000 tot 5000 Boeren, welgewapend, vergaderd waren. Niet om nog te bespreken of men Cronjé en Bezuidenhout aan de Engelsche Regeering zou uitleveren, maar om de Regeering der Republiek te steunen, waar zij hare werkzaamheden ging hervatten. Het eerste was trouwens door Lanyon onmogelijk gemaakt, daar hij, niettegenstaande Hudson met Paul Kruger had afgesproken, dat de zaak door het Volk, op deze Volksvergadering zou worden beslist, twee dagen vóór deze Bijeenkomst, bij proclamatie, het bijwonen daarvan als rebellie gebrandmerkt, en onder bedreiging van gestrenge straffen verboden had. En dat de Regeering der Republiek, terstond weer handelend moest optreden, stond bij het Volk vast. Geen andere Regeering zou het Volk, onder of zonder protest, langer in Transvaal erkennen noch gedoogen, en om die Regeering te steunen zou het, indien vereischt, goed en bloed offeren. Onwillekeurig werden steenen aangebracht en tot een grooten hoop gestapeld, als een zwijgend en toch zoo welsprekend en veelzeggend teeken, dat men zich verbonden had om, als één Volk, schouder aan schouder, de onafhankelijkheid des lands te handhaven, en de Regeering te steunen, het kostte wat het wilde, in de grootsche maar
| |
| |
moeielijke taak, die deze nu te aanvaarden had. Die steenhoop is het ‘MIZPA’ der Transvalers.
Het Volkscomité vergaderde den 10den December met 32 leden, en nam het schrijven van het Volk in overweging, ‘dat terstond gevolg zou worden gegeven aan het Volksbesluit van 16 December 1879, en de Regeering hare werkzaamheden zou hervatten.’ Hiertoe werd den volgenden dag door het Comité overgegaan, door Paul Kruger te verzoeken, ‘als Vice-President op te treden, daar de President het land verlaten had, en den Volksraad tot een buitengewone zitting op te roepen.’ Vervolgens riep Paul Kruger, als Vice-President, de leden van den Volksraad te zamen tot eene buitengewone zitting op den volgenden dag, 13 December, en hiermede was de Regeering der Republiek, feitelijk in hare functiën hersteld. Alles langs constitutioneelen weg en zonder een zweem van oproer.
De buitengewone zitting van den Volksraad, - ‘buitengewoon’ wel in iede opzicht, - werd op Maandag 13 December 1880, na een krachtig gebed door Jacob Maré, met deze treffende aanspraak van Vice-president Kruger geopend:Ga naar voetnoot1)
‘Edel Achtbare Voorzitter en Leden van den Volksraad.
Ik sta hier voor uw aangezicht, geroepen door het Volk; in die stem van het Volk heb ik gehoord de stem van God, den Koning der volken, en ik gehoorzaam. In de laatste Volksraadszitting van Maart 1877, benoemde de Volksraad mij tot Vice-President; ik heb nu niet gedacht aan mijn eigen bekwaamheid, maar ik doe wat mijne hand vindt om te doen.’
‘Het Volk heeft op Zaterdag 11 December geëischt, dat zijne Regeering weder zal optreden. Het Volkscomité, dat sedert 3 jaren zich zoo verdienstelijk heeft gemaakt aan de zaak van het land, heeft mij, op den eisch van het Volk, tot uitvoering daarvan onmiddellijk opgeroepen, en met de hier aanwezige leden van den Uitvoerenden Raad, heb ik het besluit genomen tot onmiddellijke oproeping van den Volksraad’ ............
‘Het is niet noodig een lange toespraak te houden. Uwe werkzaamheden zijn noodig om de Regeering spoedig in staat te stellen het land, volgens de Grondwet, te besturen, en daartoe uit te voeren den wensch van het Volk, zooals die in de besluiten van 15 December 1879 zijn uitgesproken’ ........................
‘Ik heb in zoover gedaan wat de wet van mij verwacht, maar nu is het oogenblik gekomen voor den Edel Achtbaren Volk-raad, om verdere voorziening te maken voor het Bestuur des lands. Ik heb de eer u voor te stellen, dit Bestuur voorloopig op te dragen aan een Driemanschap.’
| |
| |
‘Ik wil u herinneren, dat de zaak van het land, hoewel zeer ernstig, toch volkomen wettig is. Het Volk heeft nooit den weg der wet verlaten, heeft na de annexatie geprotesteerd, zich lijdelijk verzet, en zou misschien nog andere vreedzame middelen hebben verkozen, ware het niet, dat de Engelsche autoriteit in Pretoria dit onmogelijk gemaakt had. Het recht der Volken is aan onze zijde, en hoe zwak wij zijn, onze God is een rechtvaardig God. Mijne Heeren! de Heere zegene uwe werkzaamheden en bescherme ons Vaderland!’
Deze aanspraak, even hoopvol en mannelijk als de laatste toespraak van den gevluchten Staatspresident, in den Raad, pijnlijk geklonken had, werd door den Voorzitter (den heer Bodensteyn) als volgt beantwoord:
Hoog-Edele Heer en Heeren!
‘Wij hebben de aanspraak van ZHEd. den Vice-president met een warm gevoel van dankbaarheid vernomen, omdat ZHEd. den moed heeft gehad om, in dit moeielijk oogenblik, in naam van het Volk, de wet in handen te nemen. Nooit zal het Volk der Zuid-Afrikaansche Republiek vergeten, dat gij - toen de nood op het hoogst was gestegen - onder het gevaar van eene vijandelijke macht gezegd hebt: “Hier sta ik, God helpe mij, ik kan niet anders!”
Evenmin zal het Volk het werk van het Comité vergeten, dat gedurende de laatste vier jaren onzer onderdrukking, werkzaam en waakzaam was voor de belangen van het Volk. Wij zijn hier met u - en met ons Volk - gereed tot den laatsten man, om ons leven voor de onafhankelijkheid van ons dierbaar Vaderland te offeren.
Met Gods hulp zijn wij gereed alle voorstellen, die gij ons doen zult, tot voorziening van de behoeften des lands onmiddellijk in overweging te nemen.’
Overeenkomstig het voorstel van den Vice-President, benoemde de Volksraad nu terstond een Driemanschap, en koos daartoe den Vice-President, Paul Kruger, zelven, den voormaligen President M.W. Pretorius en P.J. Joubert, die terstond den eed van getrouwheid in handen van den Volksraad aflegden. Daarna werd de proclamatieGa naar voetnoot1) vastgesteld,
| |
| |
waarbij aan het Volk en aan ieder, wien het verder aanging, bekend zou worden gemaakt, dat de Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek hare functiën hervat had, en werd besloten dat die proclamatie te Potchefstroom zou worden gedrukt, en dat, indien noodig, een gewapende patrouille den drukker zou beschermen tegen belemmering in zijn werk. En eindelijk werd bepaald ‘dat het laager op Woensdag, den 15 December, Paardekraal zou verlaten, en zoo spoedig mogelijk een vast punt zou bezetten, waar de vlag der Republiek zou worden geheschen en de zetel der Regeering voorloopig zou gevestigd worden.’ Hiertoe werd, uit een politiek zoowel als strategisch oogpunt, met uitnemend doorzicht, Heidelberg gekozen. |
-
voetnoot1)
- Er waren 12 leden tegenwoordig, wier namen wel in de herinnering bewaard mogen blijven, en daarom hier volgen: P.J. Joubert, D.P. Taljaard, S. Prinsloo, P. de la Rey, J. Duvenage, J.P. Maré, C.B. Otto, P.A. Venter, C. van Rooyen, T. Dreyer, M.W. Vorster en C.J. Bodensteyn.
-
voetnoot1)
- Deze proclamatie is een merkwaardig stuk.
‘In naam van het Volk der Zuid-Afrikaansche Republiek’, zoo vangt zij aan, ‘onder biddend opzien tot GOD, doen wij, S.J.P. Kruger, Vice-President, M W. Pretorius en P.J. Joubert, door den Volksraad, in zijne zitting van den 13 December 1880 aangesteld, als het Driemanschap, dat voorloopig het Opperbestuur der Republiek voert, te weten:
1. Dat op den 16den dag van Januari 1852 tusschen H.M. Commissarissen W.S. Hogge en C.M. Owen, en de Afgevaardigden der Emigranten-Boeren een tractaat is gesloten, bekend onder den naam van de Zandrivier-Conventie.’ (Welk tractaat dan in zijn geheel volgt.)
Vervolgens wordt de geschiedenis der annexatie nagegaan, met opneming van het protest en de proclamatie door den Staatspresident en den Uitvoerenden Raad, tegen de annexatie uitgevaardigd. Verder worden de pogingen opgesomd door het Volk in het werk gesteld om de vernietiging der annexatie langs vreedzamen weg te verkrijgen, en daarna het Volksbesluit van 12 December 1879 in zijn geheel vermeld. Ten slotte heet het:
‘Onuitsprekelijk was de toorn van het Volk toen het zag, dat voorbedachtelijk en moedwillig door de Regeering in Pretoria de waarheid werd verduisterd, en dat de onwillige en afgeperste betaling der belasting als een wapen tegen het Volk werd gebruikt.’
‘De onwil van het Volk in het betalen van belastingen leidde tot kleine botsingen. Nog werd alles door de leiders van het Volk gedaan, om een openbare vredebreuk te beletten. Met volkomen goedvinden van den Kolonialen Secretaris en den heer Kruger, werd besloten te beproeven, of de Volksvergadering, die aanstaande was, de oplossing der moeielijkheden nog niet langs vreedzamen weg zou kunnen bewerken.’
‘Toen heeft het der Regeering in Pretoria goedgedacht, in weerwil van die overeenkomst tusschen den Kolonialen Secretaris en den heer Kruger, en twee dagen vóór den dag der samenkomst, eene proclamatie uit te vaardigeu, die ons geen keus laat tusschen deze twee: om, of als rebellen behandeld te worden, of onze eeuwige rechten als een vrij Volk te handhaven.’
‘Wij hebben beslist, en het Volk heeft ons den weg aangewezen. Wij verklaren voor God, den Kenner der harten, en voor de wereld: iedereen die van ons als oproermakers spreekt is een lasteraar! Het Volk der Zuid-Afrikaansche Republiek is nooit onderdaan van H.M. geweest en wil het ook niet wezen.’
‘Wij keeren dus terug tot het protest van de Regeering, boven aangehaald, en verklaren, dat van onze zijde het laatste middel beproefd is, om langs vreedzamen weg en vriendschappelijke bemiddeling de rechten des Volks te verzekeren.’
‘Wij geven dus aan iedereen te kennen, dat op den 13den December 1880, de Regeering is hersteld; de heer S.J.P. Kruger is opgetreden als Vice-President, en met de heeren M.W. Pretorius en P.J. Joubert het Driemanschap zal uitmaken, dat het Bestuur des Lands zal uitvoeren. De Volksraad heeft zijne zitting hervat.’
‘Alle ingezetenen van het land, die zich rustig houden, en gehoorzamen aan de wetten, zullen staan onder de bescherming der wet.’
‘De Republiek is bereid, in overleg en in overeenstemming met de Koloniën en Staten van Zuid-Afrika op eene confederatie in te gaan.’
‘Eindelijk publiceeren wij aan allen en een ieder, dat van heden af het Land wordt verklaard te zijn in staat van beleg, en onder de bepalingen van de oorlogswet.’
‘S.J.P. Kruger, Vice-President; M.W. Pretorius; P.J. Joubert, Driemanschap.’
|