De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde afdeeling.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar het Zuiden en Zuidoosten de Umzinyati- of Buffel-rivier en de Bloedrivier, en voorts naar het Oosten het Lebombo-gebergte. Deze natuurlijke grenzen zijn tevens de politieke lijnen, slechts hier en daar, zooals tusschen de Mariqua- en de Hart-rivier, in het Westen, en, ter wille van de Amazwazi, in het Oosten, een weinig gewijzigd. De Transvaal grenst op vier punten: aan Griqua-land-West (Diamantvelden), den Oranje-Vrijstaat, Natal en het Portugeesche grondgebied, aan Staten door blanken bewoond of bezeten, en verder aan de uitgestrekte Kafferlanden door Zulu's, Amazwazi, Knopneuzen, Matabelen en Bechuanen bewoond. Vaal-rivier maakt scheiding tusschen de Republiek en den Oranje-Vrijstaat. De Vaal-rivier volgende tot waar deze zich, op Drakensberg, Oostwaarts wendt, loopt de grens van Transvaal langs het Drakengebergte, voorbij de Langnekpas, naar de Umzinyati- of Buffel-rivier, die scheiding maakt tusschen Transvaal en Natal. Voorts: langs de Buffelrivier, tot aan Bloed-rivier; gaat met deze op, in Oostelijke richting, tot naar het punt waar de Pongolo zich door het Lebombo-gebergte dringt, en vervolgens, voor een groot deel Lebombo volgende, Noordoostelijk naar den Limpopo, waar deze de Pafuri in zich opneemt, om zich onmiddellijk daarna Zuidwaarts te wenden, naar Delagoa-baai. Deze Zuidelijke en Zuidoostelijke grens scheidt Transvaal van Zululand, het Portugeesch gebied en eenige Kafferstammen. De Noordelijke grens wordt door den Limpopo gevormd tot aan diens samenvloeiing met den Mariqua, en den loop dier laatstgenoemde rivier volgende tot waar zij zich door ‘Derdepoort’ wringt, gaat de grenslijn verder, in Noordwestelijke richting, naar de Hart-rivier, en vervolgens naar het punt van uitgang aan de Vaal-rivier, bij Griqua-land WestGa naar voetnoot1). Dit uitgestrekte gebied maakt een deel uit van het groote Afrikaansche plateau, dat zich tot ver in Midden-Afrika uitstrekt. en zelden lager ligt dan 4000 voet boven de oppervlakte der zee. Men heeft dit plateau bij een bord vergeleken, waarvan de Zuidelijke rand door het Drakenge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bergte gevormd wordt. Dit gebergte bereikt, waar het scheiding maakt tusschen Natal, den Vrijstaat en Transvaal, een gemiddelde hoogte van 7000 voet boven de zee en de kruin van deze bergketen wordt voor een groot deel door Transvaal gevormd. Naar het Noorden zakt de oppervlakte van het ‘bord’, en het is niet onwaarschijnlijk, dat de golven eener inlandsche zee eenmaal geklotst hebben waar nu Pretoria staat, en de walvisch zich vermaakt heeft in het tegenwoordige ‘Dorstland’. De zeeschelpen, die men zelfs op het Hooge Veld van Transvaal vindt; fossielen van zeedieren en planten; de door water afgeronde steenen en andere teekenen, spreken vrij stellig voor het vermoeden hierboven geuit, terwijl de vulkanische steenklompen, waaruit de bergen zijn samengesteld, genoegzaam aanduiden door welke geweldige beroeringen in de natuur de ‘zee’ is weggevloeid, en voor het droge heeft plaats gemaakt. De hoogte van dit tafelland is gemiddeld 4500 voet boven de oppervlakte der zee, doch stijgt tot 6000 voet. Het laagste punt van Transvaal is tusschen de 3000 en 4000 voet boven de zee; de hoogste gemeten bergpunt, Mauch'skop, 7177 voet. Het Draken-gebergte, waarop de Transvaal ten Zuiden en Zuidoosten rust, strekt zich ver uit naar het Noordoosten en verliest zich nabij den Limpopo. Sommige aardrijkskundigen laten dit gebergte ‘doodloopen’ nabij Utrecht, en den Zuidelijken Pongolo, doch ten onrechte, daar de loop van de bergketen duidelijk gevolgd kan worden, ten Oosten en Noorden van Lijdenburg, tot aan den Limpopo. Het Lebombo-gebergte kan als een reuzenbastion van Drakensberg beschouwd worden. Van het Noorden naar het Noordwesten strekken zich twee bergketenen uit: de Zoutpansbergen en het Blauwe-gebergte; van het Zuidwesten naar het Noordoosten: Waterberg met het Hangklip-gebergte, en in bijna gelijke richting, maar meer Zuidelijk van den equator: de Magaliesbergen met Witwaterrand, en, de Noordelijkste kromming van Vaal-rivier volgende, de Maquasi-bergen, Gatsrand en Suikerboschrand. Verder heeft men in het Noordwesten, de Dwarsbergen en het Mural-gebergte. De bergen rondom Lijdenburg behooren tot het Draken-gebergte, evenals de Belile-berg, in welks omarming Utrecht genesteld ligt. Een blik op de kaart zal het duidelijk maken, hoe Transvaal, zelf een vlakken bergtop uitmakend, door drie of vier, eenigszins evenwijdige, bergreeksen in even zoo vele deelen gescheiden wordt.
Het Transvaal-gebied wordt verder onderscheiden in: Hoogveld, Boschveld en Gebrokenveld. Door het ‘Hoogeveld’ wordt verstaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het eigenlijke plateau van Drakensberg, dat zich tot aan Magaliesberg en Lijdenburg, en, Westelijk, langs Vaal-rivier uitstrekt. Dit Hoogeveld beslaat ruim 35,000 vierk. mijlen gronds, - bijna het derde gedeelte der geheele Republiek. Nergens is dit plateau lager dan 4000 voet boven de zee, en bij Klipstapel bereikt het een gemeten hoogte van 6000 voet. Boomen en vruchten tieren hier minder welig dan in de lager gelegen streken, doch het korte gras verschaft uitnemende weiden aan schapen, paarden, en, 's zomers, aan hoornvee. Deze onafzienbare Vaal-riviervlakten, slechts hier en daar door een bergtop of heuvel afgezet, deunden vroeger van allerlei soorten groot wild, - het beste bewijs voor de uitnemendheid der weiden, die deze streek oplevert. Minstens de helft van Transvaal wordt ingenomen door het Boschveld, de met mimosa's, acacia's euphorbiën en dergelijke geboomten dicht bezette streek, die zich van Magaliesberg tot aan den Limpopo, in Noordelijke en Noordoostelijke richting, uitstrekt. Voor zoover deze streek van water voorzien is, vormt zij den tuin der Republiek, doch daar de waterstroomen naar het Noorden steeds zeldzamer worden is een deel van het Boschveld, slechts in den half tropischen winter bruikbaar. Het overige deel van de Transvaal wordt het Gebrokenveld of Bankenveld genoemd. Hiertoe rekent men den ‘afhang’ van Drakensberg, van de Umzinyati- of Buffelrivier tot aan den Limpopo. Van 2500 tot 3500 voet lager gelegen dan het Hoogeveld, is deze zoom van het Kathlamba-gebergte, door kloven gescheurd, met heuvelen overdekt, door tal van waterstroomen doorsneden, met sappig gras begroeid en kostbaar werkhout gesierd, en met schatten van steenkool verrijkt, niet het minst kostbare gedeelte der Republiek. De altijd nog betrekkelijk hooge ligging der laagstgelegen gronden in Transvaal is, vooral uit een hygieinisch oogpunt, van overwegend belang.
Onder de rivieren van ‘Transvaal’ behoort de Vaal-rivier wel het eerst genoemd te worden, schoon niet zij maar de Limpopo de voornaamste rivier is der Republiek. De meeste dezer rivieren ontspringen op het Hoogeveld en uit de bergen, die genoemd tafelland insluiten, terwijl binnen een zeer beperkte ruimte beslist wordt, of de murmelende beek straks door den Limpopo zal worden opgenomen en zich in den Indischen Oceaan zal ontlasten, of wel, de wateren van Vaal-rivier en de Oranje-rivier zal doen zwellen, om in den Atlantischen Oceaan, op Afrika's Zuidwestkust, in vrijheid te geraken. De Vaal-rivier neemt haar oorsprong uit fonteinen op het Hoogeveld, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nabij Klipstapel, en kleine waterloopen, die van de Randbergen afstroomen. Aan haar rechteroever al de wateren in zich opnemende, die op het Hoogeveld, in Zuidelijke en Zuidwestelijke richting vloeien, en aan haar Zuidelijken oever door enkele Noordwaarts vloeiende stroomen versterkt, wordt de Vaal-rivier al spoedig een aanzienlijke stroom, die zich kalm naar het Westen wendt, scheiding makende tusschen den Oranje-Vrijstaat en de Republiek. Klein en onaanzienlijk in haar oorsprong, bereikt de rivier, eer zij haar geboorteland verlaat, om zich na een loop van 450 mijlen, in Griqua-land West, met de Oranje-rivier te verbinden, een breedte van 800 voet. Geheel afhankelijk van den regen is Vaal-rivier nu eens een bruischenden, alles medesleependen vloed gelijk, en dan weder bijna zonder water. Voor handel en scheepvaart is zij zonder waarde; doch een sieraad voor het land dat zij doorsnijdt, eene verkwikking voor de landerijen, die door haar bevochtigd worden, legt zij in haar loop de onschatbare steenkool bloot, terwijl haar bodem diamant-houdend is. Koninginne der rivieren van de Transvaal is de Limpopo- of Krokodil-rivier. Zij ontspringt, evenals Vaal-rivier, op het Hoogeveld, doch wat Noordelijker, tusschen Witwatersrand en Gatsrand. Hare twee hoofdbronnen zijn ongeveer 100 mijlen van elkander verwijderd. Na zich bij Commando-nek door Magaliesberg gewrongen te hebben, stroomt de Limpopo eerst in Westelijke en dan in Noordoostelijke richting, in zijn Westelijken en straks Zuidelijken oever al de wateren opnemende, die in Transvaal Noord- en Noordoostwaarts vloeien. Meer dan twintig rivieren ontlasten zich in den Limpopo, eer deze zich, na een loop van 1000 mijlen, met den Pafuri vereenigd, de Transvaal verlaat. Nu wendt zij zich door het Portugeesch gebied Zuidwaarts om de Olifants-rivier, die de Oostelijk vloeiende wateren van Transvaal aanvoert, te ontmoeten, en stort zich dan in den Indischen Oceaan. De Limpopo beschrijft dus een halven cirkel, die zich over een breedte van nagenoeg vier, en een lengte van zes graden uitstrekt. Nabij Zoutpansberg reeds 200 à 300 voet breed, heeft de machtige stroom een val, van zijn oorsprong tot aan de zee, van meer dan 6000 voet. In den regentijd is de rivier geheel ondoorwaadbaar, doch in het droge seizoen worden er op betrekkelijk geringe afstanden ‘driften’ gevonden. De boorden van den Limpopo zijn met dicht geboomte begroeid, en in zijne wateren speelt de zeekoe (Nijlpaard) zonder vrees voor de krokodillen, die hier zóó talrijk in deze rivier gevonden worden, dat de Boeren haar den naam van Krokodil-rivier gegeven hebben. De giraffe en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
olifant, de leeuw en de buffel, met bijna elke andere soort van wild, lesschen hun dorst aan de wateren van zijne machtigen stroom. Voor de scheepvaart is de Limpopo wegens zijn ondiepte van geringe waarde. De Olifants-rivier of Lepalule ontspringt insgelijks op het Hoogeveld en neemt, in Noordoostelijke richting stroomende, aan haar beide oevers de stroomen in zich op, die van de gebergten, in het Lijdenburgsche, Zuidelijk en Noordoostelijk vloeien. Na zich een weg gebaand te hebben door het Lebombo-gebergte, vereenigt de Olifants-rivier zich met den Groot-Letaba, en stort zich dan in den Limpopo. De boorden van de Olifants-rivier zijn bijna overal met dicht geboomte bezet. De vierde noemenswaarde rivier van Transvaal is de Comati, die ook op het Hoogeveld nabij Klipstapel geboren wordt, en na eenen korten loop, in Noordoostelijke richting, zich met de kleine Krokodil-rivier vereenigt en zich dan een weg baant door het Lebombo-gebergte naar Delagoa-baai. Nog andere Oostelijk vloeiende wateren, alle hun oorsprong vindende rondom Klipstapel, worden door den Usiti en den Lorenzo-Marques opgenomen en naar den Oceaan geleid. Geen dezer rivieren is verder dan tot nabij Lebombo bevaarbaar. Niet weinige rivieren en spruiten in Transvaal bevatten alleen water in den zomer of als het sterk geregend heeft, en slechts enkele zijn standhoudend. Zelfs Vaal-rivier ‘staat’ somtijds, d.i. vloeit slechts over zekere, door rotsbanken besloten afstanden. Als de rivier vol is, vormen deze banken watervallen, doch in den winter doen zij dienst als schutsluizen om het water te keeren. De spruit, die in Januari geheel ‘onpassabel’ is, bevat in Juni misschien geen droppel water. Dit is zeker een der redenen, waarom de Transvaalsche stroomen zoo weinig visch bevatten. Slechts in de grootere rivieren worden barbeelen en eenige andere vischsoorten aangetroffen. Het water der rivieren, schoon somtijds donker gekleurd, is bijna zonder uitzondering versch en drinkbaar; het water, dat van de bergen afstroomt is bijzonder aangenaam van smaak en gezond. Behalve deze rivieren en spruiten vindt men, vooral op het Hoogeveld, dusgenoemde ‘pannen’ - kleine meren, die gevormd worden door eene geringe depressie van den grond -, waarin het regenwater dat van de omringende lage heuvelen afstroomt, wordt opgevangen. Deze ‘pannen’, van een halve tot verscheidene mijlen breed, bevatten meestal, gedurende het geheele jaar, uitstekend drinkwater, en zouden zonder veel moeite dienstbaar kunnen worden gemaakt aan kunstmatige vischteelt. Het water van enkele ‘pannen’ is brak. Over de samenstelling van den grond kunnen wij niet uitweiden, daar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de geologie van Transvaal nog zoogoed als niets gedaan is. Graniet en graniet-formatien (syeniet, dioriet) vormen de ‘ruggegraat’ van Transvaal; porfier komt overal te voorschijn, en de overgangsperiode is goed vertegenwoordigd. Het Witwaterrand-gebergte bestaat vooral uit kalksteen en zandsteen-vormingen. Vuur en water schijnen hand in hand gegaan te zijn, om de Transvaal, ook uit een geologisch oogpunt, zeer belangrijk te makenGa naar voetnoot1).
Geen deel van Zuid-Afrika, misschien geen deel der wereld, is zoo rijk aan mineralen als de Transvaal. Goud en zilver, ijzer, koper, lood en cobalt, manganese en tin; oker, porceleinaarde, marmer en salpeter; edelgesteenten en steenkool komen uit den schoot van dit rijk begiftigd land te voorschijn. Onder deze schatten staat de steenkool, die vooral op het Hoogeveld, langs de oevers der rivieren en spruiten naar buiten dringt, of elders in de scheuren der bergen het daglicht zoekt, bovenaan. Het gehalte van de steenkool is over het algemeen uitstekend, en de dikte der lagen is kwalijk bij benadering te bepalen. Men vindt steenkool in Utrecht ongeveer 3500 voet boven de zee, en nabij Klipstapel op eene hoogte van 6000 voet. Zonder overdrijving kan men den steenkoolvoorraad van Transvaal onuitputtelijk noemenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ‘goudvelden’ van Transvaal, voor zoover die reeds ontdekt zijn, liggen in een halven cirkel rondom Lijdenburg, - van ‘Pelgrims-Rust’ nabij de Blijde-rivier, tot aan ‘Eersteling’, eenige mijlen ten Zuiden van Marabastad. De ‘goudkleur’ wordt bijna overal in het Noordoostelijk gedeelte der Republiek gevonden, doch het goud zelf, in bevredigende hoeveelheden, vooralsnog slechts op drie of vier plaatsen, in de nabijheid van Lijdenburg. Hoe rijk de Transvaalsche bodem is aan goud valt voor het oogenblik nog moeielijk te bepalen, doch dat er, zoo de ‘velden’ behoorlijk bewerkt kunnen worden, schatten, zoowel van alluviaal goud als van quartz, aan het licht zullen komen, wordt door bevoegde beoordeelaars verzekerd. Klompen goud, nuggets, zijn gevonden van verscheidene ponden zwaar, en honderden ponden gewicht aan Lijdenburgsch goud, zijn reeds op de markt te Pieter-Maritzburg verhandeld of direct uit Transvaal naar Europa verscheept. Toch is het edele metaal voor Transvaal, als een Boeren-staat, van veel minder waarde dan de onaanzienlijke steenkoolGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lood wordt in Transvaal voornamelijk in de districten Pretoria en Marico gevonden. Vooral in het laatstgenoemde district duiden talrijke oude smeltgroeven aan, hoe ijverig de inboorlingen, daar, in vroegere jaren, aan het smelten zijn geweest. Op de plaats ‘Zendelingspost’, nabij Mosega, is de gansche bergrand doorsneden van lood, doch de rijke mijn, die nu bewerkt wordt, ligt een 25 mijlen meer ten Zuiden, aan den weg naar Potchefstroom. Uit deze mijn worden stukken, bijna zuiver, lood verkregen van 100 pond zwaar; en in twee jaar tijds (1877 en 1878) leverde de smeltoven over de 420,000 pond lood. Deze mijn is op dit oogenblik de meest bekende in de Republiek, doch op vele andere plaatsen wordt lood gevonden en wachten de mij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen slechts op behoorlijke bewerking, om rijke winsten af te werpenGa naar voetnoot1). Zilver heeft men tot dusver in Transvaal slechts in verbinding met lood gevonden, doch Koper moet van vroege tijden, vooral in Marico, door de inboorlingen zijn gesmolten. Talrijke ‘groeven’ getuigen hiervan, en de ringen en armbanden, waarmede de Kaffers zich sieren, waren (en zijn nog gedeeltelijk) door hen zelven vervaardigd van inlandsch koper. Op vele plaatsen wordt dit metaal alleen of in verbinding aangetroffen. IJzer wordt nog overvloediger gevonden, en door de inboorlingen, schijnbaar zonder moeite, gesmolten uit de ijzer-zwangere rotsklompen, waaruit geheele bergen schijnen te bestaan en waarmeê gansche streken als overdekt zijn. De andere metalen, reeds genoemd, zijn over de Transvaal verspreid, doch in hoe grooten rijkdom en over welke uitgestrektheid, kan, bij de gebrekkige kennis, die men tot heden heeft van de geologie des lands, onmogelijk bepaald worden. Dit geldt ook van het diamant. Op meer dan ééne plaats heeft men diamanten gevonden, doch een geregeld onderzoek naar edelgesteenten is nog niet in het werk gesteld. In de laatste jaren was dit trouwens ook niet mogelijk.
Kostbaarder nog dan om deze mineralen is de Transvaalsche bodem wegens zijn natuurlijke vruchtbaarheid, en geschiktheid om alles voort te brengen, wat de mensch voor zijn onderhoud begeeren kan. Geen deel van Zuid-Afrika staat hierin met Transvaal gelijk. De kloven der bergen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn meestal begroeid met kostbaar werkhout; waar water gevonden wordt kan het land gecultiveerd worden; en minstens drie vijfde gedeelte van het gebied is uitnemend geschikt, zoowel voor landbouw als veeteelt. Daar de Boeren zich vooral met dit laatste bezig houden verdienen de natuurlijke weiden van Transvaal het eerst de aandacht. Men verdeelt het ‘veld’ in drie soorten: zoet-veld, zuur-veld en door-elkander-veld, naar de grassoorten waarmede het begroeid is. Zuid-Afrika is rijk aan grassen, en die rijkdom wordt in Transvaal wel vertegenwoordigd. Breed, sappig, roodachtig of blauw-groengras, lang genoeg, om door het hoornvee gemakkelijk met de tong bereikt te kunnen worden, noemt men zoet gras. Het wordt in den regel gevonden in de laag gelegen deelen des lands; aan den voet van Drakensberg; naar den afloop der Noordelijk en Oostwaarts vloeiende rivieren, en in het Boschveld. Zoetveld is de beste weide voor hoornvee, vooral als dit, gedurende eenige maanden van het jaar, in den zomer, ook grazen kan op de hooger gelegen vlakten. Zuurveld is bedekt met kort, hard, scherp gepunt gras, donkergroen van kleur, en wordt vooral op de toppen der bergen en hoogste vlakten gevonden. Als weiden voor paarden, en bokken is het Zuurveld van groote waarde, vooral in den zomer, doch daar het spoedig droog en saploos wordt kan er in den winter geen gebruik van worden gemaakt. De uitgestrekte vlakten tusschen Vaal-rivier en Magaliesberg vormen vooral het door-elkander-veld: het korte maar saprijke gras, waarmede zij bedekt zijn, is, vooral in het voorjaar, het geliefkoosde en gewenschte voedsel voor schapen en paarden, terwijl het in den zomer lang genoeg wordt voor hoornvee. Streken, waar zoet en zuur gras, in proportiën van 70 tot 80 percent, door elkander gevonden wordt, zijn het best geschikt voor veeteelt, en naarmate het veld zoeter of zuurder wordt, dient het beter of minder, als weide voor hoornvee, klein vee of paardenGa naar voetnoot1).
De heuvelen in Transvaal en de, meestal, vlakke toppen der bergen zijn gewoonlijk slechts met gras, zelden met eenig geboomte begroeid; de hellingen der bergen daarentegen veelal met lage boomen en aller- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lei struikgewas. Euphorbiën, aloë's, cactussen, mimosa's, suikerboschjes (Protea melifera) en het taaibosch (Rhus), hier en daar door vele soorten van slingerplanten aan elkander verbonden, schieten hunne wortelen tusschen en onder de vormlooze rotsblokken, die van de bergkransen naar beneden gestort zijn, en bedekken, met hun grillig gevormden stam of vreemden bladerdos, den anders naakten bergwand. Door tallooze kleine bergstroomen gevoed, blijft het geboomte groen en welig, terwijl het er, omgekeerd, weer veel toe bijdraagt dat de lagere bodem vochtig blijft en de waterloopen zich tot stroomen kunnen vereenigen.
De bosschen van Transvaal heeft men niet in het ‘Boschveld’ te zoeken, maar langs de Zuidoostelijke helling van Drakensberg, nabij den Pongolo, in de Comati-streek en op andere plaatsen, in de diepe, soms breede, doch meestal smalle kloven der bergen. Onder de boomen, die als timmerhout geschat worden, bekleeden de assegaaihout- (Curtisia faginea), de stinkhout- (Laurus bullata), nieshout- (Pteroxylon) en roode- peerhout-boom (Phoberos) de eerste plaats, doch de geelhoutboom (Podocarpus) wordt het meest aangetroffen. Men vindt dezen vooral in de Pongola-bosschen, soms 8 of 9 voet in doorsnede. Van de ruim 30 soorten timmerhout, in de bosschen der Kaapkolonie gevonden, zijn de meeste ook in Transvaal voorhanden, schoon, met uitzondering van het geelhout, niet in dezelfde hoeveelheid.
Het Boschveld bevat weinig of geen timmerhout, maar is begroeid met alle soorten van acacia's. Koning onder de doornboomen is de kameeldoorn (Acacia Giraffaès), wiens breede kruin een altijd groenend bord vormt, met peulvruchten gevuld, ten dienste van den giraffe; en prins onder de doornenzelf is de ‘wacht-een-beetje.’ (Asparagus Capensis). Men verdeelt de doornen der acacia's in drie soorten: haak-doorns, steek-doorns en haak-en-steek-doorns, en deze benamingen, zoowel als van de wacht-een-beetje, duiden genoegzaam hun karakter aan. De doornboomen van Transvaal zijn rijk aan gom, dat zich in gezwollen ‘tranen’ door den bast henen dringt, en de bast zelf kan gebruikt worden bij het bereiden van leder. Als werkhout is de doornboom van geene waarde. In het Noordoostelijke gedeelte van het Boschveld wordt de baobab (Adansonia digitata) gevonden, door de Boeren krimmetatboom genaamd, 60 tot 80 voet in doorsnede, en meer dan ééne soort euphorbiën. Bij eene groote verscheidenheid van bloemen, varens, heesters, woekerplan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten enz. is Transvaal ook rijk in kruiden en gewassen ten dienste der geneeskunde. De kastoor-olieboom (Ricinus communis), de aloëGa naar voetnoot1), stramonium, (Datura stramonis), kalmus en andere planten groeien in het wild, terwijl de inboorlingen van kruiden en wortelen gebruik maken, die in de pharmacopeia kwalijk bij name bekend zijn. Is de geologie van Transvaal een, nog zoogoed als, onbearbeid veld, niet minder moet dit van de botanie gezegd worden. Het vereischt ook de pen van een botanist, om over den plantenschat van dit land, op eene behoorlijke wijze, te schrijven. Ieder deel van het land, waar het den grond niet aan de noodige vochtigheid ontbreekt, of men de landerijen, in tijden van droogte, door waterleidingen bevochtigen kan, is geschikt om bebouwd en beplant te worden. De milie (turksch koren, Zea maijs) wordt zoowel op het Hoogeveld als in de lager gelegen streken verbouwd; door blanken en Kaffers; door iedereen, die over een stukske grond beschikken kan, en draagt op goeden grond en in goede seizoenen, van zestig- tot honderdvoudig vrucht. Behalve maïs en het Kafferkoren (Holcus sorghum), worden tarwe, haver, garst en rogge verbouwd. In den regel levert de akker twee oogsten per jaar op, van verschillende granen, en, naar matige berekening, dubbel zooveel als in Holland. Al onze graansoorten kunnen in Transvaal verbouwd worden met de beste vooruitzichten op een ruimen oogst, zelfs bij zeer gebrekkige bewerking van den grond en weinig of geen bemesting. Ook al onze peulvruchten, knollen en groenten; onze erwten, boonen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
linzen; onze aardappelen, rapen en wortelen; onze kool, bladgroenten en komkommers; ja al wat onze akkers en tuinen voortbrengen groeit weliger nog in Transvaal, en bijna zonder bearbeiding van den grond. Groenten en knollen, die in ons klimaat echter niet tot rijpheid komen, op den kouden grond, zooals de patata (Convolvulus batates), pompoenen, tomato, en dergelijke, tieren, in het grooter deel van Transvaal, even welig als de aardappel en komkommer. Hetzelfde geldt van den boomgaard. Appelen, peren, noten, pruimen, moerbeziën en onze andere vruchten, met uitzondering van kersen en aalbessen, vindt men in overvloed, doch daarbenevens ook de perzik en abrikoos, niet met moeite langs de muren opgeleid, maar bijna in het wild groeiende aan boomen, twintig voet hoog soms, en met wijd uitgestrekte takken in evenredigheid. Behalve deze zijn de sinaasappel en nartje (Citrus nobilis), de vijg en granaatappel, de pisang en loquat (Eriobotrija Japonica, de guava (Psidium, verschillende soorten), de turksche vijg (Opuntia; Cactus Ficus Indicus)Ga naar voetnoot1) en grenadilla (Pasiflora verscheidene soorten) bijna inheemsch geworden. De wijnstok is beladen met kostelijke druiven, en in denzelfden tuin, waar het bamboesriet zich een dertig voet omhoog verheft, vindt men soms den appelboom van ons eigen klimaat. Geen enkele vrucht, die in onze boomgaarden gevonden wordt, behoeft in Transvaal gemist te worden en bijna elke tropische vrucht kan daar met het beste gevolg worden gekweekt. Het Noordoostelijk gedeelte des lands leent zich daarentegen uitstekend tot het aanleggen van plantagiën. Tabak wordt bijna overal verbouwd, - genoegzaam voor eigen verbruik en als handelsartikel, doch met koffie, suiker, katoen, rijst, indigo enz. heeft men slechts de proef genomen. Die proefnemingen zijn echter zóó goed geslaagd, dat men zonder vrees van tegenspraak voorspellen kan, dat, bij het toenemen der bevolking, zoowel koffie-, suiker-, als andere plantagiën op groote schaal zullen worden aangelegd, met de beste uitkomsten. De gegevens zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorhanden dat alle tropische gewassen in de genoemde streek van Transvaal, als onder hun eigen hemel tieren en vrucht dragen.
Behalve de vruchtdragende boomen, die in Transvaal, sedert de occupatie door de Boeren, inheemsch geworden zijn, moeten genoemd worden de eik, verschillende soorten van wilgeboomen, de sering, hier geen struik of tengere stam maar een zware, breedgetakte boom, en vooral de gom-boom (Wellingtonia gigantea). Laatstgenoemde groeit bijna overal en bereikt in korten tijd een aanzienlijke hoogte en dikte. Men kent in Transvaal slechts twee soorten: den blauw-gomboom en den roodgomboom. Op meer dan ééne boerenplaats ziet men blauw-gomboomen van een honderd voet hoog en toch nog geen twintig of dertig jaren oud. De eik is minder georiënteerd in Transvaal dan de gomboom, doch kan in waterrijke streken zeer goed geplant wordenGa naar voetnoot1). Transvaal is niet ten onrechte het El-dorado van jagers en naturalisten genoemd, doch naarmate het land bewoond wordt verdwijnt het wild en het wild gedierte. Toch vindt men nog altijd, zoowel op de vlakten als in het Boschveld, den Afrikaanschen leeuw, vaal of vuilgeel van kleur; de hyena (hier wolf geheeten), zoowel de bruine soort als de gevlekte; den wilden hond (H. venatica) en den jakhals. In de boschrijke kloven der bergen loert de luipaard (Felis leopardus) ‘tijger’ genoemd, en de tijgerkat (Felis jubata, Caffra), en hier en daar treft men nog, in de diepe kuilen der groote rivieren, de hippopotamus of zeekoe (H. amphibius) aan. De giraffe, ‘kameel’ geheeten, wordt aangetroffen in het Boschveld, tusschen de Olifants-rivier en den Limpopo, doch de olifant heeft zich teruggetrokken, over die rivier, en hem vindt men thans zelden in Transvaal. De 17, in Z.-Afrika bekende, soorten antilopen blijven echter in Transvaal wel vertegenwoordigd; van de zware koedoe (Strepsiceros Kudu), die in het Boschveld graast, tot de kleine oribi (Scopophorus scoparius) en de nog kleinere klipspringer (Nanotragus oreotragus). In kudden van duizenden en tienmaal duizenden werden, nog niet vele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren geleden, die uitgestrekte vlakten van Vaal-rivier beweid door den gracieusen, lichtbruin met wit geteekenden, springbok (Gazella Euchore), het hartebeest (Caama), den blesbok (Damales albifrons), het wildebeest of gnu (Catoblepas Gnu) en andere antilopen, in vriendelijke verstandhouding met de quagga (E. zebra zoowel als E. quagga, doch door de Boeren met één naam genoemd), en den struisvogel (Struthio Camelis). De eland (Boselaphus Oreas) is bijna uit Transvaal verdwenen, doch wordt toch nog in min bevolkte streken aangetroffen evenals de buffel (Bubalus Caffer). Het geweer en de ploeg hebben het verscheurend gedierte en het eetbaar wild tot wijken gedrongen, doch elke soort wordt nog in het bosch of op het veld gevondenGa naar voetnoot1). Slangen zijn natuurlijk in Transvaal niet vreemd. Verschillende soorten zijn onschadelijk, doch de beet van andere, zooals de cobra (Naia haje), de zwarte ringhals, en de pof-adder is doodelijk. De wateren van den Limpopo huisvesten den krokodil, doch deze wordt thans overigens weinig aangetroffen. Schildpadden, zoowel ‘land’- als ‘waterschildpadden’, vindt men meest in de warme streken des lands. Aan insecten, spinnen, schorpioenen enz. is de Transvaal minder rijk dan het over-rijke Natal, doch de lijst der vogelen, zoo eetbare als roofvogels, en van papegaai-soorten is waarschijnlijk grooter. Sommige soorten van insecten, zooals muskieten, wandluizen en vooral rijstmieren konden goed gemist wordenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het klimaat van Transvaal kan gematigd tropisch genoemd worden, en is, over het geheel genomen, zeer gezond. In de zomermaanden, van November tot Maart, rijst de thermometer, op het Hoogeveld, gemiddeld tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
80 graden Fahr. op den middag, en in de schaduw. In de lager gelegen streken stijgt de temperatuur, doch zelden rijst het kwik tot 100 gr. De gemiddelde temperatuur is in den zomer on geveer 70 graden Fahr. met eenig verschil voor plaatsen, die hooger of lager gelegen zijn dan ongeveer 4500 voet boven de oppervlakte der zee. De gemiddelde temperatuur, onafhankelijk van wind of regen, kan in den winter, op 55 graden worden gesteld, - natuurlijk met de bovengenoemde variatiën voor verschil in hoogte. Tusschen de temperatuur des nachts en op den middag zal, in den zomer, een gemiddeld verschil zijn van ongeveer 30 graden en in den winter iets meer, ten minste op het Hoogeveld, waar het kwik soms tot beneden het vriespunt daalt, zoodat stilstaande wateren met een zeer dun laagje ijs bedekt worden. De koude is echter in Transvaal gevoeliger dan in Europa, zóó zelfs, dat Kaffers, op het Hoogeveld, doodvriezen, waar de thermometer nauwelijks het vriespunt aanwijst. Veel hangt af van den regen of wind, waardoor de temperatuur verlaagd wordt. Sneeuw, kapok genoemd, valt in Transvaal slechts zelden, en dan alleen op de toppen der bergen en in hoog gelegen streken; doch een sneeuwjacht van één of twee duim dikte laat mensch en dier verkleumen, en is dikwijls oorzaak dat geheele kudden schapen en lammeren ellendig omkomen. Hoogst zelden blijft, behalve op de toppen der bergen, de sneeuw liggen totdat de zon haar zenith bereikt heeft; één uurtje zonneschijn is voldoende om de gevallen sneeuw geheel te doen versmelten.
De seizoenen zijn in Transvaal ongeveer als in Natal, doch eenigszins van de Kaap verschillend, vooral wat den regentijd betreft. Eigenlijk kan men niet van een bepaald ‘regenseizoen’ spreken, daar er bijna altijd eenige regen valt, schoon het meest in den zomer, van November tot Maart. In gunstige jaren vallen de eerste regens in de lente, tegen het einde van Augustus of in het begin van September, en de late regens tot in het najaar en kort voor den winter, die in Mei aanvangt. Des zomers regent het dikwijls elken dag, van hevige donderstormen vergezeld, op of na den middag; soms regent het twee of drie dagen achtereen, terwijl er in droge jaren weken voorbijgaan, dat er geen droppel regen valt. De hevige buien, in den zomer, komen plotseling op, gewoonlijk uit het Noordwesten, zijn kort van duur en, als zij niet van hagel vergezeld gaan, van groote waarde, zoo voor het veld en den akker, als ter verlaging der temperatuur en zuivering der lucht. Langdurige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regens in den zomer, en koude regens in den winter worden zeer gevreesd. Daar er geene behoorlijke meteorologische gegevens zijn, is het onmogelijk, om met eenige zekerheid op te geven, hoeveel regen er gemiddeld in Transvaal valt; de zware dauw medegerekend zal men het totaal, in gunstige jaren, kunnen stellen op ongeveer 35 duim per jaar. Geen geringe zaak is het, dat de meeste regen valt in het warme seizoen en niet, zooals aan de Kaap, in den winter. Dit is een der redenen waarom Transvaal, in den zomer, met frisch, groen gras bekleed is, terwijl zoo vele plaatsen in de Kaapkolonie, die 's winters een paradijsachtig aanzien hebben, des zomers in een woestijn verkeerd schijnen. De heerschende wind, in het hooger gelegen gedeelte van Transvaal, is uit het Zuidoosten; Westen- en Zuidwesten-winden brengen regen aan. Gewoonlijk begint het, 's zomers, eenige uren vóór den middag, te waaien, uit het Zuidoosten naar het Noordwesten, totdat, na den middag, de lucht gezuiverd wordt door een donderstorm en de wind gaat liggen. Soms waait er dagen achtereen een heete wind uit het Noorden die, de atmosfeer schijnt te vervullen met het gloeiende zand der Sahara van Afrika, waarover hij gegaan is. Deze Simoen-achtige wind verschroeit het gezaaide en verdroogt het gras, doch heeft, eenige bemoeielijking in de ademhaling uitgezonderd, voor gezonde personen geen schadelijke gevolgen.
Wijl hitte en koude, regen en droogte in Transvaal op bijzondere wijze geëvenredigd zijn is de gezondheidstoestand zeer bevredigend. De geelbleeke kleur der Europeanen in Indië; de uitputting van het gestel dáár zoo algemeen; de kwalen waarmede men in Oost en West te kampen heeft, kent men in Transvaal kwalijk bij name. De hooge, vrije ligging van het grootste gedeelte der Republiek draagt er veel toe bij, om het land zulk een gezond land te maken, en de Transvalers, jong en oud, zulk een kloek menschenras. Het ziekte- en sterftecijfer, toch niet hoog, zou, naar den mensch gesproken, nog zeer verminderd kunnen worden, indien de gewone regelen der gezondheidsleer beter gekend en betracht werden, en degelijke geneeskundige hulp, indien vereischt, ook tijdig verschaft werd. Het zijn vooral vrouwen en kleine kinderen, die uit gebrek aan tijdige geneeskundige hulp, bezwijken, terwijl zij in het leven hadden kunnen behouden worden. De verhouding tusschen geboorten en sterfgevallen is, bij gebrek aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoorlijke statistieken, moeielijk op te geven, doch kan bij benadering gesteld worden op vijf geboorten tegen één sterfgevalGa naar voetnoot1). Er sterven meer vrouwen dan mannen, en gewoonlijk op betrekkelijk jeugdigen leeftijdGa naar voetnoot2). Eigenlijke landsziekten, zooals de koorts aan Delagoabaai of de gele koorts van de West, kent men niet in Transvaal, en epidemieën maken slechts hoogst zeldzaam hare onwelkome verschijning. De koortsen der laag-gelegen streken zijn min of meer endemisch, doch de moerasachtige plaatsen behoeven niet bewoond te worden. Van tijd tot tijd heerschen er, ook op het Hoogeveld, gastrische en gastrisch-rheumatische koortsen, die licht een typheus karakter aannemen, soms met snellen doodelijken afloop, doch die, onder behoorlijke behandeling, in den regel gunstig verloopen. Die koortsen hebben niet zelden haar oorzaak in te ruime levenswijze, wat spijs en drank (niet sterkedrank) betreft, en in den dikwijls gebrekkigen bouw der woningen. Rheumatische aandoeningen, zoo der organen als van de gewrichten, zijn niet vreemd, en vooral treft men nog al asthma-lijders aan, schoon overigens de Transvaal voor asthma- en teringlijders een gewenscht verblijf aanbiedt. De grootste sterfte is onder kinderen aan kroep en ‘wit-zeere keel’ (Diptheritis gangraenosa), en onder zeer kleine kinderen aan ingewandsziekten en klierziekten. Doch ook hiervan kunnen minstens 50 percent op rekening geschreven worden van verwaarloosde hygiëne. Transvaal is ontegenzeggelijk een gezond land.
De Bevolking van Transvaal wordt geschat op 38,000 blanken en ruim 500,000 inboorlingen, dat is: 1 blanke en 14 inboorlingen per 3 vierk. Eng. mijl. In Engeland wonen op gelijke uitgestrektheid onge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veer 1200 zielen en in Holland 1000. Van de blanken zijn ruim 32,000 Boeren en Afrikaners uit de Kaapkolonie, en ongeveer 6000 Europeanen. Onder de Kaffers zijn de Bapedi van Sekukuni, de Zoutpansbergsche Kaffers, de 100,000 onder Zebedele, en de Baralongs in Rustenburg en Marico, begrepenGa naar voetnoot1).
Het grondgebied der Republiek is thans verdeeld in 13 districten nl. Zoutpansberg en Waterberg in het Noorden; Marico, Rustenburg, Potchefstroom, Pretoria, Heidelberg, Nazareth of Middelburg, en Lijdenburg in het midden; Bloemhof in het Westen, en Staanderton, Wakkerstroom en Utrecht in het Zuiden. De hoofdstad des lands is Potchefstroom; de zetelplaats van het Gouvernement, Pretoria, en, met uitzondering van Marico, Waterberg en Wakkerstroom, draagt ieder district denzelfden naam als het dorp (of de stad) dat er de hoofdplaats van uitmaakt. De hier volgende korte beschrijving der afzonderlijke districten behoort eigenlijk met Potchefstroom of Pretoria aan te vangen, doch, om een beter overzicht over het geheele land te verkrijgen, is het beter met het Zuidelijkste district te beginnen, en vervolgens, in de gedachten, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reis te maken door het Noorden, naar het Westelijk deel der Republiek en zoo terug, naar het punt van uitgang. Wij bepalen daarom het eerst onze aandacht bij: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht.Dit district, aan den voet van het Drakengebergte gelegen, wordt door de Umzinyati- of Buffelrivier van Natal gescheiden, door de Bloedrivier van Zulu-land, en door een lijn, die over Drakenberg loopt, van het district Wakkerstroom. Wat ligging en vruchtbaarheid aangaat, zou men het de Transvaal in het klein kunnen noemen. De streek tusschen de Buffelrivier en den Balele-bergGa naar voetnoot1) (een tak van het Drakengebergte, waardoor het district in twee deelen gescheiden wordt), van Bloedrivier tot aan den Amajuba, bestaat uit gebroken veld, met zoet gras bedekt, uitstekend geschikt voor groot vee, en, met uitzondering van de heetste zomermaanden, ook voor schapen en paarden. Langs de Buffelrivier, is het land geheel vlak, doch naar den kant van het gebergte wordt het door diepe kloven doorsneden en gebroken. Het is aan den ‘afhang’ van dit gebergte, ruim 4000 voet boven de oppervlakte der zee, dat de meeste boerenplaatsen zijn aangelegd, - ten deele tusschen het geboomte verscholen, doch naar het Zuiden geheel open. Beschut tegen de heetste winden, en rijkelijk besproeid door de kristal-heldere stroomen, die uit het gebergte vloeien, zijn deze plaatsen zoowel geschikt voor den land- en tuinbouw, als voor de veeteelt. Alle granen kunnen hier verbouwd worden, alle groenten geplant, terwijl in den boomgaard geen enkele vrucht behoeft gemist te worden, die in Transvaal tot rijpheid kan komen. Duizenden mudden koren, haver, garst, kafferkoorn en vooral milies worden hier jaarlijks gewonnen; ook verbouwt men lucern als beestenvoeder, en rogge, vooral om het stroo en als voeder voor paarden (roggebrood kent men in Afrika niet). Het zaailand brengt hier gewoonlijk twee oogsten per jaar op, van koorn en milies, of van garst en haver, en dan milies; en soms drie oogsten, wanneer men den eersten groen afsnijdt. Mest (gewoonlijk van hoornvee, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soms met schapenmest gemengd, doch zelden behoorlijk bewerkt) komt eenmaal 's jaars op het bouwland, soms eerst om de twee jaren, en om de vijf of zes jaren laat men het land, een of twee jaren, braak liggen. Op die wijze en onder vrij primitieve bearbeiding, brengt het land toch nog van tien- tot twintigvoudigen koornoogst op, en van millies dertig- tot zestigvoud - een uitkomst, die, bij geëvenredigde bewerking van den grond, nog veel hooger kan zijn. In de tuinen kan men, met een weinig zorg, gedurende het gansche jaar, versche groenten in overvloed hebben; nieuwe aardappelen, jonge doperwten, salade, wortelen enz., en vooral in het voorjaar zijn de fijnere groenten, bijna zoo malsch als in Holland. De sterke groeikracht van den grond eischt echter veel oplettendheid van den tuinder, om te verhindederen, dat zijne groenten verwilderen, doch met het tiende gedeelte van de moeite, die in Holland vereischt wordt om het gezaaide en geplante tot rijpheid te brengen, verkrijgt men langs Balele-berg al onze groenten in overvloed en van de beste kwaliteit. Daarenboven pompoenen, patates, enz. De boomgaarden zijn niet minder belovend. De weggeworpen perzik- of abrikoospit, die door den wind met wat aarde is bedekt geworden, komt in het volgende jaar op, en wordt het plantje niet vertreden maar in andere aarde overgebracht, dan wast het spoedig op tot een krachtigen boom, die reeds in het derde of vierde jaar rijkelijk vrucht draagt. Zóó overvloedig is, op bijna iedere plaats in dit district, de perziken- en abrikozenoogst, dat men wat van de boomen valt eenvoudig laat liggen. Zonder dat de boomen geënt worden, zelfs zonder behoorlijk gesnoeid te zijn, is de vrucht overheerlijk. Behalve perziken en abrikozen leveren deze tuinen appelen, peren, noten (okkernoten en hazelnoten), pruimen, moerbeien en onze andere vruchten in overvloed. Doch daarbij ook de half tropische vruchten, die reeds genoemd zijn. De eene plaats is beter geschikt dan de andere om iedere der genoemde vruchten tot volkomene rijpheid te brengen, doch op elke, eenigszins tegen den wind beschutte en van water voorziene, plaats worden zij gevonden. De vijgeboomen zijn dikwijls hoog genoeg en sterk genoeg om een Zacheüs te dragen; de stekjes van kweeperen, in een ietwat vochtige plaats geplant, vormen in korten tijd een dichte heining, en het breede blad van de turksche vijg, in den grond gestoken of op den grond geplaatst, wast spoedig tot een dikken struik. De druif aardt insgelijks uitmuntend in deze streek, vooral de hanepoot, een groote, eenigszins vleezige druif, even dienstig om geperst te worden als gegeten of tot rozijnen gedroogd. Een stekje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weinige duimen lang, in goede aarde, tegen den muur van een huis of houten latwerk geplant, draagt in het tweede jaar reeds vrucht, en strekt in weinige jaren de takken wijd uit, als een machtige en rijkelijk vruchtdragende stam. Kersen vindt men hier zelden en aalbessen in het geheel niet, doch wel aardbeien, bramen en ‘appel-deliefde’ (Physalis Peruviana); ook watermeloen en kanteloup (Spaanschspek genaamd), niet in kassen, maar op den vollen grond en in ovevloed. Plantagiën heeft men hier nog niet aangelegd, doch de tabak groeit welig, en daar het wilde suikerriet (Holcus saccharatus), imfi geheeten, hier zeer goed tiert, mag men aannemen dat, in de welbeschutte plaatsen, ook het gewone suikerriet zou kunnen worden verbouwd. Op een enkele plaats heeft men proeven genomen met den koffieboom, die wel gelukt zijn. Andere boomen, zooals de gomboom, de sering en verscheiden soorten van wilgeboomen, ook de eik, worden hier gemakkelijk aan het groeien gebracht; een gomboomplantje van een voet lang, is in weinige jaren 30 voet hoog, en een sering van 10 jaren oud, is een hooge, zware boom; de eik groeit hier minder snel. ‘Het “veld” bestaat, langs de Buffelrivier uit kort gras, uitmuntend geschikt voor schapen; langs den Balele-berg uit langer, zoet gras, het beste dat men verlangen kan voor hoornveeGa naar voetnoot1); en op de bergen, die hier en daar den kruin verheffen, uit zuurder gras voor paarden, zoodat men, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soms op dezelfde plaats, ieder onderdeel der veeteelt en fokkerij, zoowel als van den landbouw met vrucht behartigen kan. Aan hout is voorts geen gebrek; de hellingen der bergen zijn rijkelijk met doornboomen (acacia's) bedekt, gelijk de namen Doornkop, Doornberg reeds aangeven. De edele metalen en diamanten zijn hier nog niet gevonden, doch er is overvloed van ijzer en een onuitputtelijke voorraad van steenkool. Het behoeft nauwelijks opgemerkt te worden, dat hier geen open gronden verkrijgbaar zijn, en ieder stukske gronds zijn eigenaar heeft.
Een groot gedeelte van Utrecht ligt op Balele-berg en strekt zich, Oostelijk, uit naar den Pongolo en, Noordelijk, langs het Drakengebergte. Twee of drie halfgebaande wegen leiden, deels langs deels over den rand van het gebergte, naar een p.m. 5000 voet hoog gelegen plateau, met kort gras bedekt, ongeveer als dat der vlakten van Vaal-rivier, en uitstekend geschikt voor de schapenteelt. Grenzende aan dit plateau is, naar den kant van Wit-rivier, uitmuntend winterveld, zoodat de veeboer, binnen de grenzen van het district, voor groot en klein vee, zoowel als voor paarden, gedurende ieder seizoen, de noodige weide vindt. Op dit plateau ontspringen onderscheidene rivieren: de Pongola, de Assegaai-rivier en andere, die zich, met den Usuti vereenigd, in Delagoa-baai ontlasten, en de grond is, vooral in den zomer, eer te nat dan te droog. Drakensberg verheft zich, ten Noorden, nog een duizend voet boven dit heuvelachtig tafelland, en is hier met dichte bosschen van kostbaar timmerhout begroeid. In die bosschen wordt, gedurende zekere maanden van het jaar, het gevelde hout tot planken en balken gezaagd, waarvoor eene kleine belasting aan het Gouvernement betaald wordt, en dat een vrij aanzienlijken tak van bestaan oplevert.
Het district Utrecht is, de uitgestrektheid in aanmerking genomen, het meest bevolkte van geheel de Republiek. Het telt ongeveer 1800 blanken en 5000 inboorlingen, - voor het meerendeel Kaffers uit Zulu-land, die, vluchtende voor de tirannie hunner Opperhoofden, onder de Boeren een schuilplaats hebben gevonden. Deze Kaffers bezitten geen grond in eigendom, maar wonen op de plaatsen dier Boeren, met welke zij een overeenkomst daaromtrent hebben getroffen. Hoemeer ‘doornveld’ een Boer heeft, en hoe beter het lange Tamboekie-gras op diens plaats groeit, hoemeer Kaffers zich op die plaats willen vestigen, om voor hun vee een goede weide, en voor hun ‘milietuin’ een goede aarde te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vinden. Zulke Kaffers betalen geen huur, maar verhuren zich, tegen betaling, bij den eigenaar van den grond als hij hun dienst behoeft. Overvloed van Kafferarbeid is een der vele voordeelen van dit district. De boerenplaatsen zijn hier, in den regel, van 1500 tot 2000 morgen grootGa naar voetnoot1), doch niet weinige Boeren hebben twee of drie plaatsen aan elkander gelegen; of wel één plaats op den berg en één plaats beneden. Het vee wordt nooit gestald, maar moet, 's winters zoowel als 's zomers, in het vrije veld zijn voedsel zoeken, zoodat er tienmaal meer weideveld benoodigd is voor hetzelfde aantal vee dan in Holland. Gevolgelijk liggen, ook in dit dikbevolkte district, de woningen dikwijls van drie kwartier tot een uur rijdens te paard, van elkander en somtijds veel verder. Langs den grooten weg, van het Drakengebergte tot aan de Bloed-rivier, een afstand van bijna tien uren te paard, vindt men geen dozijn woningen, doch langs den bergrand liggen de huizen dichter bij elkander.
Het dorp Utrecht ligt genesteld in eene kromming van den Balele-berg, een weinig van den grooten weg verwijderd. De ligging is schilderachtig, doch ongelukkig heeft men, bij den aanleg van het dorp, er niet op gerekend, dat de plaats wat te hoog ligt om, uit den naasten bergstroom, door de gebruikelijke waterleiding besproeid te worden, en te vlak voor den behoorlijken afvoer van het water, bij sterke regens. Gevolgelijk, zijn de straten in den regentijd geheel doorweekt, - een moeras gelijk, en is het dorp toch niet behoorlijk van water voorzien tot besproeiing der tuinen. Zulk een fout begaande Boeren anders zelden of nooit als zij een dorp aanleggen. Overigens is Utrecht liefelijk gelegen, in het vruchtbaarste gedeelte van het district. De straten, nog niet bestraat, zijn breed en, voor een dorp in Transvaal, wel bebouwd. De huizen zijn van baksteenen opgetrokken, één verdieping hoog, van buiten met kalk gewit, met gras gedekt of onder gegalvaniseerd ijzeren dak, en met een verandah rondom het huis, of alleen aan den voorgevel. Ieder huis heeft zijn tuin en landerijen, bestaande uit één of meer erven, 450 voet lang bij 150 breed, ommuurd door een ‘wal’ van graszoden of een muurtje van ‘klippen’ opgestapeld, vier of vijf voet hoog, en met rozen, kweeperen, granaatappelen enz. begroeid. Op die erven wordt gezaaid, geplant en gepoot; is ook de ‘kraal’ voor de enkele koeien, die men melkt en eene stalling voor paarden, zoodat Utrecht minder den indruk geeft van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een dorp, dan van een aantal, dicht bij elkander gelegen, boerenplaatsen. De kerk, der Nederduitsch-gereformeerde gemeente, is een zeer eenvoudig gebouw, dat reeds lang door een beter zou zijn vervangen, indien het district niet zoo gedurig door Kaffers en Engelschen in beroering gehouden ware. Deze kerk was vroeger door een laager van zoden omringd, en diende toen ook wel om vrouwen en kinderen een wijkplaats te bezorgen, wanneer men een aanval der Zulu's verwachtte. Het ‘Gouvernementskantoor’ is een gehuurd, zeer onaanzienlijk gebouw. Handel was er tot nu toe weinig op het dorp, daar de Boeren hunne producten liever naar Pieter-Maritzburg brachten en dáár hunne inkoopen deden. Toch zijn er enkele winkels, waar men alles kan verkrijgen of die alles weten te leveren, van een veter tot een stoomschip, in ruil voor producten en vee, of tegen betaling in geld. Zulke winkels worden niet door Boeren, maar gewoonlijk door Europeanen gehouden. De rechterlijke en administratieve macht wordt op Utrecht vertegenwoordigd door een landdrost, wien een klerk, publieke aanklager en gerechtsbode ten dienste staan. Het schoolgebouw, waarin, ook al wegens den onrustigen toestand des lands, slechts van tijd tot tijd onderwijs gegeven wordt, deelt in den nederigen staat der overige publieke gebouwen. Slechts de pastorie is van klippen opgetrokken en maakt eenige vertooning, zoo niet van sierlijkheid dan toch van hechtheid.
De inwoners van het district Utrecht houden zich voornamelijk met de veeteelt bezig en zijn over het algemeen welvarende menschen. Iets zooals armenbedeeling kent men alleen bij name, en de allerarmste lijdt geen gebrek aan het noodigste onderhoud. Toch hebben de Utrechtsche Boeren veel geleden, door de onophoudelijke geruchten van Zuluinvallen op de grenzen. Een werkelijken inval hebben de Kaffers nooit beproefd, doch periodiek werd het gerucht van oorlog hunnerzijds verspreid, waardoor de Boeren genoodzaakt werden hunne plaatsen te verlaten en in laagers te trekken. Hiervan draagt de Engelsche Regeering in Natal (Shepstone eigenlijk) voor geen gering deel schuld. In den oorlog der Engelschen tegen de Zulu's werd Utrecht door de troepen bezet, tengevolge waarvan een aantal Boeren hunne plaatsen tijdelijk moesten verlaten, en niet weinigen zich op het Hoogeveld zijn gaan vestigen. Met de noodige politieke rust, zoo van de Kaffers als van de Engelschen, verzekerd, heeft dit district de schoonste toekomst, en komt de spoorweg van Durban naar New-Castle ooit tot stand, dan moet het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dorp tot bloei geraken. Het getal huizen bedraagt thans een 70, en dat der inwoners geen 300, doch deplaats kan een der welvarendste dorpen der Republiek worden. Te vreezen is het echter, dat de Engelsche Regeering dan de zekere overtuiging zal verkrijgen, dat Drakensberg de natuurlijke grens moet zijn tusschen Transvaal en Natal! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wakkerstroom.Dit district, aan Utrecht grenzende, ligt op den Drakensberg en vormt het Zuidoostelijk gedeelte van het Hoogeveld. Het is genoemd naar een vrij beduidenden stroom, die uit de bergen, nabij het dorp, ontspringt en later de Umzinyati of Buffel-rivier genoemd wordt. Het dorp zelf heet niet Wakkerstroom maar Marthinus Wesselstroom, naar den voormaligen Staatspresident, Marthinus Wessel Pretorius. Naar het Zuidwesten grenst Wakkerstroom aan Natal en den Oranje-Vrijstaat, en de Vaalrivier scheidt het, voor het grootste gedeelte, van het overige Transvaalgebied. Naar een rij bergen, Verzamelbergen genaamd, heet het district ook dikwijls: Verzamelberg. Het was, strikt genomen, niet begrepen in het Zand-riviertractaat, - zoomin als Utrecht, en is eerst in later tijd tot de Republiek gerekend. Wakkerstroom ligt gemiddeld 5500 voet boven de oppervlakte der zee, en bestaat uit breede vlakten, in een halven cirkel van hooge bergtoppen gevat, en door korte bergranden doorsneden. Daar het district zooveel hooger is gelegen dan Utrecht, is het klimaat ook zeer verschillend, en wordt hier het gras reeds door de vorst geschroeid, als dáár nog alles groen gekleurd is. Koud waait de wind van de bergen in den winter, die hier reeds in April aanvangt; kil is de natte nevel, waarin het geheele landschap soms gehuld is, en dik met sneeuw bedekt zijn de toppen der bergen, soms dagen achtereen. Half-tropische vruchten, die in Utrecht tot rijpheid komen, kunnen hier niet gekweekt worden, en zelfs de perzik en abrikoos komt slechts in zeer beschutte plaatsen tot volkomen wasdom. Ook zijn fijne groenten en planten niet bestand tegen de vroege winterkoude en late nachtvorsten van deze streek, noch is deze bijzonder geschikt voor akkerbouw, behalve in den zomer. Voor de schapenteeltGa naar voetnoot1) daarentegen is dit district bijzonder gunstig en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de paardenfokkerij is er geen beter in de Republiek. Het veld is bedekt met kort gras, meer zuur dan zoet, door schapen en paarden zeer gezocht. Daarenboven vinden de paarden in den zomer het noodige voedsel op de heuvels en bergtoppen, waar zij veilig kunnen weiden, dag en nacht, zonder gevaar voor de ‘paardenziekte’Ga naar voetnoot1), die van November tot na den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eersten rijp, in Mei, de paarden in lager gelegen streken bij honderden neervelt. In den ‘lamtijd’ moet hier bijzonder op de ooien en lammeren gelet worden, daar één enkele sneeuwstorm de gansche ‘lammerenoogst’ vernietigen kan, en groote schade veroorzaken onder de ooien en zwakke schapen. Ook mogen de kudden niet weiden in moerassige plaatsen, of waar het gras te rank groeit, doch overigens is het geheele district bij ééne, groote, prachtige, schapenweide te vergelijken. De paardenfokkerij vereischt de minste zorg, en geheele ‘troepen’ paarden grazen, zonder opzicht, in het vrije veld, behalve dat men hen in den zomer naar de hoogst gelegen plaatsen drijft. Ook voor hoornvee is dit district bijzonder geschikt, uitgezonderd in den winter, daar het gras al spoedig hard en droog wordt, en het vee daarenboven dan een warme weide verkiest. Het dorp Marthinus Wesselstroom, ook dikwijls bij verkorting M.W. Stroom geschreven, onderscheidt zich door natuurschoon noch door fraaie gebouwen. De ligging, aan de helling van een berg, is goed en het dorp is ook regelmatig aangelegd met breede straten, die elkander rechthoekig snijden, en een ruime markt, doch de onaanzienlijke huizen zijn zeer onregelmatig gebouwd, en het is soms moeielijk om, met eenige zekerheid, te weten of men zich op de vrije straat bevindt of op privaat eigendom. Daarbij is een deel van het terrein, in den zomer, wanneer het eenigszins aanhoudend regent, ‘doorslachtig’, een moeras gelijk; de straten zijn natuurlijk niet geplaveid. De hooge ligging van het dorp, 5300 voet boven de zee, maakt het tot een gezonde woonplaats voor krachtige gestellen, doch is niet gunstig voor den groei van boomen en planten, die hier dan ook niet zonder veel moeite kunnen worden gekweekt. Geheel anders dan het, in vriendelijk groen genestelde, Utrecht, heeft M.W. Stroom een onhuiselijk aanzien. Het is dan ook geen Boerendorp maar een handelsplaats, voornamelijk door Duitsche en Engelsche handelaars bewoond, en door ‘advocaten’ en ‘agenten’ (zaakwaarne- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mers zou men in Holland zeggen), die er rijk worden. De Boeren van het district komen hier slechts om hunne wol te verkoopen en inkoopen te doen; om zaken te verrichten in het landdrostkantoor, en ter godsdienstige samenkomst, in de eenvoudige Hollandsche (Ned. hervormde) kerk. Onverklaarbaar heeft men dit dorp, dat het middenpunt moest zijn van dit rijkbevoorrechte woldistrict, aan een uithoek gesticht. Een paar uren meer ten Noordwesten is het punt waar de groote wegen uit Natal over den Langnek, uit Utrecht, uit den Vrijstaat, naar Lijdenburg en Pretoria, naar Potchefstroom en Heidelberg, in één woord al de wegen uit Natal en den Vrijstaat naar het Binnenland te zamen komen. Had men het dorp dáár aangelegd, dan zou het een der belangrijkste handelsplaatsen hebben kunnen worden in Transvaal; doch dit is niet geschied, en M.W. Stroom heeft thans, naar het schijnt, geen groote toekomst. Nog is er een ander dorp, een ‘kerkdorp’Ga naar voetnoot1), Amersfoort genaamd, in ditzelfde district, aan de Schulp-spruit gelegen, uit eenige weinige huizen en een kerkgebouw der Ned.-gereformeerde gemeente bestaande. Behalve als kerkdorp is het van geen groote beteekenis. In het Oostelijk gedeelte van Wakkerstroom, aan de helling van Drakensberg, en in de kloven der bergen worden kostbare bosschen van timmerhout en overvloed van brandhout gevonden, en een enkele boschrand, aan den grooten weg van Natal naar Lijdenburg, heet Oud-hout nek, naar de boschjes van Oud-hout waarmede de kloven begroeid zijn, doch overigens is het district bijna zonder boom of struik. Steenkool wordt op onderscheidene plaatsen gevonden, doch de gewone brand- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stof is droge mest, van hoornvee of schapen. Van water is Wakkerstroom rijkelijk voorzien; en terwijl de eene murmelende beek zich haast om den Tugela te bereiken, en, na een korte reize door het zonnige Natal, zich in den Indischen Oceaan te storten, vloeien andere spruiten Noordoostwaarts, naar Delagoa-baai, terwijl nog weer andere kalm, als wisten zij welk een lange reize voor hen ligt, Westwaarts stroomen om, in Vaal-rivier opgenomen, zich met de Oranje-rivier te vereenigen, en zoo den band te vormen, die de Transvaal met den Atlantischen Oceaan op Afrika's Zuidwestkust, verbindt. Wild was hier, nog voor weinige jaren geleden, in overvloed, doch schoon de boerenplaatsen veel verder van elkander verwijderd liggen dan in Utrecht, en men verscheiden uren reizen kan zonder een woning te te bereiken, is het wild gedierte bijna geheel verdwenen, en wordt het groote wild zelden meer in ‘troepen’ gezien. In vele opzichten is Wakkerstroom een begeerlijk district. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijdenburg.Dit district, vroeger het geheele gebied der Republiek Lijdenburg omvattende, wordt thans begrensd ten Noorden en Noordwesten door de Olifants- en de Steelpoort-rivier; naar het Zuiden door een disticts-lijn, die, over het Hoogeveld, voorbij Klipstapel, naar de Randbergen in Wakkerstroom leidt; en Oostelijk door Zwazi-land, de Portugeesche bezittingen en het Lebombo-gebergte, tot waar de Olifants-rivier zich met den Groot-Letaba vereenigt. Deze uitgestrektheid gronds ligt voor het grootste gedeelte op den kruin van het Drakengebergte, van 4000 tot 6000 voet boven de oppervlakte der zee. Het district is wel voorzien van water en hout, rijk aan delfstoffen, buitengewoon vruchtbaar, en mag, ook om zijn gezonde ligging en prachtige natuur, een der meest bevoorrechte districten der geheele Republiek genoemd worden. Geen deel van Transvaal, Marico uitgezonderd, kan, proportioneel, een grootere bevolking dragen en haar overvloed verschaffen, dan Lijdenburg, en steeds zal dit district tot de belangrijkste der Republiek gerekend worden. Men verdeelt Lijdenburg gevoeglijk in vijf deelen: het Hoogeveld, de Comati-streek, de Goudvelden, het eigenlijke Lijdenburgsche en Sekukuni-land. Tot het Hoogeveld van Lijdenburg behoort ook het district Nazareth. Beginnende van het Zuiden, waar het district aan Wakkerstroom grenst, heeft men eerst het Hoogeveld, naar het Oosten en Noorden door losse ‘koppen’ en ‘randen’ van Drakensberg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afgezet. Deze geheele streek, aan Wakkerstroom gelijk, is met kort gras bedekt en uitnemend geschikt voor schapen. Van stroomend water is dit Hoogeveld, behalve nabij de bergranden, minder voorzien, doch wel van ‘pannen’ of meeren, waaronder het Chrissie-meer, zoo genoemd naar de dochter van den voormaligen President M.W. Pretorius, uitmunt. Hout is schaarsch, maar steenkool wordt overvloedig gevonden. Akker- en tuinbouw leveren in den zomer goede resultaten op, doch in den winter doet de rijp aan het gezaaide en de vruchtboomen te veel nadeel. Wild wordt op deze vlakten nog rijkelijk gevonden; ook een enkele struisvogel en leeuw. Tot op weinige jaren geleden, meende men dat deze streek in den winter te koud zou zijn voor mensch of vee, en slechts in den zomer bewoonbaar, doch thans, nu men de waarde van den grond en het gezonde klimaat heeft leeren kennen, is zij met bewoonde plaatsen, hoogstens twee of drie uren rijdens te paard van elkander gelegen, overdekt. Voor Kaffers is het Hoogeveld te kaal, (zonder boomen) en te koud, zoodat de Boeren, die hier wonen, en zich vooral met de schapenteelt bezig houden, slechts gebrekkig van veehoeders en arbeiders voorzien zijn. Als onderdeel van het district Lijdenburg werd hier, in 1867, eene kolonie van Schotsche emigranten gesticht, Nieuw-Schotland geheeten, door eene andere, Londina, gevolgd. Nieuw-Schotland werd vooral aangelegd met het oog op eene krachtige emigratie van schapen-boeren uit Schotland, en een mogelijken, directen handel, langs de Usuti-rivier op Delagoa-baaiGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grenzende aan het Hoogeveld, heeft men de Comati-streek, - eene verwarde massa van heuvelen en randen van vulkanischen oorsprong, met hooge bergen naar het Noorden en Oosten, doch eenigszins lager gelegen dan het Hoogeveld. Dicht begroeid met lang, zoet gras, is de Comati (behalve op de hooge plaatsen) minder geschikt voor schapen en paarden dan voor hoornvee, en zeer uitnemend voor tuin- en akkerbouw. De boerenplaatsen liggen hier dichter bij elkander dan op het Hoogeveld; er wordt veel gezaaid en geplant, en zoo akkers als tuinen leveren ruime oogsten op. In het Comati-gebergte wordt overvloed van timmerhout gevonden, en langs de Oostelijke helling dier bergen is uitstekend winterveld voor groot en klein vee. Het was vooral naar dit gedeelte van Comati dat J. Stuart, nu ruim 30 jaren geleden, den stroom van emigratie uit Holland wilde leidenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit Comati leidt de weg in Noordoostelijke richting, over eenige hooge bergranden, naar het eigenlijke Lijdenburgsche, - de streek waar Potgieter zich in 1845 heeft neergezet. Het Drakengebergte tooit hier zijn kruin met een grillig hoofddeksel van, schijnbaar los daarheen geworpen, alleenstaande, rondgetopte bergen, of wel, van lange, door diepe en dichtbegroeide valleien gescheurde bergranden, zooals het Steenkamps-gebergte, en met trotsche, 7000 voet hooge, spitsen zooals Mauch's Kop. 't Is alles bergen wat men ziet, en breede, waterrijke, met duizend soorten van bloemen, planten, heesters, vreemdsoortige gewassen en prachtig geboomte getooide valleien. De vele watervallen, die, soms van een enkelen bergrand, naar beneden storten en zich in de valleien tot stroomen vereenigen, verhoogen niet slechts het natuurschoon van dit district, maar zijn ook een onderpand van deszelfs vruchtbaarheid. Elke droppel water, die van de bergen vloeit, brengt kostbare teelaarde, in den vorm van opgelost graniet, naar beneden, en verrijkt den toch reeds rijken grond der valleien. Zulk een grond, onder een bijna tropischen hemel, doch 4000 voet boven het vlak der zee gelegen, door de half-tropische zonnestralen gekoesterd, maar door wind en water van de omliggende bergen koel gehouden, kan alles opbrengen wat de schoot der aarde oplevert, ook zonder veel bearbeiding. Geon wonder, dat deze streek zich den naam van korenschuur van Transvaal verworven heeft.
Om in geen herhaling te treden zij hier slechts aangestipt, dat elke vrucht, die in Utrecht tot rijpheid komt, in dit district fijner, edeler en over- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vloediger wasdom bereikt; en dat koffie, rijst, suiker, katoen en tabak hier zonder moeite gekweekt worden. Met uitzondering van de tabak, die een handelsartikel is geworden, verbouwt men de andere tropische voortbrengselen meer ‘voor de aardigheid’ dan om de opbrengst, doch door die ‘aardigheid’ wordt zonder tegenspraak aangetoond, dat bijna iedere kloof en elk beschut hoekske gronds, in dit vruchtbare district, geschikt is om tot plantage te worden bewerkt. Iedere meer opengelegen plaats daarentegen, leent zich tot bouwgrond voor alle granen (rogge en boekweit misschien uitgezonderd), en vooral tot den korenbouwGa naar voetnoot1). ‘Lijdenburgsch koren’ is door geheel Zuidoostelijk Afrika bekend en beroemd, en verwierf zelfs op een tentoonstelling te Parijs, een loffelijke onderscheiding. De jaarlijksche opbrengst aan koren wordt nu geschat op 3000 of 4000 mud, doch wordt dit district behoorlijk onder den ploeg gebracht, dan kan het honderdduizenden mudden graan opbrengen, om dan niet slechts den naam te dragen van ‘korenschuur’ maar een schuur vol koren te zijn. Doch zal dit gebeuren, dan moet Lijdenburg beter bewoond worden en een markt krijgen voor zijn producten, die gemakkelijk te bereiken is.
De bevolking van dit district wordt thans geschat op 1500 blanken, waarvan 1300 Boeren. In vroeger tijd was Lijdenburg beter bevolkt, doch de herhaalde overvallen der Kaffers hebben velen gedwongen om hunne plaatsen te verlaten en naar elders te trekken. Ziekte en politieke moeielijkheden hebben hier ook toe bijgedragen, doch het is vooral | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de Kaffers te wijten, dat Lijdenburg bijna ontvolkt is. Aan die beroeringen is of komt echter een einde, en dan breekt er voor dit district, wat bevolking betreft, een betere tijd aan. Het dorp Lijdenburg ligt, zeer schilderachtig, in een der valleien van het Steenkamps-gebergte, 4700 voet boven de oppervlakte der zee. Het werd aangelegd omstreeks 1850, toen men Andries-Ohrigstad wegens de daar heerschende koortsen moest verlaten. De naam der nieuwe hoofdplaats zou eigenlijk ‘Nieuw-Ohrigstad’ hebben moeten zijn, doch men had nog altijd zóóveel lijden te verduren gehad, en de dood had in den laatsten tijd zulke zware offers geëischt, dat ‘Lijdenburg’ beteekenisvoller naam gerekend werd. Het dorp, aan een tak van de Spekboomrivier gelegen, telt ongeveer 100 goede huizen, ééne verdieping hoog, van baksteenen opgetrokken en onder gras- of gegalvaniseerd ijzeren dak. Iedere woning heeft haar tuin en zaailand, door ‘zooden wallen’ of lage klipmuren omheind, die gewoonlijk met rozen overgroeid zijn. De straten zijn breed en aan beide kanten van open waterleidingen voorzien, die met wilgen, blauwgom- en andere boomen beplant zijn. Vooral in het voorjaar, als iedere boom een ruiker is van witte, paarsche en andere fijngetinte bloesems, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de rozen der heggen met nieuwe pracht ontluiken, schijnen de ongeplaveide straten van het dorp, zoo vele paden door een rozengaard, en gelijkt Lijdenburg meer op een bloeienden tuin en hof van bloemen, dan op een dorp. De kerk der Ned. geref. gemeente is een sterk gebouw, van een ‘laagermuur’ omringd, zoodat zij in tijd van oorlog ook als fort kan dienen, en in elk geval een wijkplaats biedt aan vrouwen en kinderen. Er was (of is) ook een statie der Berlijnsche Zending, met een kerkje en school; een gouvernements-kantoor, de school en eenige winkels, doch geen dezer gebouwen kan op eenige sierlijkheid aanspraak maken. Van brandhout is het dorp overvloedig voorzien en de noodige levensmiddelen zijn er tot betrekkelijk billijken prijs verkrijgbaar. Ambachtslieden, zoo als bakkers, slachters, schoenmakers, kleermakers, hebben zich hier nog niet neergezet of zijn reeds weer vertrokken; men bakt en slacht, gelijk bijna overal in Transvaal, ook op de meeste dorpen, meestal zelf, en gemaakte kleeren zijn goedkooper in de winkels verkrigbaar, dan zij door een plaatselijken crispijn of kleermaker zouden kunnen worden geleverd. Soms woont er een doctor op het dorp, doch niet altijd.
De grond, zoo van het dorp als het omliggende district, is vruchtbaar; de ligging van het dorp is gezond; het klimaat is aangenaam; hout noch water ontbreken; de streek is rijk aan delfstoffen en toch is Lijdenburg een ‘achterlijk’ dorp geweest in een ‘achterlijk’ district. Dit is vooral toe te schrijven aan de herhaalde in- en overvallen der omliggende Kafferstammen, en meer nog dááraan, dat Lijdenburg geen gemakkelijk te bereiken markt heeft voor zijn producten. In vroeger tijd moesten de Lijdenburgers hun koren naar Pieter-Maritzburg ter markt brengen, een afstand van 360 mijlen, en kostte het transport soms meer dan de producten opbrachten. Goederen, die uit Natal naar Lijdenburg worden ingevoerd, zijn wegens de transportkosten naar verhouding duur. Gedurende den tijd dat de goudvelden eene aanzienlijke bevolking bevatten, en de producten, die het district opleverde, op de markt te Lijdenburg konden verkocht worden, tierde het district en het dorp, doch met het afnemen dier bevolking verminderde de handel en is de vorige toestand min of meer teruggekeerd. Er zijn vele gegevens om Lijdenburg tot een welvarend en dichtbevolkt district, en het dorp tot een bloeiende handelsstad te maken, indien de markt naderbij kan worden gebracht. Dit zou geschieden indien er een directe handel op Delagoa-baai werd geopend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ééne groote weg uit de Republiek naar Delagoa-baai, loopt door het district, over het Hoogeveld naar den Usuti, en zoo naar Delagoabaai; twee andere wegen leiden, op weinige mijlen afstands van het dorp, naar hetzelfde doel. De Zuidelijkste dezer beide wegen loopt, tusschen Lijdenburg en Andries-Ohrigstad, over het gebergte, en volgt ongeveer de route door Potgieter en de zijnen genomen in 1844; de andere passeert de goudvelden van Pelgrimsrust. Van Lijdenburg naar Delagoabaai is ongeveer 180 mijlen en van de goudvelden slechts 150 mijlen, terwijl een Oostelijk deel van Lijdenburg, op slechts 40 of 50 mijlen afstands van Delagoa-baai, aan de Portugeesche bezittingen grenst. Artikelen van uitvoer zijn, granen, vruchten, tabak, huiden, ivoor en goud, doch, goud en ivoor uitgezonderd, heeft Lijdenburg daarvoor thans geen bereikbare markt, terwijl de goederen, via Natal ingevoerd, onbetaalbaar zijn. Zooveel als Lijdenburg nu gedrukt wordt, door het gebrek aan een markt, zoozeer zou het gebaat worden door een directen handel op Delagoa-baai, doch die kan alleen verkregen worden als er een spoorbaan tusschen de beide plaatsen wordt aangelegd, tenminste door de streek waar de tsetse huist. Wordt Lijdenburg op deze wijze met een zee-haven verbonden, dan kan het district, door tien- en twintigmaal de tegenwoordige bevolking worden bewoond; dan kan de grond behoorlijk worden beplant en bearbeid; dan moet het dorp, in plaats van een onbeduidende, kwijnende plaats, gelijk het nu is, eene groote, bloeiende stad worden. Zonder verdere oorlogen zullen de Kaffers dan tot het bewaren van den vrede gedwongen worden. Het land zucht om bearbeid te worden; dit deel der aarde is te schoon en te vruchtbaar om braak te blijven liggen, doch zonder markt voor zijne voortbrengeelen, zonder direct verkeer met de naastbij zijnde haven, Delagoa-baai, blijft het rijke Lijdenburg eene arme plaats, en in geen geval een geschikt veld voor emigratie uit Nederland. Die zeer begeerde markt en haven zal Lijdenburg, bedriegt men zich niet zeer, toch eenmaal verkrijgen. Over de Goudvelden, ten Oosten van het dorp, is reeds met een woord gehandeld, en het door Sekukuni bewoonde land zal later ter sprake komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nazareth of Middelburg.Dit district grenst aan Lijdenburg, waarvan het, tot korten tijd geleden, een deel uitmaakte. Door de Rhenoster-rivier wordt het van Pretoria gescheiden en door een grenslijn, die over het Hoogeveld naar het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuiden loopt, van Heidelberg en Staanderton. De Vaal-rivier maakt verder scheiding tusschen het district en Wakkerstroom. Nazareth of Middelburg ligt voor het grooter deel op het Hoogeveld, en strekt zich slechts ten Noorden uit in het Boschveld. Door de onophoudelijke aan- en invallen der Kaffers uit hunne woonplaatsen rondom Lijdenburg verdreven, trokken een aantal Boeren, in 1860-62, naar dit gedeelte van het Hoogeveld en zetten zich daar neer, voorloopig slechts gedurende den zomer. Toen het echter bleek dat de Vaal-riviervlakte zeer goed bewoonbaar was, ook des winters, vestigden zij zich daar voorgoed, en weldra werd het Hoogeveld een zeer begeerlijke woonplaats. In de laatste jaren, werd dit gedeelte van het district, ook sterk bewoond door Boeren uit den Vrijstaat en de Kaapkolonie, die zich hier met de schapenteelt wilden bezig houden, en plaatsen, 2000 morgen groot, die een 25 jaar geleden op de Gouvernements-verkoopingen kwalijk het minimum van £ 37.10 (ƒ 450 N.C.) konden opbrengen, zijn nu voor geen £ 1000 te koop. De Boeren, op het Hoogeveld van dit district, zijn over het algemeen welgestelde lieden, - eigenaars van kudden schapen, 2000 à 3000 stuks groot, en van hoornvee en paarden naar evenredigheid. De huizen, meestal van steen gebouwd en met platte daken, die minder gemakkelijk door zwervende Kaffers of in oorlogstijd in brand gestoken kunnen worden, zijn goed en alles geeft den indruk van welvaart. Zóó sterk is de bevolking toegenomen, dat er nu kort geleden een nieuw dorp gesticht is, tusschen Klipstapel en Vaal-rivier, ErmeloGa naar voetnoot1) genaamd, doch het bestuur over het geheele district blijft, vooralsnog, berusten bij den landdrost van de hoofdplaats der gemeente, Nazareth of MiddelburgGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit dorp ligt op het Hoogeveld, aan den grooten straatweg tusschen Lijdenburg en Pretoria, ongeveer 90 mijlen (16 uren te paard) van ieder der beide plaatsen verwijderd. Het werd gesticht in 1866, bestond in 1873 nog uit slechts weinige huizen, doch heeft sedert zulk een vlucht genomen, dat de hooge verwachtingen, die bij den aanleg der plaats gekoesterd werden, spoedig in vervulling schijnen te treden. De ligging, op een platten, langen heuvel of ‘bult’, 4800 voet boven de zee, is niet schilderachtig maar zeer gezond; water voor huiselijk gebruik en ter besproeiing der tuinen wordt uit een naburige fontein, langs een open waterleiding, in het dorp gebracht, en de, uit verweerd graniet bestaande, grond is zeer vruchtbaar. Zoowel uit een politiek als militair oogpunt is het dorp van groot belang voor dit gedeelte van Transvaal, en niet minder als een handelsplaats. Aanvankelijk van Lijdenburg gescheiden, zonder eigen bestuur, plaatste de Regeering later een landdrost op het dorp en verkreeg Nazareth gelijke rechten met andere districten. Op het dorp staan goed gebouwde huizen en eenige winkels, een hulpkerk der Ned. geref. gemeente, en een fraaie pastorie. De toevloed van vreemdelingen en handelaars zal beletten dat de plaats een Boerendorp wordt - een dorp waar de Boer, die rustig wil gaan leven zich een woning kiest, - doch kan haar een belangrijke handelsplaats doen worden. Zonder twijfel heeft dit dorp een schoone toekomst. De streek tusschen Nazareth en Lijdenburg is vooral naar het Noorden goed bewoond en bevat vele kostbare plaatsen, overvloedig van hout en water voorzien en geschikt zoowel voor akkerbouw als veeteelt. Onder de mineralen, die hier gevonden worden, moet het cobalt genoemd worden. Het getal blanke inwoners in het district, wordt geschat op ongeveer 1800 Boeren en 200 Europeanen, en dat der inboorlingen op ruim 3000. Hieronder zijn de 600 à 700 der Berlijnsche Zendingstatie, Botsabelo, begrepenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook dit gedeelte van Transvaal heeft, om tot grooten bloei te geraken, rust noodig van de omliggende Kafferstammen en.... directe verbinding met de zee. Voor emigratie op groote schaal is, in de nabijheid van het dorp, minder gelegenheid dan in het Lijdenburgsche, en ook op het Hoogeveld zullen enkele personen uit Europa zich niet spoedig nederzetten, doch er zijn Boeren genoeg om het behoorlijk te bewonen en te bearbeiden. Worden deze echter voortdurend verontrust door Mapoch, Sekukuni en andere Kafferhoofden, en zoo, tegen wil en dank, in oorlogen gewikkeld, en komt daarbij nu de vrees om, ten gevolge dier Kaffermoeielijkheden, met Engeland in verwikkelingen te geraken, dan moeten de krachten verlamd worden en kan dit district niet bloeien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tienduizenden balen wol kunnen jaarlijks op het Hoogeveld worden geschoren, en het dorp kan het middenpunt worden van een belangrijken handel met het Noordoostelijk gedeelte der Republiek, vooral ook met de honderdduizenden Kaffers, die daar wonen; doch eerste voorwaarde daartoe is rust en vrede met die stammen en tweede, dat de Republiek een directen handel krijge op de naaste zeehaven. Vrede met de Kaffers zal er zijn, als deze de Republiek weer hebben leeren ontzien, gelijk in de dagen van Potgieter en Pretorius, en dat ontzag kan hun juist nu (na de overwinningen der Boeren op de Engelschen) worden ingeboezemd, zonder commando's en bloedstorting, mits Engeland zich van noodelooze inmenging onthoude. En een zeehaven is verkrijgbaar in Lorenço-Marquez, aan Delagoa-baai. Eén blik op de kaart van Transvaal zal het duidelijk maken hoe dit district, en vooral het dorp, wel moeten varen bij een open baan over het Hoogeveld naar Delagoa-baai, en hoe dringend het wordt vereischt, dat die baan geopend worde zonder de andere, die het dorp Lijdenburg met Delagoa-baai verbinden moet, te verwaarloozen. Zonder directe gemeenschap met de zee blijft Transvaal van Engeland afhankelijk; één enkele heirbaan kan door Engelsche politiek worden gesloten; doch Transvaal is niet aan één route naar Delagoabaai gebonden. En liggen er langs den Zuidelijken weg tusschen Transvaal en het Portugeesch gebied, kleine Kafferstammen, die Engeland kan annexeeren, en zoo een muur opwerpen om het verkeer te belemmeren of geheel te stremmen, in het Noordoosten grenst Lijdenburg aan het Portugeesch gebied, en dáár is geen stremming mogelijk, zoolang Portugal met Transvaal bevriend blijft. Hierop kan niet te ernstig worden gelet. Houdt de Republiek de communicatie open met Delagoa-baai, en komt er een directe handel op Lorenço-Marques tot stand, dan is, menschelijker wijze gesproken, de hoogste bloei aan Transvaal in het algemeen, en aan Lijdenburg, dit district, Wakkerstroom, Staanderton en Heidelberg in het bijzonder, verzekerd; dan kan emigratie, ook uit Holland, goede vruchten dragen, beide voor Transvaal en het Moederland; dan is er een weg geopend voor handel en nijverheid; en eerst dan wordt de Transvaal volkomen verlost van Engelands bescherming. Daarzonder blijft ook dit kostbaar district, voor de Boeren van Transvaal, een verzegelde schat: wel te bezitten maar niet te gebruiken, zonder moeielijk te verkrijgen toestemming van den toezienden voogd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoutpansberg.Dit uitgestrekte district grenst ten Zuiden aan Lijdenburg; ten Oosten aan de Portugeesche bezittingen en onderscheidene Kafferstammen; wordt ten Westen door de Hout- en de Zebedele-rivier van Waterberg gescheiden, en ten Noorden, door den Limpopo, van de Malaka's, Baloekwa's en andere Kaffers. Het wordt, van het Zuidwesten naar het Noordoosten, door drie groote bergketenen doorsneden, waarvan de Zoutpansbergen, wederom uit drie rijen bestaande, het meest Noordelijk, liggen. Uit deze bergen ontspringen talrijke stroomen, die zich, Noordoostelijk en Oostelijk, in den Limpopo storten vóór deze de Republiek verlaat, behalve de Groot-Letaba, die zich bij Pokiones-kop met de Olifants-rivier vereenigt en eerst in de Portugeesche bezittingen, niet zeer ver van Delagoa-baai, met de genoemde rivier. Het district is voor een groot gedeelte binnen de keerkringen gelegen, doch, eene smalle strook uitgezonderd, buiten de tsetse-lijn. Het klimaat is, schoon warm, toch niet ongezond, behalve in den zomer, en in het Boschveld. Een deel van het district is zoo bergachtig, dat men het den naam van ‘Spelonken’ heeft gegeven. De buffel, eland, giraffe en ander groot wild wordt hier nog vrij overvloedig aangetroffen, doch de olifant heeft, gelijk wij reeds zagen, de wijk genomen over den Limpopo. Over het algemeen schijnt het groote wild, onder de tsetse veiligheid zoekende tegen den mensch, uit deze streken naar het Noordoosten en Oosten te trekken. Daar de jagers echter het wild volgen, kan juist dit trekken er toe leiden, dat de streek door uitroeiing of verdere verdrijving van het wild, van tsetse gezuiverd wordt. Zoutpansberg is rijk aan mineralen, vooral aan goud, doch hoe rijk, is vooralsnog niet in het minste te bepalen. De ‘Eersteling’-goudmijn ligt op de Zuidwestelijke grens van dit district, aan de Zebedele-rivier, doch ook elders, vooral naar het Noordoosten, is goud gevonden. Voor de schapenteelt is Zoutpansberg ongeschikt, en ‘ongezouten’ paarden kunnen hier niet leven; ook is het hoornvee minder krachtig dan op het veld meer ten Zuiden. Doch voor tuin- en akkerbouw, en vooral tot het aanleggen van plantagiën, leent deze streek zich uitmuntend. Alle tropische gewassen komen hier tot volkomen wasdom, en nog ver ten Zuiden van den Limpopo treft men reeds den baobab-boom aan. Aan hout noch water heeft dit district gebrek, en behoorlijk onder cultivatie gebracht, is het land zeer vruchtbaar. Een groot bezwaar, voor het oogenblik in elk geval, is dat Zoutpansberg te ver van elke markt ligt om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beloonend op eenigszins groote schaal onder cultuur te worden gebracht.
Door Hendrik Potgieter in 1848 gesticht, werd dit district slechts voor een korten tijd door de Boeren geregeld bewoond. Er werd een dorp aangelegd, Zoutpansberg of Schoemansdal geheeten, met schoone vooruitzichten op een belangrijken handel in ivoor met de inboorlingen, doch de plaats moest later, tengevolge van de moeielijkheden met de Kaffers worden opgegevenGa naar voetnoot1). Thans is Maraba-stad (zoo genoemd naar het opperhoofd, dat hier vroeger woonde), nabij de Zebedele-rivier, de hoofdplaats van het district, waar het landdrostkantoor is gevestigd, de kerk der Ned.-herv. gemeente is gebouwd en eenige handel wordt gedreven. De ligging van dit dorp is niet onaangenaam, doch onder de tegenwoordige omstandigheden heeft de plaats weinig vooruitzicht. Voor den korten tijd, dat de naburige goudvelden een groot aantal delvers lokten, tierde Maraba-stad door plaatselijken handel, doch de gebeurtenissen der laatste jaren hebben nadeelig gewerkt op de bearbeiding der mijnen, en met het versmelten der delvers-kolonie is ook (voor het oogenblik ten minste) Maraba-stads groote verwachting beschaamd. De blanke bevolking van dit district wordt geschat op 650 Boeren en 150 Europeanen, en dat der inboorlingen op één- of tweemaal honderd duizend. Deze laatste cijfers moeten echter zeer in het breede genomen worden. Slechts zooveel is zeker, dat de zes of zeven Kafferstammen, die in Zoutpansberg wonen, zeer talrijk zijn, en dat de Republiek hun ter wille gedurig in moeielijkheden gewikkeld is geworden. Tengevolge dier moeielijkheden is het district, voor het grooter deel, door de Boeren verlaten zonder dat er veel vooruitzicht bestaat, dat zij zich daar weer zullen gaan vestigenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht, Wakkerstroom, Lijdenburg, Zoutpansberg, en het Hoogeveld van Nazareth of Middelburg vormen één, aaneengesloten deel der Republiek, dat onder geen voorwaarde van haar gescheiden kan worden, zonder dat voorgoed, alle hoop op Onafhankelijkheid niet slechts der Transvalers, maar van alle Afrikaners in Noordoostelijk Afrika, de bodem wordt ingeslagen. Alléén op de Oostelijke grens der Republiek is directe gemeenschap met de zee mogelijk, zonder dat Engeland dit verhinderen kan, en daarmede staat de onafhankelijkheid van Transvaal en den Vrijstaat in onafscheidbaar verband. Wordt Utrecht afgesneden, dan ligt de weg langs het Drakengebergte, en langs de Lebombo-bergen, tot aan den Limpopo, voor Engeland open; zou Wakkerstroom in vreemde handen komen, dan bestrijkt men daaruit gemakkelijk het geheele Hoogeveld; en het verlies van Lijdenburg en Zoutpansberg, zou der Republiek én den Vrijstaat een politieken doodsteek geven. Geen wonder dat Engeland, nog zoo kort geleden, begeerde om de grenzen van Transvaal ten Westen van den 30sten graad O.L. te plaatsen; de bedoelde districten toch, liggen ten Oosten van dien meridiaan!
Het Noord-noordwestelijke gedeelte van Transvaal wordt gevormd door een groep van drie districten: Waterberg, Rustenburg en Marico. Van deze drie wordt onze aandacht eerst bepaald bij: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waterberg.Dit district, ten Noorden, en gedeeltelijk ten Zuidwesten, begrensd door den Limpopo, wordt door de Matlabas-rivier van Marico gescheiden en door de Elands-rivier van Pretoria; raakt, ten Oosten, even aan Lijdenburg, en grenst verder aan Zoutpansberg. Het beslaat eene oppervlakte, ongeveer zoo groot als (of iets grooter dan) geheel Nederland, doch telt, over die uitgestrektheid gronds, slechts een blanke bevolking van nog geen 800 zielen. Het getal inboorlingen wordt op 170,000 geschat. Uit een geologisch oogpunt is dit district misschien het merkwaardigste in Transvaal; ook vindt de botanist, de naturalist en de jager hier bijna al wat hij kan verlangen, doch voor den Boer heeft het district minder waarde, daar het voor een groot gedeelte binnen de keerkringen en, wat erger is, in de ‘tsetse-lijn’ ligt. Vandaar ook dat het zoo weinig door blanken bewoond is. Het district ontleent zijn naam aan de bergketen, die dit gedeelte van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Republiek, van het Zuidwesten naar het Noordoosten, doorsnijdt en waaruit zoo vele wateren ontspringen. Drie groote rivieren: de Noordelijke Pongolo, de Groot-Palala, en de Nijlstroom of Maghaliquain, met hare talrijke vertakkingen nemen haar oorsprong uit dezen berg; heete en koude mineraalbronnen, hier en daar in de onmiddellijke nabijheid van elkander, borrelen uit de scheuren in het gebergte, terwijl een meer, door hooge, steile rotsen ingesloten, de ZoutzeeGa naar voetnoot1) van Transvaal vormt. Om dien overvloed van water: kristalhelder drinkwater, donker gekleurd zoutwater, en zwavel- of ijzerhoudende minerale wateren, hebben de Boeren dit gedeelte van de bergketen Waterberg genoemd, en draagt het district dienzelfden naam, ofschoon er geheele streken zijn, in het Boschveld, waar geen droppel water gevonden wordtGa naar voetnoot2). Waterberg bestaat voor een groot gedeelte uit Boschveld, zeer geschikt voor de cultuur van alle tropische en half-tropische voortbrengselen, en is rijk aan mineralen. Voor zooverre het Boschveld buiten de tsetse-lijn ligt, maken de Boeren er gebruik van als winterveld voor hun vee, doch een groot deel is onbruikbaar. De meeste boerenplaatsen liggen rondom of langs den Waterberg (het gebergte) en zijn zeer vruchtbaar. Wild wordt hier nog zeer overvloedig gevonden en vele Boeren houden zich meer met de jacht bezig dan met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den landbouw. Het klimaat is op de hooge plaatsen niet ongezond of buitengewoon heet, doch in het Boschveld wordt de hitte, in den zomer, ondraaglijk. Aan natuurschoon ontbreekt het deze streek niet, doch als woonplaats is zij niet verkieslijk. De hoofdplaats van dit district is het dorpje Nijlstroom, aan de rivier van dien naam gelegenGa naar voetnoot1). Daar woont de landdrost en is een kerk gebouwd; er zijn eenige winkels en woonhuizen, doch alles heeft een vervallen aanzien. Schoon is de natuur rondom; vruchtbaar is de grond; veelbelovend zijn de boomgaarden en de akkers; een groote, gekleurde bevolking, waarmede men een winstgevenden handel zou kunnen drijven, woont in de onmiddellijke nabijheid; mineraal-bronnen van onschatbare waarde, in de behandeling van huidziekten, rheumatismus en debiliteit (na hevige koortsaanvallen), worden talrijk aangetroffen; zout is maar voor het verzamelen, aan de Zoutzee boven gemeld; de bosschen leveren kostbaar hout op, en het Boschveld ‘leeft’ van wild, - van den giraffe tot de kleine oribi, en toch is dit district, het uitgestrektste in Transvaal, zoogoed als onbewoond door de Boeren. Behalve aan het ongezonde klimaat van het Noordelijkste gedeelte, en het bloedwarme Boschveld, is dit toe te schrijven aan het gebrek aan een markt voor de producten, en aan zoo vele moeielijkheden, die men met de Kaffers heeft moeten doorworstelen. Nijlstroom, de hoofdplaats van Waterberg, ligt een 70 mijlen van Pretoria, en ongeveer zoover van de ‘Eersteling’ - goudvelden. Per spoor, zou deze afstand natuurlijk weinig beteekenen, doch voor den ossenwagen en door het Boschveld is die beduidend. Daarbij ligt Nijlstroom-zelf op de Zuidelijke grenzen van het district, dat zich in rechte linie nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
150 mijlen verder Noordwaarts uitstrekt, tot aan den Limpopo. Al was het land ook tienmaal vruchtbaarder en het klimaat onverbeterlijk, dan zou het toch, betrekkelijk, zonder waarde zijn voor cultuur en handel, omdat er geen bereikbare markt is voor de producten. Eerst als Waterberg zulk een markt krijgt (en dit hangt onafscheidelijk samen met het vraagstuk van directe gemeenschap met de zee via Lourenço-Marques), zullen de hulpbronnen van dit rijke district, nu zoogoed als geheel verzegeld, kunnen worden ontwikkeld. Wat de Kaffers betreft wekt geen plaats in Transvaal bij de Boeren zulke bittere herinneringen als Makapaans-poort, in dit district, en zal de Nijl hier, hen altijd aan bitter lijden herinneren, gelijk de Nijl in Noord-Afrika, den kinderen Israëls. Men oordeele: Het was in het jaar 1854, dat Hermanus Potgieter, broeder van Hendrik Potgieter, met eenige anderen, van vrouw en kinderen vergezeld, op een ‘jachttocht’ in de nabijheid gekomen van Makapaans woonplaats, door dat opperhoofd werd overvallen. Potgieter zelf werd, naar men verzekert, onbeweeglijk op den grond uitgestrekt en levend gevild; de andere leden van het reisgezelschap werden op de wreedaardigste wijze afgemaakt, en nog eenige andere familiën, die niet tot Potgieters gezelschap behoorden, maar eenvoudig gekomen waren om milies en Kafferkoren te koopen, werden insgelijks door de Kaffers op de gruwelijkste wijze vermoord. De plaats, waar dit geschiedde, heet tot op dezen dag Moord-drift, als pendant van Moord-spruit in Natal. Op het vernemen van deze gruweldaden maakten Piet Potgieter, de commandant van Zoutpansberg, en M.W. Pretorius, van Potchefstroom, zich met een commando van 500 man op, om het bloed hunner verwanten te wreken. Pretorius beschrijft het tooneel van den moord in deze woorden: ‘Met mijne eigen oogen heb ik nu gezien wat men mij had geschreven omtrent de gruwelen, die er zijn gepleegd. De lichamen, die wij hebben gevonden, zijn meest van vrouwen; van één lijk, dat van een man, waren de vingers opengesneden, van de toppen tot aan de handpalm.... In een der naburige kralen vonden wij gesmolten menschenvet, waarin de handen, aan een spit, gebraden waren.... Verder bespeurden wij teekenen van zulke ongebonden wreedheden, die de schaamte mij belet zelfs te noemen. Of deze gruwelen bedreven zijn op de lijken, of toen de vermoorden nog leefden, kan ik niet zeggen. Bij het zien van dit alles werd ik met afgrijzen vervuld en besloot ik die barbaren te straffen, al zou het mij ook het leven kosten.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makapaan wachtte het commando niet af maar vluchtte in de diepe holen zijner bergen, waar hij door de Boeren achtervolgd werd, doch waaruit dezen hem niet konden verdrijven. De Boeren besloten toen de toegangen tot deze holen bezet te houden, en de Kaffers door honger en dorst, tot de overgave te dwingen, doch dezen kenden uitgangen, waarvan de Boeren niets wisten, en verstaken zich in altijd meer ontoegankelijke bergholten, waaruit zij de Boeren bestookten. Zittende aan den ingang van een dier kloven, werd Piet Potgieter door een vijandelijk schot doodelijk getroffen, waarna de Kaffers de Boeren tartten om in de kloven te komen. Hierop liet Pretorius de toegangen tot deze holen sluiten met groote rotsblokken, die van de bergkransen gewenteld werden, en met hout, uit de bosschen gekapt, dat in brand geraakte, zoodat de meeste Kaffers, van honger en dorst, of in den rook, omkwamen. Makapaan-zelf vond dus de straf voor zijne gruwelen, en de Kaffers dezer streek werden den Boeren onderworpen. Maar de wonde, die door den dood van commandant Potgieter nog pijnlijker werd, kon hierdoor nietGa naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geheeld worden, en ‘Piet-Potgietersrust’ waar men den verslagene heeft begraven, met Moorddrift, waar Makapaan de gruweldaad pleegde, zoowel als die akelige holen, waar zoo vele Kaffers, ook vrouwen en kinderen, ellendig omkwamen, wekken bij het thans levende geslacht in Transvaal te akelige herinneringen, om deze streek bij voorkeur te bewonen.
Het valt moeielijk te voorspellen welke toekomst voor dit district is weggelegd. Het is mogelijk dat er goud of ander metaal genoeg gevonden zal worden, om de kosten van het delven te beloonen, of dat, als Pretoria door een spoorbaan met Delagoa-baai is verbonden, de markt zóó nabij Nijlstroom wordt gebracht, dat de omliggende streek op groote schaal onder cultuur kan worden gebracht (zeker met bevredigende uitkomsten), doch voor het oogenblik is dit district slechts voor een klein gedeelte bewoonbaar, en is het geen veld voor emigratie, het allerminst uit Nederland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rustenburg.Ten Westen van Waterberg, en door de Matlabas-rivier van dat district gescheiden, ligt Rustenburg, dat men ook het Limpopo-district zou kunnen noemen. Deze rivier, na zich onder verschillende namen een doortocht gebaand te hebben door het Magalies-gebergte, doorsnijdt als de Limpopo, het geheele district van het Zuidoosten naar het Noordwesten, en vormt, na den Marico in zich te hebben opgenomen, in hare kromming naar het Noordoosten, de Noordwestelijke grens van het district en van Transvaal. Westelijk, wordt Rustenburg door de Marico-rivier van het Marico-district gescheiden; naar het Zuidwesten, door een grenslijn, die over Witwater-rand loopt van Potchefstroom, en ten Oosten, door een andere lijn van Pretoria. Twee bergketenen, het Magalies-gebergte en de Witfontein-Mariquelebergen, doorsnijden het district van het Westen naar het Oosten, en verdeelen het in een gematigd, half-tropisch en tropisch gedeelte. Al wat ten Zuiden van Magaliesberg ligt behoort in zekeren zin tot het Hoogeveld, en tot de gematigde luchtstreek; aan de andere zijde van Magaliesberg is de temperatuur veel hooger, en komen de half-tropische gewassen, die in Pretoria niet kunnen tieren, tot volkomen wasdom, ten Noorden van het Mariquele-gebergte wordt het klimaat tropisch, en het land ongezond, en worden, langs den Matlabas, de tsetse gevonden. Rustenbnrg bestaat, voor een groot gedeelte, uit Boschveld, dat, naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Noorden, onbewoond en onbewoonbaar is, vooral ook uit gebrek aan water, doch meer naar het Zuiden voortreffelijke weiden oplevert, voor groot en klein vee, in den winter. Ten Noordoosten van de Pilaansbergen vindt men, ter hoogte van 3500 voet, een streek Karroo-veld, de eenige wellicht in Transvaal, - de beste weide voor schapen, die men begeeren kan. Doch Rustenburg is vee- noch schapendistrict; ook kan men er, om de paardenziekte, geen paarden fokken. Rijk is het daarentegen aan metalen, vooral koper en lood, en het is de tuin van de Republiek.
Mag Lijdenburg de korenschuur van Transvaal genoemd worden, dan is die naam van ‘tuin’ vooral toepasselijk op de half-tropische streek, tusschen Magalies-berg en de Mariquele-bergen. Geen deel van Zuid-Afrika biedt schooner natuurtooneelen aan, of is vruchtbaarder. Niet slechts tieren hier tarwe, milies en andere granen, en zijn de boomgaarden ware lusthoven, van allerlei vruchtdragend geboomte, maar ook is deze streek bij uitnemendheid geschikt voor de cultuur van koffie, thee, suiker, kaneel, tabak, katoen, rijst, indigo en andere tropische voortbrengselen. Op meer dan eene boerenplaats en op enkele plantagiën, nabij het dorp Rustenburg, heeft men proeven genomen met den koffieboom, die goed geslaagd zijn; Rustenburgsche tabak is over de geheele Republiek beroemd; katoen groeit in het wild, evenals het suikerriet en eene soort van thee. De geheele geaardheid van den grond; de evenredige, half-tropische temperatuur; en de struiken en planten, die hier in het wild gevonden worden, alles toont ten duidelijkste aan, dat deze streek slechts met eenige zorg onder cultuur behoeft gebracht, om in een uitgestrekten akker, bloeienden tuin, en veelbelovende plantagie herschapen te worden. Het aanleggen en bewerken van plantagiën is echter niet het werk der Boeren, maar zal door anderen moeten geschieden. Van geen gering belang is het dat een zoo vruchtbare streek in het midden van Transvaal gelegen is, en gemakkelijk haar producten ter markt kan brengen. Wat Rustenburg kan opleveren zal altijd op de plaats zelve, of te Pretoria en Potchefstroom, een willige markt vinden. Wordt Pretoria ooit door een spoorweg met Delagoa-baai verbonden, dan zou Rustenburgsche koffie en tabak een geschikt artikel van uitvoer kunnen opleveren, zelfs naar de Kaapkolonie en Europa, en zoolang de Diamantvelden bewerkt worden zal iedere korrel, om van de tropische voortbrengselen te zwijgen, die hier gewonnen kan worden, dáár een markt vinden. Doch voor het oogenblik wint men in Rustenburg, bij gebrek aan de noodige bearbeiding, kwalijk graan genoeg voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigen gebruik, en koopt men in de winkels, tot duren prijs, ingevoerde producten, die uit dit district, naar Europa, behoorden te worden uitgevoerd. De bevolking wordt geschat op ruim 5000 Boeren, ongeveer 400 Europeanen, meestal op het dorp, en een 25,000 inboorlingen. De boerenplaatsen liggen, voor Transvaal, dichtbij elkander; meestal aan de hellingen van het Magalies-gebergte; zijn wel voorzien van water en hout, en beter bebouwd dan in het Lijdenburgsche. Deze gansche streek, op Moselekatse veroverd, was vroeger door dat Kafferhoofd, tot het schouwtooneel zijner bloedigste verdelgingsoorlogen gemaakt, en gevolgelijk hebben de Boeren hier minder van de Kaffers te lijden gehad, en konden zij rustiger hunne plaatsen bebouwen, dan elders. De meeste Boeren in het district houden zich met den landbouw en wat veeteelt bezig, vooral ook met het aantelen van bokken om te slachten, en met de jacht, die in het Boschveld, naar het Noorden, waar nog overvloed van groot wild is, geen geringe voordeelen oplevert. Een deel der Rustenburgers noemt men DoppersGa naar voetnoot1), onder de Boeren zelven min of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer eensluidend met: eenvoudigheid van zeden, kloekheid van hart, en gehechtheid aan de leer en praktijken der gereformeerde Kerk.
Het dorp RustenburgGa naar voetnoot1) ligt aan den voet van Magaliesberg, in het schoonste gedeelte van het district, langs de Hex-rivier, 3500 voet boven de oppervlakte der zee. Het werd gesticht in 1850, door of op verzoek van den kerkeraad en de leden der Ned. geref. gemeente aan MagaliesbergGa naar voetnoot1). Het dorp is zeer regelmatig aangelegd, met breede straten, aan beide kanten van stroomend water voorzien, en telt thans ongeveer 500 inwoners. De huizen zijn voor het meerendeel net en gerieflijk gebouwd, van fraaie tuinen omgeven, en naar den kant der ruime markt vindt men zelfs enkele huizen van twee verdiepingen, wat overigens een zeldzaamheid is in Transvaal. De kerk der Ned. herv. gemeente, waaraan men jaren lang gebouwd heeft, maakt eenigen indruk door haar hoogte, doch kan geen aanspraak maken op sierlijke bouworde. De gereformeerde gemeente heeft hier insgelijks een kerk, - de eerste door haar in dit land gesticht. Er zijn een aantal winkels op het dorp, waarin vrijwat handel wordt gedreven, en over het algemeen heeft de plaats meer het aanzien van een kleine landstad dan van een dorp. Zonder twijfel heeft deze schoon gelegen, bijzonder vruchtbare, niet ongezonde, en aangename plaats een schoone toekomst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marico.Dit district vormt het Westelijk gedeelte van de Noordwestelijke districten-groep. Het werd vroeger, door de Notuani-rivier van Sechele- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land gescheiden, doch de Engelsche politiek heeft voor die natuurlijke grenslijn een andere gesteld, die, over de Dwarsbergen, door bakens wordt aangeduid. Hierdoor is de Marico-rivier, van dit gebergte af tot aan haar samenvloeiing met den Limpopo, de Noordwestelijke grens geworden, welke grens zich dan verder, met allerlei bochten en wendingen, naar het Westen uitstrekt, tot aan Bloemhof. Ten Zuidwesten grenst het district aan Potchefstroom, en Oostelijk wordt het door den Marico van Rustenburg gescheiden. Schoon dit gedeelte der Republiek het eerst door de Boeren in bezit is genomen, werd Marico pas voor eenige jaren tot een afzonderlijk district, met eigen, plaatselijk bestuur, verheven. De geaardheid van den bodem is zoo gelijk aan die van het ‘halftropische’ gedeelte van Rustenburg, dat er geen nadere beschrijving van behoeft te worden gegeven. Magaliesberg neemt hier zijn oorsprong, en de Dwarsbergen zijn het Westelijk gedeelte van de bergketen, die zich, onder den naam van Witfontein-, Mariquele-, en Hangklip-gebergte, naar het Noordoosten uitstrekt. Een groot gedeelte van Marico bestaat uit Boschveld, geheel buiten de tsetse-lijn, maar zonder water, en uitgestrekte grasvlakten, in ligging overeenkomende met het karroo-veld van Rustenburg. Marico is het Westelijk gedeelte van den ‘tuin’ van Transvaal. Alles groeit ook hier; elke graansoort, de appel en de sinaasappel, de vijg en de perzik, de pisang en de druif, terwijl tropische producten, (koffie en suiker) gewonnen kunnen worden evenals, en op sommige plaatsen misschien nog beter dan, in Rustenburg. Ook zijn er hooge, open plaatsen, waar men schapen houden kan, en het veld levert uitnemende weide op voor hoornvee. Toch kon het district, gedurende langen tijd niet tot bloei geraken, omdat het geen markt had voor zijn producten, doch nu de Diamantvelden (slechts tien dagen, per ossenwagen, verwijderd) ontdekt en bevolkt zijn, heeft het die markt gevonden en is Marico een der welvarendste districten der Republiek geworden. Ware het district op de eene of andere wijze, per rail, met Kimberley verbonden, dan zou men op de Diamantvelden, gedurende het gansche jaar, versche groenten kunnen eten, in Marico geteeld, waar men zich daar nu met ingelegd goed, uit Engeland ingevoerd, moet vergenoegen. En komt zulk eene verbinding ooit tot stand, dan is Marico het aangewezen veld van emigratie voor menigen tuinder. De grond ‘bedelt’ om bearbeid te worden, - niet hier en daar, sporadisch, maar geregeld en stelselmatig. De uitkomsten kunnen niet anders dan verrassend, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn. Doch zal een tuinder hier van zijn arbeid kunnen leven, dan moet het kanaal van afvoer tot op een tiende worden verkort, en Kimberley in een of twee dagen te bereiken zijn. Dat dit zal gebeuren, - wie, die Transvaal kent, en de ontwikkeling van Zuid-Afrika, gedurende de laatste 20 jaren, heeft gadegeslagen, twijfelt dááraan? Marico is rijk aan mineralen, vooral lood, zilver en koper; waarschijnlijk ook aan goud. Het district is wel voorzien van water en hout, en, schoon de temperatuur wat hoog is, toch niet ongezond. Slechts in enkele moerassige streken en in het Noordelijkst gedeelte, heerschen periodieke koortsen. De blanke bevolking wordt geschat op ruim 2300 Boeren en 200 Europeanen, en het getal inboorlingen op 10,000 of 12,000. De welbebouwde en beplante boerenplaatsen liggen dichtbij elkander, en schoon het district niet zeer uitgestrekt is, zijn er reeds drie dorpen in aangelegd. De hoofdplaats is Zeerust, een dorp van ongeveer 50 huizen, fraai en vruchtbaar gelegen aan den Klein-Marico, met een kerk der Ned. hervormde gemeente, het landdrostkantoor en eenige winkels, die nog al handel moeten drijven met de Kaffers, over de grenzen. Zes mijlen ten Westen van Zeerust, ligt het tweede dorp, Jacobsdal geheeten, uit een 20 huizen bestaande, van bloeiende akkers en tuinen omgeven, en met een fraaie kerk der Ned. gereformeerde gemeente, door welke dit dorp is aangelegd. Doch de belangrijkste plaats, in het district, wat de ligging betreft, is Lichtenburg, 36 mijlen ten Westen van Jacobsdal, aan den grooten weg van Potchefstroom naar het Binnenland. Voor het oogenblik bestaat dit dorp slechts uit een nette kerk der Ned. geref. gemeente, eenige weinige huizen, en een of twee winkels, doch Lichtenburg geeft terstond den indruk van een stad in wording. De plaats is goed aangelegd, op een platten heuvel; er is overvloed van water ter besproeiing van de ruime erven, en de grond is vruchtbaar; de straten zijn wijd en verdeelen het dorp in vierkante ‘blokken’. Er is niet veel verbeeldingskracht toe noodig, om die erven bebouwd te te zien met fraaie huizen, ruime magazijnen, een sanitorium, scholen en kerken, de noodige gouvernementskantoren en het ‘Centraal-Station van den Potchefstroom-Kimberley en Shoshong-Spoorweg’, en deze gezonde, prachtig gelegen, doch nu zoo eenzame plaats, in een bloeiende handelstad herschapen. Lichtenburg: slechts 90 mijlen van Potchefstroom en 200 mijlen van de Diamantvelden verwijderd; in het midden van een district, rijk aan lood en andere mineralen, vruchtbaar boven beschrijving, geschikt voor vee en, op de hoog gelegen vlakten, voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schapen, is de aangewezen plaats voor een onbegrensden handel met de inboorlingen, ten Noordwesten van Transvaal, en met de jagersGa naar voetnoot1), die, vooral ook uit deze streek, tot aan het meer Ngami, jacht maken op den olifant en ander groot wild; - is, behoorlijk versterkt, van de grootste strategische waarde ter bescherming der Noordwestelijke grenzen, en heeft ongetwijfeld een schoone toekomst, als een der brandpunten van welvaart en eere, in dit schoone land.
Potchefstroom, met Bloemhof ter linker- en Heidelberg ter rechterzijde, vormt het Westzuidwestelijk gedeelte van Transvaal. Staanderton sluit den cirkel. Het eerst een woord over: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bloemhof.Vanwaar dit district dien naam gekregen heeft is moeielijk te zeggen. Het maakt een gedeelte uit (doch niet het beste gedeelte) van het Hoogeveld langs de Vaal-rivier; heeft heinde en verre boom noch struik, en aan ‘bloemen’ is deze zanderige vlakte juist zeer arm. Ook heeft deze ‘hof’ aan de Republiek wel (politieke) doornen, doch geen bloemen verschaft. Waarschijnlijk heeft men deze bloemlooze streek, bij wijze van contrast, dien bloemrijken naam gegeven. Het district is vooral bekend wegens de moeielijkheden, die er aan de regeling der grenzen, op dit punt van Transvaal, zijn verbonden geweest. De natuurlijke grens is de Hart-rivier, tot aan hare samenvloeiing met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de VaalrivierGa naar voetnoot1) en waren er nimmer diamanten gevonden, juist op het punt waar die beide rivieren te zamen komen, dan zou, Engeland zich met het land tusschen die rivieren wel nooit hebben ingelaten. Bij de annexatie van Griqua-land West, door de Engelsche Regeering, volgde echter vanzelf, dat ten minste een deel van den bedoelden grond, waar men reeds diamantengevon den had, onder de Engelsche vlag moest komen en de Britsche lijn werd dus zóó getrokken, dat de Britsche vlag zoowel de oevers van de Hart- als van de Vaal-rivier kon beheerschen. En schoon dit gedeelte des lands, tot aan de Maquasi-spruit, onbewoond was en onbeheerd lag, toen de Boeren, in 1836, voor het eerst over de Vaalrivier trokken, en eerst in later tijd door Koranna's, Batlapins en ander volk is bezet geworden, wist Gasibone, het Batlapin-opperhoofd, nadat de Republiek meermalen met diens vader in bloedigen strijd gewikkeld geweest was, te bewerken, dat een Engelsch ambtenaar als scheidsrechter tusschen hem en Transvaal zou optreden. Die ambtenaar was de heer Keate, luit.-gouverneur van Natal, en de grenslijn door hem vastgesteld wordt genoemd de ‘Keate-award’ (uitspraak). Daar hierdoor echter niet slechts een geheel district, met bebouwde plaatsen en twee dorpen, verloren ging, maar ook de Westelijke grenzen der Republiek geheel verbrokkeld werden, en het direct verkeer tusschen Transvaal en de Diamantvelden onmogelijk werd, weigerde de Volksraad het Keate-award goed te keuren, en bleef de grensregeling onafgedaan. Gasibone eigende zich, krachtens de Keate-toewijzing, al het land toe tusschen de Maquasi-spruit en de Hart-rivier, en tot aan Lichtenburg en Jacobsdal; het Engelsche Gouvernement wilde de lijn, door Keate gemaakt, gehandhaafd hebben; en de Republiek ging voort met inkomende rechten te heffen op vrachtgoederen, die uit de kolonie werden ingevoerd, en belasting te innen van de Boeren, die in Bloemhof grond bezaten. Bij de latere grensregeling, door den Volksraad bekrachtigd, is het district in twee deelen gescheiden, zóó, dat de beide dorpen Christiana en Bloemhof, aan Transvaal zijn gebleven, en het Westelijk gedeelte aan de Batlapins is gevallenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de Hart-rivier, tot aan hare samenvloeiing met Vaal-rivier toch niet de Westelijke, grens van Transvaal kan vormen, is deze grensregeling voor de Republiek, niet onaannemelijk. Christiana, zoo geheeten naar de dochter van den vroegeren President M.W. Pretorius, en Bloemhof, beide aan de oevers van Vaal-rivier gelegen, zijn, vooralsnog, dorpjes van weinig beteekenis en met geen groote vooruitzichten. Christiana is de hoofdplaats van het district, doch bestaat, behalve uit een kerkje, een landdrostkantoor en een paar winkels, slechts uit een half dozijn onaanzienlijke woningen. Het ligt 160 mijlen van Potchefstroom en 70 mijlen van Kimberley, aan den grooten weg tusschen deze beide plaatsen. Bloemhof, dat 30 mijlen nader aan Potchefstroom ligt, is een weinig meer belovend en drijft nog al handel, vooral met de Kaffers, die, naar en van de Diamantvelden, de plaats aandoen. Over het geheel genomen behoort dit district, met zijn bevolking van ongeveer 1200 blanken, en eenige duizenden gekleurden, tot het minst aantrekkelijk gedeelte van Transvaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Potchefstroom.De Maquasi-spruit maakt scheiding tusschen Bloemhof en Potchefstroom. Dit district wordt verder begrensd door de Vaal-rivier, tot waar deze de Kliprivier in zich opneemt; wordt vervolgens door dat riviertje van Heidelberg gescheiden; door het Witwaterrand-gebergte van Pretoria en Rustenburg, en door een korte districtslijn, nabij Lichtenburg, van Marico. Potchefstroom, het oudste, en vroeger grootste, district van Transvaal, is nu, na Utrecht, wel het kleinste, doch wat het in uitgestrektheid mist heeft het in bevolking en belangrijkheid voor, boven andere districten. Het telt ongeveer 7500 blanke inwoners, waarvan ruim 1200 Europeanen zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en slechts 1500 gekleurden, - meestal dienstboden op de dorpen, of arbeiders op de boerenplaatsen. Het district, van 3000 tot 4000 voet boven de oppervlakte der zee gelegen, heeft uitmuntende weiden voor hoornvee en schapen, is over het algemeen zeer geschikt tot het verbouwen van granen, en, schoon de plantengroei minder welig is dan ten Noorden van Magaliesberg, en half-tropische vruchten hier slechts op enkele, zeer beschutte, plaatsen kunnen gekweekt worden, leveren de boomgaarden toch rijke vruchten-oogsten op. Langs de Mooi-rivier en Schoonspruit, prachtige stroomen, die het district doorsnijden; naar den kant van Vaal-rivier; langs Witwaterrand, en rondom Losberg, liggen vele welbebouwde plaatsen, dichtbij elkander, doch verder vindt men ook in dit district, op uren reizens langs den grooten weg, soms geen enkele woning. De bewoners van Potchefstroom houden zich met de veeteelt, land- en tuinbouw, en struisvogelteelt bezig, en vinden voor hun wol, struisveeren, vruchten, granen, tabak en slachtvee, in de hoofdstad of wel op de Diamantvelden en in den Vrijstaat een gereede markt.
De hoofdplaats van het district - de hoofdstad tevens der Republiek - is Potchefstroom, aan de Mooi-rivier gelegen, door de Boeren nog steeds een dorp genoemd, doch waardig den naam van stad te dragen. De plaats is met bijzondere zorg aangelegd, in den vorm van een langwerpig vierkant, eenigszins naar het model van Pieter-Maritzburg, met breede straten, die elkander rechthoekig snijden, en een plein, waarop die straten uitloopen, - grooter dan menig dorp in Holland. De straten zijn nog niet geplaveid en worden bij eenigen regen in modderpoelen verkeerd, doch zij zijn langs den kant der open waterleidingen, met treurwilgen en ander schaduwrijk geboomte, beplant, hetgeen de stad, ook in den zomer, een koel, verkwikkend aanzien geeft. De huizen zijn over het algemeen met smaak gebouwd, één verdieping hoog en met platte daken, als beschutting tegen de warmte. Elk huis heeft zijn tuin, door waterleidingen uit de Mooi-rivier wel besproeid, en de vruchtbare grond levert, met een weinig zorg, alles op, wat het huisgezin, aan groenten of vruchten, noodig heeft. Op de stadsgronden, die zich mijlen ver in den omtrek uitstrekken, is weide voor een zeker getal koeien, ossen en paarden der inwoners, zoodat de Boer, die zich van zijne zaken heeft ontdaan en stil wil gaan leven op het ‘dorp’, een boerderij op kleine schaal kan hebben, ter voorziening in bijna al zijne behoeften. Potchefstroom telt drie Hollandsche en twee of drie Engelsche kerken; gouvernements- en andere scholen; eenige zending-scholen; een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of twee Banken, twee of drie drukkerijen, eenige hôtels, twee korenmolens door water gedreven, tal van procureurs- en zaakwaarnemerskantoren, en vele, zeer ruime, en van alle goederen wel voorziene winkels en magazijnen. De publieke gebouwen (landdrostkantoor, postkantoor, enz.) zijn onaanzienlijk, doch vele particuliere woningen, en de groote winkels kunnen met die in Pieter-Maritzburg en Durban wedijveren. Er wordt in Potchefstroom een uitgebreide handel gedreven, zoowel plaatselijk als door de reizende handelaars, met het Binnenland. Het getal inwoners wordt geschat op 2000, waarvan de helft Europeanen zijn; vooral Hollanders, Duitschers en Engelschen. Men noemt Potchefstroom de bloemenstad van Transvaal, en wel heeft zij recht op dien naam, vooral ook wel, omdat de Engelsche taal noch Engelsche zeden (ook veel zedeloosheid) haar tot nu toe dat eigenaardig Hollandsch karakter hebben kunnen ontnemen, hetwelk haar zoo gunstig onderscheidt boven andere plaatsen in de Republiek, door Engelschen en andere vreemdelingen bewoondGa naar voetnoot1). Vier en dertig mijlen Westelijk van de hoofdstad, aan den weg naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de diamantvelden, ligt Klerksdorp, in een vruchtbare streek, wel van hout en water voorzien, - een der oudste dorpjes in de Republiek. Het bestaat nog steeds uit slechts eenige winkels, een 30-tal huizen, en heeft weinig vooruitzicht, naar het schijnt, op uitbreiding. Wat meer ten Noorden, aan den grooten weg naar Lichtenburg, is een nieuw dorp gesticht, Ventersdorp genaamd, en met deze plaats en Klerksdorp een driehoek vormende, ligt Hartebeestfontein, - geen dorp, maar een prachtige boerenplaats, door de verschillende leden van twee of drie familiën bebouwd, en bewoond als een dorp. Hartebeestfontein vormt eene afzonderlijke gemeente der Ned. ger. Kerk en heeft haar eigen net en geriefelijk kerkgebouw. Voor minstens nog een half dozijn dorpen is er in dit district overvloedig plaats en goede gelegenheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heidelberg.Dit district strekte zich vroeger uit van de Klip-rivier, waardoor het van Potchefstroom gescheiden wordt, langs de Vaal-rivier, tot aan het tegenwoordige Staanderton, doch heeft ten behoeve van laatstgenoemd district een groot deel van zijn grond moeten afstaan. Een deel van Heidelberg behoort, geologisch, tot Potchefstroom. Het gebergte, dat in dit district nabij de Vaal-rivier, zijn oorsprong neemt, en het van het Westen naar het Noordwesten als Gatsrand en Houtboschrand, doorsnijdt, draagt hier den naam van Suikerboschrand, naar het ‘suikerboschje’ (Protea melifera), waarmede het hier en daar begroeid is, en eindigt met een kromming naar het Zuiden, op de grenzen der Vaal-rivier-vlakte. Het bergachtig gedeelte van het district heeft alle overeenkomst met de streek ten Zuiden van de hoofdstad, behalve dat het wat hooger ligt, en dus beter geschikt is voor schapen en paarden. Dit deel van het district is wel voorzien van hout en water; de grond is geschikt voor allen akkerbouw, en de meeste vruchten, die in Transvaal - Zuidelijk van Magaliesberg - groeien, komen hier tot rijpheid. De bevolking van het district wordt geschat op ongeveer 4000 Boeren, ruim 200 Europeanen en minstens 1000 kleurlingen, - meestal dienstbaren. De streek van Suikerboschrand word door de Boeren bewoond sedert Hendrik Potgieter uit Natal terugkeerde, en is, over het algemeen, wel bebouwd en bewerkt. Mineralen zijn er tot heden weinig gevonden.
Het dorp Heidelberg ligt, of beter gezegd, hangt, aan de Oostelijke helling van Suikerboschrand, ongeveer 4800 voet boven het vlak der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zee. Op natuurschoon kan de plaats niet roemen, en, schijnbaar, ongelegener stuk gronds voor een dorp had men bezwaarlijk in den omtrek kunnen vinden, dan den rotsigen, ongelijken bergrug, waarop Heidelberg gebouwd is. Het is aan alles te zien, dat de plaats niet door Boeren is aangelegd, en niet voor Boerendorp bestemd is, maar voor een handelsplaats. Het dorp bestaat thans uit een 30 of 40 huizen, eenige vrij groote winkels, de gewone gouvernementskantoren, en een kerk der Nederd. hervormde gemeente. De groote wegen uit Natal, via Harrismith, in den Vrijstaat, naar Pretoria en Potchefstroom passeeren het dorp op geringen afstand. Het onderscheid tusschen een dorp door de Boeren gesticht en deze ongunstig gelegen plaats is zeer opvallend. Toch is Heidelberg, wegens zijn niet onbeduidenden handel, in korten tijd tot een zekere mate van bloei gekomen, boven andere plaatsen, wier ligging en aanleg veel verkieslijker is. Daar het Suikerboschrand-gebergte gemakkelijk in één, groote, natuurlijke vesting kan herschapen worden, en men van hier de wegen, die van de Zuidwestelijke grens naar het hart des lands voeren, bestrijkt, is het dorp voor de Republiek van onschatbare strategische waardeGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staanderton.Zuidzuidoostelijk van het Suikerboschrand-gebergte strekt zich het Hoogeveld van Vaal-rivier uit, naar het Noordoostelijke punt van Wakkerstroom, en verder, in Noordnoordoostelijke richting, naar Pretoria en Nazareth. Een deel van dit Hoogeveld, dat niet weer nader beschreven behoeft te worden, is eenige jaren geleden tot een nieuw district gevormd. Hoofdplaats van dit district is het dorpje StaandertonGa naar voetnoot2), aan den oever van Vaal-rivier gelegen, waar de hoofdwegen uit Natal naar Pretoria en Potchefstroom, uit elkander gaan. Het district telt ongeveer 1000 blanken en een paar duizend gekleurden, - allen dienst- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baren. Het dorp telt nog slechts weinige huizen, een kerk en pastorie der Ned. ger. gemeente, eenige winkels, en de onmisbaarste gouvernementskantoren, in zeer primitieven staat. Het is geen Boerendorp en zal het waarschijnlijk nooit worden, doch zoo de Boeren ééne plaats in de geheele Republiek behooren te versterken, dan is het Staanderton. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pretoria.In het hart des lands eindelijk; onmiddellijk grenzende aan zeven van de twaalf overige districten; zelf een district, rijk aan mineralen, aan kostbare weiden voor groot vee en schapen, aan uitstekenden akker- en tuingrond; van water en hout overvloedig voorzien, en als gedragen op de hellingen van het Witwaterrand-gebergte en Magaliesberg ligt Pretoria, met zijn ruim 6000 blanke inwoners en 10,000 inboorlingen. Deze streek is reeds voldoende beschreven, slechts zij hier herinnerd, dat het verschil in temperatuur, tusschen het gedeelte, dat ten Zuiden van Magaliesberg en wat ten Noorden ligt, zóó groot is, dat de half-tropische producten, die naar den kant van Rustenburg tot wasdom komen, aan deze zijde van Magaliesberg kwijnen. Aan vruchtbaarheid laat Pretoria overigens niet te wenschen over.
Pretoria, de hoofdplaats van het district, is tevens de zetelplaats van het Gouvernement. De stad ligt aan de Apies-rivier, in een breede vallei, door het Witwaterrand-gebergte en Magaliesberg gevormd, ruim 4000 voet boven de oppervlakte der zee. Zij is, evenals de meeste plaatsen door de Boeren gesticht, met zorg aangelegd; heeft overvloed van stroomend water, en de erven, door heggen van rozen omtuind, zijn vruchtbaar, doch de plaats mist het vriendelijk, huiselijk aanzien van Potchefstroom. De huizen, meestal met gras gedekt, en veelal zonder planken vloer of zoldering, zijn minder net; - de winkels, schoon wel voorzien van goederen, zijn niet zoo groot; - de straten worden, als het geregend heeft, nog meer in moerassen verkeerd, dan in de hoofdstad. Pretoria telt ongeveer 1500 blanke inwoners, meestal Afrikaners uit de Kaapkolonie, Engelschen, Duitschers en vele Hollanders, doch weinig Boeren. De meeste inwoners zijn in gouvernementsdienst of houden zich met den handel bezig. Er zijn twee Hollandsche en eenige Engelsche kerken; een zendingstatie van het Berlijnsche Genootschap; eenige scholen, de gewone gouvernementsgebouwen, en verder de raadszaal, waar de Volksraad bijeenkomt. Van alle groote ‘dorpen’ in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transvaal krijgt men nergens zoo weinig den indruk, dat het land door de Boeren wordt bezeten als te Pretoria, met haar talrijke, vreemde bevolking, van zeer questieuse antecedenten. Zoo voor de Republiek in het algemeen, als voor de stad in het bijzonder, is het van het grootste belang, dat degelijke Afrikaners zich daar gaan vestigen. Is Potchefstroom de hoofd-stad, Pretoria is de hart-stad, en waar het hart krank is, daar wordt het hoofd mat en het geheele lichaam lijdend. Transvaal heeft daar ondervinding van.
Zóó is, in zeer breede trekken geschetst, het land, dat Engeland meende, zonder slag of stoot, door annexatie, aan de Britsche kroon te kunnen hechten. |
|