De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 489]
| |
Pogingen ter vernietiging der annexatie, bij lijdelijk verzet daartegen.I. De eerste deputatie.De deputatie door den Uitvoerenden Raad benoemd om het protest der RegeeringGa naar voetnoot1) naar Engeland over te brengen, en de vernietiging der | |
[pagina 490]
| |
annexatie te bewerken, vertrok uit Transvaal, en had reeds den 5 Juli 1877, een onderhoud met den Engelschen Minister van Koloniën, Lord Carnarvon. De uitslag van dit onderhoud, en het resultaat der geheele zending, was te voorzien. Carnarvon, door Shepstone geïnformeerd, dat, ‘het protest en het besluit van den Uitvoerenden Raad, zoowel als de proclamatie van Burgers, noodzakelijk alleen dienen moesten, om de opgewondenheid hier en daar te doen bedaren’; - dat het plan, om een deputatie te zenden ‘den Boeren in het hoofd gebracht was, door de annexatie-partij zelve;’ - dat het protest geen beteekenis had, dan ‘als voorwendsel voor de groote meerderheid van het Volk, om stil te kunnen berusten in hetgeen men wel verstond, dat het eenige middel was om zich zelven en het land te redden; - dat hij, Shepstone, als bewijs dat de annexatie populair was onder de Boeren, er slechts op behoefde te wijzen, welk ‘een razernij het zou geweest zijn, voor iemand zooals hij, slechts omringd van een staf van 12 personen en een escorte van 25 man, om het Gouvernement van een land omver te werpen en zichzelven aan het hoofd te plaatsen, in strijd met de begeerten van zulk een Volk’; en verder: bewust, dat het eene lid der deputatie (Jorissen) zijne benoeming slechts had aangenomen, onder uitdrukkelijke verstandhouding met Shepstone, dat hij zijne betrekking als staatsprocureur, nu onder het Engelsche Bewind, niet zou verbeuren, - Carnarvon beschouwde de deputatie als een wassen neus en meende, dat Kruger, een Boer, ‘gebruikt’ werd zonder dit te verstaan, en in elk geval slechts een kleine minderheid vertegenwoordigde. Dat de deputatie, eigenlijk, uit Paul Kruger bestond, en dat deze het Volk van Transvaal vertegenwoordigde, kon Carnarvon niet inzien. Het antwoord van den Minister, op de vertoogen der deputatie, was kort en, gelijk hij meende, afdoende. In discussies omtrent de wettigheid der annexatie kon hij onmogelijk treden. ‘Het was een daad, uitgevoerd in naam der Koningin, door een daartoe volkomen gemachtigd ambtenaar, en dus kon hij in geen geval toelaten dat die in quaestie getrokken werd.’ Doch, ‘indien zoo iets ongehoords ook zou kunnen geschieden, dan, in dit geval, toch nog maar alleen, wanneer de overgroote meerderheid van het Volk zich tegen de annexatie verklaard had, in plaats van er mede ingenomen te zijn. Dit laatste bleek duidelijk uit het feit, dat Sir Theophilus, op klaarlichten dag en van slechts vijfen | |
[pagina 491]
| |
twintig man omringd, het land had geannexeerd zonder dat iemand een vinger had uitgestoken om hem zulks te beletten, en zonder dat er eenige beweging op gevolgd was. Ieder bericht van Sir Theophilus luidde daarentegen, dat het Volk, eenige heethoofden uitgezonderd, tevreden was met de verandering van Regeering. Indien dit ook zoo niet ware, dan nog zou de annexatie, eens geschied, onherroepelijk wezen, hoeveel meer nu, daar het Volk er mede ingenomen was of er zich mede verzoend had.’ ‘Laat dit laatste uitgemaakt worden door een Volksstemming,’ vroeg Kruger, doch de edele Lord was te zeker van zijne zaak, om haar op zulk eene proef te stellen. Daar het nu duidelijk gebleken was, dat Carnarvon de annexatiequaestie zelfs niet bespreken wilde, en veel minder de annexatie vernietigen, drong de heer Jorissen er op aan, dat zekere concessiën aan het Volk zouden worden verzekerd, onder het Britsch bestuur. Hiertoe was Carnarvon wel geneigd: voorloopig zou het officieel gebruik der Hollandsche taal, nevens de Engelsche, worden toegestaan, en zooveel als mogelijk was, zou aan de begeerten van het Volk tegemoet worden gekomen in den nieuwen regeeringsvorm, die voor Transvaal zou worden vastgesteld. ‘Tot elke mogelijke concessie was H.M. Gouvernement bereid, maar onder de Engelsche vlag. De annexatie was onherroepelijk.’ In aanmerking nemende hoe lang hij de deputatie in Engeland had opgehouden, stelde Carnarvon den afgevaardigden uit Transvaal een som gelds ter hand, voor ‘verblijfkosten.’ Dat geld werd niet zonder voordacht gegeven.
De deputatie kwam tegen het einde van December 1877 terug in Transvaal, en deed op den 7den Januari 1878, te Pretoria, verslag aan het Volk van haar zending. Dit verslag werd met een zeker gevoel van teleurstelling, met verontwaardiging gemengd, ontvangen: ‘Hoe had de deputatie, - hoe had Paul Kruger geloof kunnen slaan aan de praatjes van Carnarvon, dat de groote meerderheid van het Volk tevreden was met de annexatie? En waarom had men den Minister gevraagd om “voorrechten, onder de Engelsche vlag”, daar het Volk juist met die vlag niets te maken wilde hebben?’ Ook werd het niet gunstig opgenomen, dat de deputatie eenige reiskosten van Carnarvon had aangenomen. De Afgevaardigden verantwoordden zich zoo goed mogelijk met de betuiging, dat zij naar hun beste vermogen, in het belang van land en | |
[pagina 492]
| |
Volk gehandeld haddenGa naar voetnoot1). De vraag was echter: ‘wat er nu verder gedaan moest worden,’ Van berusting in de annexatie en onderwerping aan het Engelsche bestuur was geen sprake, en alleen tusschen onderwerping óf gewelddadig verzet scheen de keuze te liggen. Gemakkelijk kon men Sir Theophilus en de krijgsmacht, die hem nu omringde, over de grenzen zetten. Dat Engeland, vrijwillig, de annexatie zou vernietigen, scheen niet denkbaar.’ Hiertegen hield Paul Kruger echter staande, ‘dat Lord Carnarvon anders gesproken en gehandeld zou hebben, indien hij niet blijkbaar onder den indruk verkeerde, dat de groote meerderheid van het Volk met de annexatie tevreden was, en dat de Britsche Regeering de annexatie wel zou vernietigen, als het haar duidelijk gemaakt werd, dat het Volk niet begeerde onder Engelsch bestuur te staan. Het was daartoe noodig, dat het Volk zelf, bij algemeene stemming (plebiscite) te kennen zou geven, of de groote meerdergeid vóór of tegen de annexatie was.’ Hiertoe werd ook eindelijk besloten, en de regeling der Volksstemming aan een Commissie opgedragen.
Deze Commissie, hield eene vergadering op de plaats ‘Nauw-poort’, aan Mooirivier, den 28 Januari 1878, en bepaalde toen dat er eene vergadering van vereenigde Volks-commissiën zou worden gehouden op de plaats ‘Doornfontein’, aan Gats-rand, op den 4 April e.k., om den uitslag der Volksstemming te vernemen en te overwegen, welke verdere stappen er genomen moesten worden, om, langs vreedzamen weg, de | |
[pagina 493]
| |
onafhankelijkheid te herkrijgen. Dit meende Shepstone echter te moeten en te kunnen beletten: ‘Aan die agitatie moest een einde komen; de annexatie was onherroepelijk; Transvaal was Engelsch en zou Engelsch blijven. Het Gouvernement had geen bezwaar gemaakt tegen de eerste Volksvergaderingen, om de deputatie gelegenheid te geven verslag van haar zending te doen en het Volk te overtuigen, dat de annexatie niet vernietigd kon worden, doch nu konden zulke bijeenkomsten niet meer toegelaten worden.’ Om die reden vaardigde hij een proclamatie uit, 11 Maart 1878, waarin de ware vrienden en leidslieden van het Volk, opstandige oproerlingen genoemd werden, ‘die trachtten het Volk van Transvaal te verleiden tot het verbreken van den openbaren vrede, en tot het plegen van daden van oproer tegen Harer Majesteits Gouvernement’, met bedreiging dat ‘alle verdere vergaderingen, waarop eenigerlei besluit tegen het gezag der (Britsche) Regeering zou worden voorgesteld’ als rebellie beschouwd en strengelijk zouden worden gestraft. Het Volk liet zich echter niet afschrikken, en ofschoon de bijeenkomst te Doornfontein geen Volksvergadering zou zijn, maar een vergadering der Commissiën, en Paul Kruger, om allen schijn zelfs van gewelddadig verzet te vermijden, een ‘Bekendmaking’ had laten uitgaan, waarbij het Volk verboden werd ‘om gewapend of ongewapend, naar Doornfontein te komen, daar er slechts een “Commissievergadering” zou worden gehouden, wier handelingen terstond zouden worden gepubliceerd’, was er op den bestemden dag toch een schare van minstens 1000 personen op Doornfontein bijeen. Shepstone mocht hieruit verstaan dat het Volk zijn bedreigingen niet telde, en Paul Kruger, dat de oude Boerengeest ontwaakt was als in den bloeitijd van den trek, en dat het Volk zelf meende te handelen. |
|