De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 448]
| |
III. Burgers als president.Den 1sten Juli 1872 werd door Burgers de ambtseed afgelegd in deze bewoordingen: .... ‘Ik beloof en zweer plechtig, dat ik getrouw zal zijn aan het Volk.., van niemand eenige gift of gunst zal aannemen, wanneer ik vermoeden kan dat deze gift of gunst gedaan of bewezen zou worden met het oogmerk om van mij een besluit ten voordeele van den begunstiger of gever te gewinnen; dat ik mij gedragen zal overeenkomstig de Grondwet dezer Republiek’, en nauwelijks had hij zich dus aan het Volk verbonden, of er vond een bijna algemeene omkeering in het publiek gevoelen, te zijnen gunste, plaats. Dit laat zich gemakkelijk verklaren. Burgers kon, waar hij wilde, bij uitnemendheid populair zijn, was een vlug spreker en wist bij zijn optreden als President terstond de snaar te raken, die op dat oogenblik het gevoeligst trillen moest in het hart des Volks: de snaar van hoop. Hij vond het Volk half moedeloos neergezeten, en hij-zelf was vol moed, vol grootsche plannen voor de toekomst. Zijn program was kort maar veelomvattend, wegsleepend en opbeurend: ‘Het papieren geld zou dadelijk tegen goud worden ingewisseld, en de leening, die daartoe gesloten moest worden, zou hij tot stand brengen; de Republiek moest en zou een haven hebben, geheel onafhankelijk van Engeland; bruggen zouden er geslagen worden over de groote rivieren, en de publieke wegen zouden op 's lands kosten in orde gemaakt en gehouden worden; het rechtswezen zou geregeld worden; de kantoren zouden worden gezuiverd, degelijke ambtenaren worden aangesteld en de onbruikbaren uit den openbaren dienst worden verwijderd; scholen, met uitstekende meesters aan het hoofd, zouden er over de lengte en breedte van het land verrijzen, zoodat het armste kind, op de verst afgelegen plaats, behoorlijk onderwijs zou kunnen ontvangen; de belastingen zouden zóó worden geregeld, dat de noodzakelijke uitgaven behoorlijk konden worden bestreden, doch de meest mogelijke bezuiniging zou betracht worden; de mijnen zouden worden bewerkt, andere mijnen ongonnen, fabrieken opgericht en nieuwe bronnen van welvaart geopend worden. Ook zouden nu alle grensquaesties spoedig beëindigd zijn, en de Kaffers tot hun plicht gebracht worden. | |
[pagina 449]
| |
Buitenlandsche betrekkingen zouden worden aangeknoopt om, zooveel mogelijk, onafhankelijk van Engeland te zijn en te kunnen blijven. Zoo zou de Republiek zich spoedig van hare malaise herstellen; - zou zij een vereenigingspunt worden van alle oprechte Afrikaners, die niet onder Engelsch bestuur wilden staan, en zou zij zich tot een ongekende mate van bloei en invloed verheffen. Het Volk moest maar moed houden; vertrouwen stellen in de oprechtheid zijner bedoelingen; hem, den President, steunen in de uitvoering van zijne plannen, en de heerlijkste toekomst zou aan Transvaal verzekerd zijn. Vooruitgang en Vrijheid was zijn leuze. Nog beter dan in den Vrijstaat, zou in het rijke Transvaal, ‘alles recht komen’.
Dit program, en de wijze waarop het voorgedragen werd, werkte electrisch op de bevolking. Men begon elkander geluk te wenschen met zulk een President, en zij, die persoonlijk met hem in aanraking geweest waren, roemden zijn vriendelijkheid, zijn bonhomie, en gemeenzaamheid. ‘Hij was volstrekt niet trotsch, en dat hij knap was kon men dadelijk aan hem merken. Het was jammer dat zulk een man ooit predikant geworden was. Voor die betrekking was hij, ook om zijn moderne gevoelens, in Holland opgedaan, ongeschikt, doch als President kon men alles van hem verwachten. Niet om eigen voordeel of eer, maar alleen in het belang van de Transvaal was hij President geworden, en hij zou ten minste doen wat hij kon om het land te helpen.’ Men begon te roepen: ‘Leve Burgers!’ en de enkelen, die hun hoofd bleven schudden, werden met wantrouwen aangezien. Die er op durfde wijzen, dat Burgers gewoon was om groote woorden te spreken, welke op niets uitliepen, en plannen te maken, die in rook vervlogen, dien ging men bijna te lijf, en hij die durfde profeteeren, dat de Burgers-regeering onder de Engelsche vlag zou eindigen, werd als een vijand der Republiek gedoodverfd. ‘Burgers was een Afrikaner’, heette het, ‘en nooit zou een Afrikaner zijn land verraden.’ Ten slotte verklaarden ook de hoofdschudders dat zij bereid waren om Burgers een kans te geven: ‘Alles wat redelijkerwijs gedaan kon worden,’ zeiden dezen, ‘is in het werk gesteld om zijne verkiezing, nog op het laatste oogenblik, tegen te werken, doch nu hij eenmaal President is, moet hem de gelegenheid gegeven worden, om te toonen wat hij voor de Republiek kan en wil doen. Wij kunnen hem geen hulde bewijzen, begeeren geen ambten onder hem te bekleeden, doch zullen hem niet tegenwerken. Als zijn regeering mislukt, gelijk te voorzien is, dan moet het nooit aan ons geweten kunnen worden. Wij verwach- | |
[pagina 450]
| |
ten geen heil van de regeering van Burgers, doch het zou onbillijk zijn om hem, nu hij eenmaal President is geworden, op eenige wijze te belemmeren in de verwezenlijking van plannen, die der Republiek tot nut zouden kunnen strekken.’ Onder zulke omstandigheden aanvaardde Burgers de teugels van het bewind. Zijn eerste reize door het land was een zegetocht. Overal waar hij zich vertoonde, werd hij met eer en hartelijkheid ontvangen, en van heinde en verre kwam men om hem te zien en te hooren. Het was alsof zijne verschijning, bijna een ieder, moed, hoop en vertrouwen inboezemde, en onwillekeurig gevoelde het Volk zich weer bereid tot elke opoffering, in het belang van het land. Het hart des Volks werd tot den nieuwen President geneigd; men schaamde zich over het wantrouwen, dat tegen zijn persoon gekoesterd was, en scheen hem dit op elke mogelijke wijze te willen vergoeden. Nooit tevoren heeft het Volk eenen President zóóveel eer bewezen, en in iemand zóóveel vertrouwen gesteld. En toen nu werkelijk het papieren geld tegen (geleend) goud werd ingewisseld, en de verachte banknoten de volle geldswaarde verkregen, steeg het vertrouwen in Burgers ten top. Elk goudstuk toch, dat men ontving voor een papieren Pond Sterling, werd als een bewijs beschouwd, dat de President kon doen wat hij beloofd had, en zou ten uitvoer brengen, wat in zijn program was opgenomen. Die anders zeide, heette een lasteraar, een vijand van de Republiek. De natie was als gebiologeerd.
Vier jaar later had dat vertrouwen plaats gemaakt voor algemeen wantrouwen, was de bewondering overgegaan in minachting, en was de naam, van den eerst zoo gevierden man, een aanstoot geworden in de ooren van het Volk. Zelden zijn hoog gespannen verwachtingen zóó in rook vervlogen, als die der Transvalers, met betrekking tot den President, wiens regeering zooveel beloofde. En zelden is een Volk zoo spoedig en zoo volkomen ontnuchterd geworden. Drie jaren nadat Burgers aan de regeering was gekomen, bevond de Republiek zich in benarder omstandigheden dan ooit te voren, en, gelijk door enkelen van meet aan was voorspeld, eer de vijf jaren van zijn Presidentschap waren voorbij gegaan, had de Engelsche Regeering van het land bezit genomen.
Dat het program, waarmede Burgers de regeering in Transvaal aanvaard heeft mislukt is, wordt door niemand ontkend, doch de schuld daarvan heeft men, ten onrechte, op de Boeren geworpen. ‘Zij | |
[pagina 451]
| |
waren “zoo wordt gezegd,” te weinig ontwikkeld om den President in zijne grootsche plannen te steunen; een Volk, dat hem niet begreep, en hem in de ure van nood alléén liet staan. Burgers was zijn tijd vooruit en de Boeren bleven eeuwen ten achteren, en daaraan is het toe te schrijven dat zijn regeering mislukt is.’ Anderen spreken van de ‘ondankbaarheid der Boeren; van hun ontrouw, hun lafhartigheid, en hun lichtgeloovigheid om het oor te leenen aan degenen, die hen, om eigen voordeel, tegen Burgers opruiden,’ waardoor Burgers de handen gebonden en zijne krachten verlamd zijn geworden, en die ten laatste geleid hebben tot zijn val en de annexatie der Republiek. ‘Burgers, meent men,’ is wel schuldig, heeft wel nu en dan onbedacht gehandeld, heeft te weinig rekening gehouden met het eigenaardig karakter der Boeren, en zich te snel bewogen op de baan van vooruitgang, doch de hoofdschuldigen zijn de Boeren zelven. Waren zij hem gevolgd, hadden zij hem gesteund, waren zij hem getrouw gebleven, dan zou hij de Republiek tot de hoogste mate van bloei hebben kunnen brengen, en zijne schoonste plannen hebben kunnen verwezenlijken. In zijn vertrouwen op het Volk geschokt, door het Volk verlaten, werd Burgers, zedelijk, non composmentis, en deed hij, wat hij anders nooit gedaan zou hebben. De Boeren zelf zijn verantwoordelijk voor zijn val’. -
Dit laatste is ten deele waar, doch in een anderen zin dan hier bedoeld wordt. De Transvalers zijn niet geheel vrij te pleiten van de schuld, die de Regeering van Burgers aankleeft, en moeten voor een deel verantwoordelijk gehouden worden, voor haar treurig einde. Doch niet omdat zij Burgers te weinig, maar omdat zij hem te veel vertrouwd hebben; omdat zij hem, niettegenstaande de waarschuwingen van enkelen, die toen met minachting behandeld zijn, in het begin zijner regeering bijna blindelings gevolgd zijn; omdat zij te lang geloof geslagen hebben aan de groote woorden, door Burgers gesproken, en eerst tot ontwaking gekomen zijn toen het bijna te laat was.
Dat Burgers zijn loopbaan als President der Zuid-Afrikaansche Republiek begonnen is, met het plan om die als gepensioneerde der Engelsche Regeering te eindigen; of wel: dat hij het Volk moedwillig, door valsche voorstellingen van toekomstigen bloei en grootheid, misleid heeft, zegt niemand. Integendeel, mag men veilig aannemen, dat in het begin, niemand meer in President Burgers geloofde dan | |
[pagina 452]
| |
Thomas Burgers zelf. Doch hiermede is ook bijna alles gezegd wat tot zijne verontschuldiging kan bijgebracht worden, en het is niet van toepassing op het later deel van zijn regeering. Dat hij voorts bijna elke hoedanigheid miste, die, vooral toen, onmisbaar gerekend moest worden in den eersten ambtenaar van den Staat, is kwalijk zijn schuld, doch had hem moeten weerhouden om dat ambt te aanvaarden. Transvaal had een man noodig van beproefde ervaring, vaste beginselen en degelijke kennis; ernstig, spaarzaam en volhardend: Burgers was zonder ervaring op politiek terrein, vlug en vluchtig in alles, kwistig met woorden en met geld, ijdel, overmoedig in voorspoed, en zonder zedelijke kracht, om in tegenspoed pal te staan. Daarenboven heeft hij het land willen regeeren in strijd met de traditiën en het Volkskarakter der Boeren, waarmede hij nimmer rekening heeft gehouden. Een enkele blik op zijn bijna vijfjarig bestuur over Transvaal zal dit voldoende toelichten.
Toen Burgers het Presidents-ambt aanvaardde waren de banknoten, door de Regeering uitgegeven, reeds eenigszins in waarde gestegen, en was de bijna gestremde circulatie van gemunt geld weer begonnen te vloeien. Men had een markt gevonden, voor eenige hoofdproducten, op de pas ontdekte diamantvelden, wier schatten ook op andere wijze Transvaal ten goede kwamen, en de toevoer van contanten deed de waarde der papieren munt stijgen, van vier tot negen of tien shillings in het Pond Sterling; - dus tot ongeveer de helft der nominale waarde. Dat de banknoten spoedig tot haar volle waarde zouden stijgen, indien het bestuur des lands behoorlijk zou geregeld worden, gelijk in den Vrijstaat geschied was onder Brand, liet zich wel aanzien. Daartoe was zeker noodig, dat de Regeering, jaarlijks, een zeker bedrag aan noten, tegen de volle waarde in goud, zou kunnen inwisselen, en om haar daartoe in staat te stellen, was er reeds besloten, een geldleening aan te gaan. Dit zou het best hebben kunnen geschieden bij openbare inschrijving, en tot geen grooter bedrag dan voor het oogenblik dringend vereischt werd. Doch Burgers, die op zich nam om de leening te sluiten, dacht er anders over, en vond het beter om het geld op te nemen tot het volle bedrag. Van de £ 60,000 aan noten, door het Gouvernement uitgegeven, werd het grootste gedeelte gehouden door de groote handelshuizen en winkeliers, die ze in betaling genomen hadden voor goederen (buitendien reeds onbetaalbaar duur), tegen nog geen vierde van de | |
[pagina 453]
| |
nominale waarde; - door agenten of zaakwaarnemers, die zich hunne voorschotten en bewezen diensten met ‘papier’, - tegen een vijfde der waarde gerekend, hadden laten voldoen; en door ambtenaren, die er hun werk van gemaakt hadden, om banknoten op te koopen voor goud, tegen een disconto van 400 à 500 pct. Om dezen te gerieven en vast aan zich te verbinden, kon Burgers zeker niet beter doen dan de noten terstond tegen goud in te wisselen, doch het land zou daar onder moeten lijden. Werkelijk ging hij tot den onverantwoordelijken stap over; £ 63,000 werd geleend van een der Kaapsche banken, en de banknoten, zonder verwijl en à pari, tegen goud opgenomen. Een kleine kring van handelaars, ambtenaren, geldschieters en woekeraars werden hierdoor verrijkt, én onder dure verplichting gebracht aan den President. De ambtenaren konden nu uit de, voor korten tijd, welgevulde koffers hunne tractementen in goud ontvangen, en werden langs dien weg aan Burgers verbonden, en hij-zelf had nu voor zijne eigen behoeften, over contanten te beschikken. Ook werd voor het oogenblik, het hart der Boeren voor den President gewonnen, die half waardeloos papier in goud had omgetooverd, en werd de invloed van Burgers bijna onbegrensd. Doch tot welken prijs werd die invloed verkregen? Een deel der Gouvernementsgronden ging, als pand voor het geleende geld, in vreemde handen over; het land werd onder een zwaren schuldenlast gebracht met drukkende jaarlijksche rente; woekeraars werden verrijkt ten koste van het Volk; geldschieters, die ‘papier’ hadden uitgezet, eischten kapitaal en renten in goud - met 300 à 400 pct. winst dus -, dat tot eindelooze processen aanleiding geven en velen ten gronde richten moest. Deze geldleening was het begin der dwaasheden, die de Burgers-regeering gekenmerkt, zijn val veroorzaakt, en de Republiek bijna onherstelbaar in het verderf gestort hebben.
Schoon zelf geboren Afrikaner, heeft Burgers zich blijkbaar, van het begin zijner regeering, misrekend in het eigenaardig karakter der Boeren. Zoo heeft hij niet verstaan hoe diep hij in de achting van dit Volk zou moeten vallen, zoodra het onbegrensd vertrouwen, dat in hem gesteld werd, beschaamd zou worden. En dit geschiedde spoedig. Men had verwacht, dat Burgers, uit de kerkelijke bediening tredende, vergeten zou dat hij woordvoerder der moderne partij in de Synode geweest was, en men vond, dat hij, zooveel mogelijk, moderne predikanten en andere zijner vrienden in de kolonie, aan betrekkingen zocht te helpen in Transvaal | |
[pagina 454]
| |
- dat hij zich ongunstig uitliet tegenover de Gereformeerden, die tot zijne vroegere, kerkelijke, tegenstanders behoord hadden; - dat hij modern predikant bleef op den Presidents-zetel. Men wist, hoe hij over den godsdienst dacht, maar verwachtte dat hij zich, ten minste uitwendig, zou schikken naar de gewoonten van het Volk, wat openbaren eeredienst en godsdienstig leven betreft; doch die met hem gereisd en in zijn omgeving verkeerd hadden, schudden al zeer spoedig het hoofd. Ook maakte de ‘vriendelijkheid tegenover iederen Boer’, al zeer spoedig plaats voor onvoegzame gemeenzaamheid met avonturiers van het geringste soort, en vergezelschapping met personen, die, in het oog der eerzame Boeren, een hoogst laakbaar leven leidden. Men had groote verwachtingen van de geleerdheid, het doorzicht en het beleid van den President, waarvan de couranten zoo hoog hadden opgegeven; men sloeg geloof aan zijne verzekeringen, dat hij alle grens- en andere landskwestiën met één blik overzien had, dat hij reeds plannen gevormd had om alles in orde te brengen, en dat de bloei der Republiek verzekerd was, als men hem slechts volgde, op den door hem afgebakenden weg van vooruitgang. Doch de eenvoudigste Boer bemerkte spoedig, dat de President gewoon was zich van holle phrasen te bedienen; dat hij van de Kaffer-kwestie niets afwist; dat hij onpractisch was; en dat zijne regeering schatten verslond, maar niet in het belang van het Volk. Zoo moest bijv. zijn voorstel, dat er wegbelastingen geheven, en de groote wegen op 's lands kosten in goeden staat gebracht en gehouden zouden worden, en om bruggen te slaan over de groote rivieren, ieders hart stelen, doch de ontnuchtering kon niet uitblijven, toen er wel belasting geheven werd, doch de rivieren zonder brug en de wegen ongemaakt bleven. En zoo ging het bijna in alles.
In plaats van degelijke Boeren, zooals Paul Kruger, bij het Volk in achting en wel bekend met de geschiedenis des lands, tot zijne raadslieden te nemen, omringde Burgers zich van avonturiers, landagenten, zelfgepromoveerde rechtskundigen en dergelijken, op wier stem en steun hij steeds rekenen kon voor zijne voorstellen en plannen in den Volksraad. Doch het gevolg hiervan was dat de oude Voortrekkers zich spoedig vreemd begonnen te gevoelen in den nieuwerwetschen Volksraad; dat de rechte Boeren er tegen op begonnen te zien om in dien Raad zitting te nemen, en dat de Regeering alzoo steeds meer in vreemde en verkeerde handen kwam. | |
[pagina 455]
| |
Had Burgers eenigszins rekening gehouden met het karakter der Boeren, dan zou hij nimmer geld hebben laten slaan met zijn beeltenis, of zijn vlag in de plaats gesteld hebben van de Boerenvlag, bij Volksraadsbesluit in 1852 vastgesteld; dan zou hij geen schoolwet hebben ingevoerd, lijnrecht in strijd met het godsdienstig bewustzijn der natie; - geen pogingen hebben aangewend om de ‘voormaunen’ des Volks ter zijde te stellen; en zou hij zich, bovenal, aan een stil, sober, rustig leven gewend hebben, in plaats van aan zijn ijdelheid, hilariteit en spilzucht vrijen teugel te geven. Hij had het kunnen weten, dat de persoonlijke achting, die men voor hem koesterde, op die wijze spoedig in minachting moest overgaan, en dat het vertrouwen der Boeren, eens verbeurd, zelden of nooit herwonnen wordt.
Dat Burgers zóó weinig kennis had van het karakter der Boeren om te kunnen gelooven, dat een Volksraadsbesluit, schoon in strijd met het gevoelen der bevolking doorgedreven, als zoodanig - iets beteekende, grenst aan het ongelooflijke. Toch rust op die dwaling, onder meer, geheel zijn reis naar Europa, met de spoorwegleening en andere onheilen daaruit voortgevloeid. Met een resolutie van eene, hem geheel dienstbare, meerderheid in den Volksraad in de hand, meende Burgers straffeloos te kunnen handelen, tegenover den geest van de meerderheid des Volks. In geen land zou een minister dit op den duur kunnen volhouden; doch de President van een Vrije Republiek, zooals die der Boeren, moet oogenblikkelijk vallen, zoodra zijn toeleg doorgrond wordt.
De spoorwegleening, en bepaald de wijze waarop, die gesloten werd, zette de kroon op de dwaasheden der Burgers-regeering; en bracht haar den doodsteek toe. Het plan van een spoorweg, van Delagoa naar het Hoogeveld van Transvaal, was niet nieuw en reeds uitvoerig behandeld vóór Burgers aan de Regeering kwam. Transvaal kan zulk een verbinding hebben en behoort die te hebben. Het oogenblik om daarmeê een begin te maken, werd echter door Burgers allerongelukkigst gekozen. Slechts in tijd van vrede en binnenlandsche rust; na alles door deskundigen te hebben laten onderzoeken, en de resultaten van dat onderzoek aan het Volk te hebben voorgelegd, en de toestemming van het Volk te hebben verkregen, kon en kan zulk een onderneming tot stand worden gebracht maar niet in een opgewonden oogenblik, en met allen schijn van een coup d'état, gelijk nu het geval was. Het heeft | |
[pagina 456]
| |
toch al den schijn alsof, toen de moeielijkheden zich rondom Burgers begonnen te vermenigvuldigen het spoorwegplan werd aangegrepen om hem een reize naar Europa te laten doen en zoo de aandacht van het Volk af te leiden. ‘Hij zou beproeven een spoorwegleening en spoorwegtractaten te sluiten. Gelukte dit, dan zou er voorshands geen gebrek zijn aan gereed geld, dan zou het vertrouwen in zijn persoonlijkheid weer herleven, dan.........’ Doch die plannen konden niet gelukken, en de President stuurde het schip van Staat bijna te pletter tegen de scherpe rotsen, die de haven versperden, waarop hij op goed geluk had aangehouden. Een dier rotsen heette staatsbankroet, de andere annexatie. Zijn eigen brooze hulk werd een volkomen wrak, op de nog scherper rotsen van toorn en verontwaardiging der natie, die zich in en door hem, in hare schoonste verwachtingen, bedrogen zag. Toen Burgers uit Europa terugkeerde was het politieke doodvonnis reeds over zijn Regeering uitgesproken.
Niet onverdiend: Geheel in strijd met de waarheid had de President, in Nederland, de Boeren een volk genoemd, dat ‘liever vrij zou willen wezen in de hel, dan gebonden in den hemel.’ In strijd met den uitgedrukten wil van het Volk, dat Christelijk onderwijs op de school begeerde, had hij een onderwijzerspersoneel geëngageerd, dat zijn schoolwet, neutraal onderwijs bedoelende, ten uitvoer leggen moest. In strijd met het gevoelen des Volks en de belangen der Republiek had hij de bekende spoorwegleening aan de markt gebracht; in strijd met de waarheid had hij bericht, dat die leening volteekend wasGa naar voetnoot1), en schoon hij wist dat de noodige fondsen ontbraken, had hij namens den Staat contracten gesloten tot het leveren van spoorwegmaterialen, waartoe hij niet bevoegd | |
[pagina 457]
| |
was en die de Republiek niet zou kunnen nakomen. Daarenboven had hij op de roekelooste wijze met het geleende geld omgesprongen, posten uitgedeeld aan vreemdelingen, die men niet wenschte en bedieningen toegezegd, die niet bestonden. En eindelijk had hij, door tal van onpolitieke, onbesuisde handelingen, den loerenden luipaard tot een beslissenden sprong aangezet. Dat Burgers door den koning van Portugal tot ridder geslagen, door de Utrechtsche Hoogeschool, honoris causa, tot doctor in het recht gemaakt, en door onzen koning met het commandeurs-kruis van den Nederlandschen Leeuw begiftigd was, kon tegen deze politieke en andere misgrepen niet opwegen. Het Volk, goed op de hoogte gebracht en gehouden van hetgeen de President, vooral in Holland, gedaan en gesproken had, was op het diepst over hem verontwaardigd.
In Transvaal teruggekeerd werd Burgers door de Boerenpartij in den Volksraad tot verantwoording geroepen, en nog weer gelukte het hem, voor het oogenblik, den storm te bezweren, dien hij zelf over zijn hoofd vergaderd had. Inmiddels brak er een oorlog uit met Sekukuni, schatplichtig opperhoofd der Bapedi. Had Burgers nog in die ure winst gedaan met vroegere ondervindingen; had hij zich losgemaakt van den vreemden troep, die hem omringde; had hij, met erkenning van eigen tekortkoming, het geheele beleid van den oorlog in handen van den beproefden Paul Kruger gesteld, en, desnoods, zijn ridderkruisen verpand om in de dringendste oorlogsbehoeften te voorzien, dan zou hij, misschien, zijn eer nog gered en den Presidentszetel behouden hebben. Burgers hoopte dit doel echter beter te kunnen bereiken, door in persoon de Boeren in den strijd aan te voeren, en als opperbevelhebber van het leger, voor een deel uit gehuurde, vreemde, hulptroepen bestaande, de overwinning op de Kaffers te behalen. Het einde was te voorzien; oorlog voeren met de pen tegen het een of ander kerkelijk bestuur, is geen oefenschool voor den bloedigen krijg met kanon en geweer, tegen een barbaarschen vijand in klipholen en rotskransen verscholen, en een woordenstrijd, geheel iets anders dan een kogelregen. Het leger, in der haast op de been gebracht, slecht voor- | |
[pagina 458]
| |
zien van krijgsmaterieel, bijna zonder levensmiddelen in een vijandelijk land geleid, en, met Burgers aan het hoofd, zonder ‘hoofd’, verliep, en de Boeren gingen naar huis. Alle vertrouwen in den President was nu verloren. De val van Burgers was volkomen. De schoon gekleurde zeepbel spatte uiteen. Bij de Presidentsverkiezing, die plaats moest vinden, werd Paul Kruger door de Boeren candidaat gesteld, en de man, die vijf jaren geleden, op een weg met rozen bezaaid zijn loopbaan als President der Republiek begonnen was, kon aan het einde daarvan bijna geen plaats meer vinden, waar hij den voet kon zetten zonder door een doorn gekwetst te worden. Zoo wat de mensch zaait zal hij ook maaien. |
|