De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– AuteursrechtvrijVI. Wonderfontein.Acht maanden later, den 10den December 1879, kwam het Volk weder bijeen, op de plaats Wonderfontein, in het district Potchefstroom, doch onder geheel andere omstandigheden dan op Kleinfontein. Dáár verwachtte men nog iets van eene samenspreking met Sir Bartle Frère, en van eene memorie aan de Koningin, door memoriën van stamverwanten in Zuid-Afrika ondersteund. In het vertrouwen, dat Hare Majesteit aan Transvaal eindelijk recht zou laten wedervaren, was het Volk toen stil uiteengegaan, doch dat vertrouwen was bitter beschaamd geworden. En nu kwam het Volk te Wonderfontein te zamen, om tot andere maatregelen over te gaan.
De memorie, door bemiddeling van Sir Bartle Frère, aan de Koningin gezonden, bleef maanden lang onbeantwoord. Eindelijk hoorden de Boeren, niet direct maar uit de tweede of derde hand, dat aan hun verzoek, in de memorie vervat, niet voldaan kon worden. Toen richtte het Volkscomité een beleefden brief aan Sir Garnet Wolseley, den man van het zwaard, die den man van de pen, Sir Bartle Frère, als Hooge Commissaris voor Natal en Transvaal was opgevolgd, en die op zijn reis van Natal naar Pretoria, in private gesprekken, had laten hooren, ‘dat de annexatie niet vernietigd zou worden’, om | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||
van hem te mogen vernemen ‘of Z. Ex. het antwoord op de Memorie ook reeds ontvangen had’. Wolseley antwoordde hierop met een proclamatie ‘dat het was de wil en het on wrik baar besluit van Harer Majesteits Gouvernement, dat dit Transvaal-gebied zijn zal en voor altijd blijven zal, een integreerend deel van Harer Majesteits bezittingen in Zuid-Afrika,’ met de waarschuwing aan allen, wien het aanging om zich ‘dien overeenkomstig te gedragen.’ Hierop volgde, een weinig later, een andere proclamatie, waarbij onder allerlei strenge straffen het houden van verdere ‘Bijeenkomsten’ verboden werd, en waardoor, feitelijk, de laatste hoop op eene vreedzame schikking werd afgesneden. De stamgenooten in Zuid-Afrika, wier sympathie men had ingeroepen, hadden zich zoo beslist mogelijk aan hun zijde geschaard, doch ook dit had niets vermocht. Het adres uit het Boerenkamp aan de Engelsche en andere kolonisten van Natal gericht, was daar goed ontvangen. Het adres aan de Boeren van den Vrijstaat werd door den Volksraad in behandeling genomen, waarop, na ernstige discussie en niettegenstaande de waarschuwingen van President Brand ‘om toch voorzichtig te zijn’, met 25 tegen 7 stemmen de wensch werd uitgedrukt, dat de pogingen der Transvalers mochten leiden tot ‘de herstelling hunner onafhankelijkheid als een Volk’Ga naar voetnoot1). De Afrikaners in de Kaapkolonie hadden, in antwoord op het adres aan hen gericht, de memorie der Transvalers door een andere memorie aan de Koningin, met ongeveer 7000 handteekeningen, gesteund, doch niets had geholpen. Als een uiterste poging had zich eindelijk een commissie gevormd, van 17 parlementsleden en 10 andere invloedrijke personen aan de Kaap, om Sir Bartle Frère op den kritieken toestand in Transvaal te wijzen, en zijn medewerking te verzoeken ‘tot het samenroepen eener conferentie van Transvalers en Britsche gemachtigden, om het gevoelen des Volks op te nemen, en indien dan toch waarlijk bleek, dat men niet onder de Britsche vlag wilde geregeerd worden, de herstelling der onafhankelijkheid van Engeland te verkrijgen met zulke voorwaarden voor de toekomstige zelfregeering der Boeren als in het belang van Zuid-Afrika mocht noodig geacht worden.’ Doch op al hetgeen die commissie Sir Bartle Frère had voorgehouden, had deze, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||
met den bekenden glimlach (of grimlach) om de lippen, geantwoord, ‘dat het nu zoo ver gekomen was, dat soldaten den politiedienaar op den voet moesten volgen, en soldaten op soldaten, tot dat de wet zou zijn gehoorzaamdGa naar voetnoot1).’ Van dien kant was dus geen verwachting meer.
Het Engelsche bestuur in Transvaal had er ook niet toe bijgedragen, om de Boeren met de annexatie te verzoenen. Het valt moeielijk te zeggen hoe de stroom zich gekeerd zou hebben, had Shepstone zich vergenoegd met de annexatie van Transvaal, onder de Engelsche vlag, en de regeering van het land in de handen des Volks gelaten. Doch, schoon hij dit wel bij de annexatie heeft laten verwachten, is het echter niet geschied. Elke gewichtige gouvernementsbetrekking werd spoedig door zijn eigen handlangers uit Natal vervuld; de Hollandsche taal werd door de Engelsche verdrongen, zoodat de Boeren zich, in hunne eigen publieke kantoren, van een tolk moesten bedienen; de nieuwbakken Engelsche ambtenaren en ambtenaartjes behandelden het Volk, op onverdraaglijke wijze, uit de hoogte; de Volksraad werd niet opgeroepen; de verkoop van kruit en patronen - onmisbaar in Transvaal - werd bemoeielijkt of geheel belet, en de eene proclamatie na de andere werd uitgevaardigd, om het Volk, onder bedreiging van als rebellen te zullen worden behandeld, in elke poging, om zich langs vreedzamen weg recht te verschaffen, te weêrstaan. Shepstone werd eindelijk in het bestuur vervangen door Owen Lanyon, een kolonel in Engelschen dienst, wiens naam nog minder goeden klank had onder de Boeren dan die van zijn voorganger. ‘Hij zou die laffe Boeren,’ heette het nu, ‘die zich van hun onafhankelijkheid hadden laten berooven, en hun land hadden laten annexeeren door een oud heer met 25 man politie, en nu zoo bluften, wel spoedig tot onderwerping dwingen. Hij zou Paul Kruger en andere belhamels eenvoudig laten ophangen, dan zou Transvaal spoedig tot rust gebracht zijn.’ Lanyon - bloot werktuig in handen van Sir Bartle Frère - de type van een Engelsch soldaat, die altijd met wilden heeft geoorloogd, en den oorlog slechts beschouwt als het middel om promotie te maken en buit te verkrijgen, schijnt dit zelf ook gedacht te hebben, en handelde dienovereenkomstig. Ongeschikter persoon dan Lanyon, had de Engelsche Regeering kwalijk als opvolger van Shepstone in Transvaal kunnen benoemen, tenzij daarmede bedoeld werd om de Boeren te tergen en te | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||
verbitteren. Eindelijk kwam Sir Garnet Wolseley den toestand geheel ondraaglijk maken. Pretoria schijnt voor dezen generaal gelijk te hebben gestaan met Magdala, en het onderscheid tusschen een vrijen Boer en een overwonnen Ashantijn, schijnt in zijn krijgsmansbrein niet te zijn opgekomen. Zijne proclamaties riekten naar buskruit; aan diners, hem ter eere door Engelschen en Engelschgezinden gegeven, liet hij den strop zien, waaraan hij de Voormannen des Volks zou ophangen, en bij een stevig glas wijn verklaarde hij, dat ‘zoolang de zon aan den hemel zou schijnen, Transvaal een Engelsche bezitting zou wezen.’ De belastingen, die het Volk niet dan ‘onder protest’ wilde betalen, zou hij ‘op de punt van de bajonet’ weten te innen, en om Bijeenkomsten te beletten was zijns inziens ‘niets zoo geschikt als schroot of een paar bommen.’ Te gelijker tijd werd aan het Ministerie, in Engeland, bericht, ‘dat de oppositie tegen de annexatie bijna was uitgedoofd en dat de groote meerderheid des Volks zich had onderworpen’!
Of nu de Boeren, indien het Engelsche bestuur in Transvaal de beloften bij de annexatie gedaan, ware nagekomen, en niet, met aan krankzinnigheid grenzende halsstarrigheid, het Volk altijd meer getergd en verbitterd had, bij hun lijdelijk verzet zouden berust hebben, en zich, na verloop van tijd, ten slotte, in de verandering van Regeering zouden hebben geschikt, is mogelijk, doch doet hier weinig ter zake. Zeker is het, dat hun, onder de omstandigheden, en na het uiterste te hebben beproefd om den vrede te bewaren, niet anders overbleef dan hun eigen Regeering te herstellen, al zou dit ook moeten geschieden ten koste van hun goed en bloed. En dáártoe kwam het Volk nu, in December 1879, op Wonderfontein te zamen. Hoe vast besloten het Volk was, om zijne onafhankelijkheid te herstellen, en hoe weinig men de bedreigingen van Wolseley telde, bleek thans uit alles. Had men bij vorige Bijeenkomsten het geweer nog in de rust gelaten, nu waren niet alleen de beide loopen zorgvuldig geladen, maar was de haan reeds half overgehaald. Men kwam naar Wonderfontein, niet om te spreken maar om te handelen. In afdeelingen van 300 à 400 man, met wagens en te paard, en wel gewapend, trok men uit alle deelen des lands naar de plaats der bijeenkomst, en reeds op weg ontbrak het niet aan veelzeggende demonstraties. De vlag, die iedere afdeeling vergezelde, werd gewoonlijk gedragen door een der oude Voortrekkers, en bij het binnenrijden van het laager, hield men stil voor de tent van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kruger, den ouden beproefden Paul, op wien, meer dan ooit te voren aller oog gevestigd was -, om hem te begroeten en door hem verwelkomd te worden. En toen Pretorius, die krank geweest was aan de koorts, eindelijk aankwam, werd hij, door meer dan 800 Boeren te paard, ingehaald en naar zijn tent geleid. Den 11den December waren er, naar men berekent, omtrent 6000 Boeren in het kamp te Wonderfontein vergaderd, - mannen, die in het gevoel van hun recht, en in vertrouwen op Hooger hulp, welberaden in het strijdperk gingen met ‘de machtigste Mogendheid ter wereld.’ Vóór de eigenlijke werkzaamheden aanvingen, gelastte Paul Kruger allen, die, ‘misschien gedwongen’, tegenwoordig waren, zich uit het kamp te verwijderen, doch niemand ging henen, want er was geen pressie geoefend. Vervolgens werd aan het Volk verslag gedaan van de werkzaamheden van het Comité, en daarna nam P. Joubert het woord: ‘Het Volk had gehoord, welk antwoord er was gekomen op de memorie aan de Koningin, en op welke wijze; - gehoord wat Sir Bartle gezegd had, en wat Sir Garnet dreigde; van resoluties, deputaties, Bijeenkomsten en memories was niets te verwachten; heden moest het Volk beslissen wat er ten slotte gedaan moest worden: of men zich zou onderwerpen, of wat men anders wilde.’ Het Volk had maar één antwoord, - hetzelfde antwoord van vroeger: ‘De Regeering moet hersteld, de Volksraad opgeroepen, een President gekozen worden.’ ‘Gemakkelijker gezegd dan gedaan,’ antwoordde het Comité; ‘laat het Volk toch niet overhaast en in opwinding handelen; men berekene de gevolgen van zulk een besluit; dat de Voormannen des Volks, een ieder in zijn kring, bedaard overleggen wat gedaan kan worden, en dat het besluit van het Volk, op den volgenden dag in behoorlijken vorm voor het Comité gebracht worde.’ Dit geschiedde, en den 15den December stelden de Voormannen, 30 in getal, het volgende ‘Volksbesluit’, met eenparige stemmen genomen, in handen van het Comité: | |||||||||||||||||||||||||||
‘Volksbesluit:Het Volk der Zuid-Afrikaansche Republiek heeft Vrijdag 12 December 1879, zijn wil geopenbaard, en gaat er nu toe over dien door besluiten uit te breiden. De tijd van memories aan de Engelsche Regeering is voorbij; langs dien weg is geen redding mogelijk. De ambtenaren van Hare Majesteit, de Koningin van Engeland, hebben door hunne onware en valsche voorstellingen de deur tot Hare Majesteit en het Parlement gesloten. Dit is voor hunne verantwoordelijkheid. Het Volk heeft gedaan wat het kon; nog en nog eens zou | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||
het tot de Koningin van Engeland willen gaan, want het Volk gelooft, zoo zeker als de zon schijnt, dat indien zij, de Koningin van Engeland, en het Engelsche Volk het wisten, dat hier een vrij Volk verdrukt werd, zij het nooit zouden gedoogen. Engeland is overal een beschermer der vrijheid geweest, en zou ook onze vrijheid, die verdrukt wordt, beschermen. Maar de ambtenaren van Hare Majesteit in Zuid-Afrika, die de noodzakelijkheid der annexatie blijven verdedigen, bedekken de waarheid en smoren onze stemmen. Wij kunnen dus niet meer tot Engeland spreken; er is niemand daar, die ons antwoordt. Het is daarom, dat wij, het Volk der Zuid-Afrikaansche Republiek, er toe overgaan om vast te stellen:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dit was duidelijke taal, en het Comité verklaarde zich bereid om het Volksbesluit uit te voeren. De volgende Bijeenkomst werd nu bepaald tegen den 6den April 1880, op de plaats Paardekraal, drie mijlen ten NO. van Wonderfontein. Dan en daar zou de Regeering der Republiek hare functiën hervatten. En hiermede werd deze belangrijke Volksbijeenkomst gesloten.
Opdat alles geregeld en met orde geschieden zou, zond het Comité, terstond na den afloop der Bijeenkomst, een afschrift van de genomen besluiten, aan Wolseley, met een begeleidend schrijven, onderteekend door de heeren Pretorius en Bok, als voorzitter en secretaris van het Volks-comité. Wolseley antwoordde hierop, door de stukken te stellen in handen van den Staatsprocureur Maasdorp. Deze adviseerde terstond, zooals van hem verwacht werd, dat allen, ‘die zich met de beweging der burgers van de Zuid-Afrikaansche Republiek inlieten, zich schuldig maakten aan hoogverraad (crimen laesae Majestatis).’ Swart, nu thesaurier-generaal, en door het Engelsche Gouvernement tot alles te gebruiken, diende vervolgens eene officieele aanklacht in tegen Pretorius en Bok, wegens hoogverraad, waarop Wolseley bevel gaf tot hunne inhechtenisneming. Bok werd den 3 Januari 1880 gevangengenomen, doch terstond weder losgelaten onder borgstelling van £ 3000 (ƒ 36,000). Pretorius werd, twee dagen later, nagenoeg van zijn bed gelicht en naar de gemeene gevangenis geleid. Dit werd nauwelijks onder het Volk bekend of honderden kwamen te zamen, op een plaats nabij Potchefstroom, om hem met geweld uit de gevangenis te verlossen, doch lieten hiervan af op bevel van Pretorius zelf, en gehoor gevende aan de vertoogen van Kruger. ‘Geen geweld met geweld gekeerd, - ten minste niet voor het uiterste beproefd is’, bleef de leuze der leiders, ook in dit moeielijk oogenblik. Pretorius, die eerst, en terecht, geweigerd had om borgen te stellen ‘voor zijne verschijning voor het gerechtshof, om zich te verantwoorden op de beschuldiging van hoogverraad, zoodra hij daartoe zou worden opgeroepen,’ werd toch eindelijk, den 8sten Januari, onder borgstelling ontslagen en reisde naar Pretoria, waar hij een lange conferentie had met Sir Garnet Wolseley, die hem ten slotte een zetel aanbood in den Uitvoerenden Raad! Zulk een aanbod is waarschijnlijk nooit te voren aan iemand gedaan, die, van hoogverraad beschuldigd, pas onder borgen uit de gevangenis was gekomen. Alleen van Wolseley was zoo iets te verwachten. Had hij Pretorius en Bok laten gevangennemen om het Volk schrik aan te jagen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||
of wel, om, zoo die inhechtenisneming van de zijde des Volks tot eenige demonstratie aanleiding mocht geven, in de gelegenheid gesteld te worden met het zwaard tusschen beide te komen, - door Pretorius een zetel in de Regeering aan te bieden, trachtte hij hem van de zaak des Volks te vervreemden. Het een noch het ander gelukte echter; het Volk gehoorzaamde zijn leiders en hield zich rustig, en Pretorius weigerde de hem aangeboden betrekking. Van verdere vervolging wegens hoogverraad was geen sprake, en hoe Sir Garnet zichzelven mocht vleien en den minister mocht mededeelen, ‘dat hij zijn doel met de inhechtenisneming en de daarop gevolgde aanbieding aan Pretorius, volkomen bereikt had, en dat het Volk nu rustig was, en alle oppositie spoedig zou zijn uitgestorven’, zeker is het, dat hij, evenzeer door zijne vervolgingen als door zijne aanbiedingen, in de oogen van het Volk, fiasco gemaakt heeftGa naar voetnoot1). |
|