De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 308]
| |
III. De Pretorius-partijGa naar voetnoot1).Wij zagen reeds hoe Pretorius er in geslaagd was, om een aantal Transvalers voor zijne krijgsoperatiën tegen de Engelschen te winnen. Hij was, na zijn terugkomst uit de kolonie, naar Transvaal gereisd, en had, vooral in het Westelijk deel des lands, ‘bijeenkomsten’ gehouden om de Boeren tot den oorlog aan te zetten. Dit geschiedde buiten lastgeving of goedkeuring van den Volksraad, geheel op zijne eigen verantwoording, en in strijd met de politiek van Potgieter. Tegenover het gevoelen van dezen, dat men zoo min mogelijk met de Engelschen in aanraking moest komen, hield Pretorius staande, dat de Boeren nimmer in waarheid vrij zouden zijn, zoolang de Engelschen niet over de Oranjerivier teruggedreven waren, en de onafhankelijkheid der Boeren, ten Noorden der Vaal-rivier, door Groot-Brittanje werd erkend. De gemoederen in Transvaal waren op dat punt verdeeld, en als vanzelf vormde zich een partij rondom Pretorius uit allen, die, met de wapenen in de hand of langs politieken weg, Engeland wilden dwingen om de onafhankelijkheid der Boeren te erkennen. Na den slag van Boomplaats werden de oorlogsplannen opgegeven, doch het doel, waarvoor men gestreden had, werd vastgehouden, en de partij bleef bestaan. Versterkt werd deze voorts door de Boeren, die onder Pretorius uit Natal waren getrokken, of die, na den oorlog, den Vrijstaat verlaten hadden en zich hadden neergezet in de streek, vroeger door Potgieter bewoond. Ook Pretorius had hier zijn woning gekozen - aan Magaliesberg - en woonde dus in het midden zijner volgelingen, terwijl Potgieter en de Volksraad aan het andere einde des lands gevestigd waren. Dit alles | |
[pagina 309]
| |
werkte mede om de partij van Pretorius over de Vaal-rivier te vormen en te versterken, en zoo iemand, dan was hij de man om zich als ‘hoofd’ te laten gelden. Het optreden van Pretorius, over de Vaal-rivier, moest tot botsingen aanleiding geven met Potgieter, en daar beide hoofden steun behoefden van den Volksraad, behaalde de Volksraadpartij gedurig de overwinning. Vooral langs dien weg bracht iedere botsing der partijen hen nader tot vereeniging. Dit blijkt, om een enkel voorbeeld aan te halen, zeer duidelijk uit de geschiedenis der bekrachtiging ván het Zand-riviertractaat door den Volksraad. Sir Harry Smith, moede geworden van de ‘Boerenjacht,’ zond, kort na den slag van Boomplaats, een uitnoodiging aan Potgieter en Kruger (oom van Paul Kruger) om, aan Vaal-rivier, een gesprek te houden met zijn gemachtigde R. Southey, over eene mogelijke regeling der zaken tusschen Engeland en de Boeren over de Vaal-rivier. Potgieter, die in zulke zaken nooit op eigen gezag handelde noch ook in een Volksraadsbesluit voldoende machtiging vond, maar wilde dat het Volk zelf zijn gevoelen zou uitspreken, liet eene Volksvergadering te samen roepen te Potchefstroom, in het begin van November 1848. Op deze vergadering, die zeer talrijk werd bijgewoond en waarbij ook Pretorius tegenwoordig was, werd vooreerst de kwestie besproken of men den oorlog tegen de Engelschen, door Pretorius begonnen, zou voortzetten, en werd met algemeene stemmen besloten zich niet, of niet verder, met den strijd over het gebied aan de andere zijde van de Vaalrivier in te laten. ‘Of men dan betrekkingen met de Engelsche Regeering zou aanknoopen? Of men in elk geval niet Southey moest gaan ontmoeten?’ Hiertegen was geen bezwaar; Potgieter en Kruger werden gevolmachtigd om eene conferentie te houden met den Engelschen Afgevaardigde, en de heer Bührman werd den gemachtigden als bijzitter toegevoegd. Op deze zelfde vergadering kwam de kwestie ter tafel van het commandant-generaalschap. Sedert men zich in dit land gevestigd had, was Potgieter de erkende hoofd-commandant geweest, doch nu trad Pretorius ook op als commandant-generaal. Dit ging niet. In Natal had hij die waardigheid bekleed, en in den laatsten kamp tegen de Engelschen had hij zijne mannen wel als commandant-generaal aangevoerd, doch over de Vaal-rivier was hij, zonder verdere benoeming door den Volksraad, eenvoudig ambteloos burger en kende het volk slechts | |
[pagina 310]
| |
één commandant-generaal, n.l. Potgieter. Een voorstel in dien zin gedaan, werd door het vergaderde volk goedgekeurd.Ga naar voetnoot1)
De bijeenkomst met Southey werd gehouden in het laatst van November 1848, op de plaats van Stefanus Jansen van Vuuren, tusschen Potchefstroom en Vaal-rivier. Het publiek had tot die samenkomst vrijen toegang en de partij van Pretorius was wel vertegenwoordigd. Als resultaat der conferentie ontving Potgieter, in het begin van 1849, een schrijven van Sir Harry: ‘dat de Engelsche Regeering geneigd was om de Boeren over de Vaalrivier geheel vrij te laten in hun bestuur, onder voorwaarde dat de benoeming hunner ambtenaren door H.M. Regeering zou moeten worden goedgekeurd om van kracht te zijn.’ Met andere woorden: dat het Engelsche Gouvernement van de Transvalers verwachtte dat zij Hare Majesteit als hun vorstin zouden huldigen. Sir Harry Smith moet wonderlijke ideeën en een geweldige verbeeldingskracht gehad hebben, als hij waarlijk verwacht heeft dat de Boeren, voor zulk een prachtig aanbod, hun zuurverworven, onafhankelijk volksbestaan zouden prijsgeven. Potgieter tenminste dacht er niet aan, doch het volk moest beslissen. Wederom werd er eene Bijeenkomst gehouden, nu aan de Magaliesberg; sir Harrys schrijven werd het volk voorgelegd en, gelijk te verwachten was, diens aanbod met algemeene stemmen verworpen. Arme Sir Harry Smith: het begon hem in den laatsten tijd ook in alles tegen te loopen! Potgieter zegevierde: ‘Hij was er altijd tegen geweest, dat het Volk zich met de Engelschen zou inlaten en .... had hij nu geen gelijk? Pretorius had tegen zijn raad oorlog met de Engelschen gevoerd en ... nu had men Boomplaats te betreuren; ook wilde deze politieke betrekkingen met Engeland aanknoopen en .... daar lag nu Sir Harrys aanbod voor het volk! Als men zich nu toch maar aan zijn (Potgieters) raad wilde houden om niets, goed noch kwaad, met de Engelschen te doen te hebben. In elk geval zou niemand verder, zonder machtiging van den | |
[pagina 311]
| |
Volksraad, eenige onderhandelingen, land of volk betreffende, met de Engelschen mogen openen.’ In dien geest werd dan ook door het Volk besloten; men was éen Volk, men moest ééne Regeering hebben en men zou gezamenlijk en eendrachtig handelen, vooral tegenover Engeland. Pretorius gaf echter zijn zaak niet op. Het stond bij hem vast dat de Boeren niet vrij zouden zijn, zoo lang zij niet door Engeland als een vrij volk erkend werden, en hiervan wist hij steeds meerderen, ook van de Volksraadpartij, te overtuigen. Het gevolg was dat er op meer dan eene vergadering van den Volksraad over eene betere verstandhouding met het Britsche gouvernement gesproken werd. Daar er tegelijkertijd geruchten verspreid werden van nieuwe vijandelijkheden tusschen de Boeren en de Engelschen werd de Volksraad min of meer gedwongen om ter wederspreking dier ‘valsche geruchten, als dit het gevoelen is van het geheele publiek, aan het Gouvernement een brief te schrijven om vrede en verstandhouding tusschen elkander.’ Daar het ‘geheele publiek’ hiermede echter niet zou hebben ingestemd, was Pretorius voorzichtig genoeg om het niet te raadplegen, maar wist hij, toen de Engelsche Regeering Hogge en Owen naar den Vrijstaat zond om met de Transvalers te onderhandelen, eene Commissie gevormd te krijgen, die met hem, als vertegenwoordigers der Boeren over Vaalrivier zouden optreden. Om dit optreden, tegenover Potgieter en de Volksraadpartij eenigzins te wettigen, kreeg deze Commissie in eene (onvoltallige) Volksraadzitting, te Potchefstroom 10 Januari 1852, een mandaat, daar de vergadering ‘onder de dringendste omstandigheden om met het Britsche Gouvernement tot eene goede verstandhouding te geraken, authoriseerde en goedkeurde de genoemde volmagtigden die benoemd waren met den heer A.W.J. Pretorius enz. En verder: ‘Zoo is op datum en plaats hier onder vermeld en vastgesteld dat.... de Afgevaardigden met hunne terugkomst behoorlijk verslag zullen doen van hunne verrichtingen voor een vollen Volksraad, die tot dien einde zal opgeroepen worden’. Hoe gebrekkig deze volmacht ook is, toch moet zij tot bewijs strekken, dat Pretorius niet eigenmachtig in deze dingen handelen kon, en dat hij, vooral tegenover Potgieter, zijn steun bij den Volksraad zoeken moest, - tot versterking natuurlijk der Volksraadpartij. Toen nu eindelijk het Zand-riviertractaat gesloten was moest het door | |
[pagina 312]
| |
den Volksraad worden goedgekeurd, eer het verbindende kracht zou kunnen uitoefenen. Het was te voorzien dat dit niet gemakkelijk zou geschieden, doch Pretorius rekende er op, dat de Volksraad zijn bekrachtiging niet zou onthouden, nu het tractaat eenmaal gesloten was. Misschien ook meende hij dat zijn partij reeds sterk genoeg was om den Volksraad, desnoods, tot goedkeuring te dwingen. Dit zou wel hebben kunnen leiden tot een burgerkrijg, maar juist het vreeselijke dáár van kon het middel zijn tot eene vreedzame oplossing der moeielijkheden. Pretorius heeft zich hierin niet bedrogen. In Maart 1852 vergaderde de Volksraad te Rustenburg, en stonden de beide partijen onder het Volk, even talrijk vertegenwoordigd, dreigend tegenover elkander. Welgegrond was de beschuldiging, die tegen Pretorius werd ingebracht: dat hij namens het gezamenlijke Volk met Engeland onderhandeld had zonder deszelfs volmacht. Daartegenover stond, dat Pretorius zwart op wit had, wat velen onder het volk toch eigenlijk begeerden: erkenning van deszelfs onafhankelijkheid door Engeland. Daaarin lag Pretorius' kracht en hij kon den storm laten uitwoeden. Ten slotte werd het Zand-riviertractaat door den Volksraad bekrachtigd en gaven Potgieter en Pretorius elkander de broederhand. Het dreigend gevaar van burgeroorlog was voor het oogenblik afgewend; Pretorius had zijn wensch verkregen, doch het gezag van den Volksraad was gehandhaafd.
Weinige maanden later waren zoowel Potgieter als Pretorius overleden. De oude hoofd-commandant werd het eerst van zijn moeitevollen post afgelost en stierf aan Waterberg, in het einde van 1852, of Januari 1853. Pretorius overleed den 23 Juli 1853. In Potgieter ontviel den Transvalers hun oudste, koenste en meest vertrouwde aanvoerder. Welke ook zijn gebreken mogen geweest zijn, zeker is het, dat het welzijn van zijn volk hem zwaar op het hart woog. Hij was, om een uitdrukking te gebruiken, die nu in Zuid-Afrika zoo vol beteekenis is, ‘een oprechte Afrikaner’; eenvoudig in kleeding en leefwijze, gehecht aan zijn Kerk (de Gereformeerde), met veel natuurlijk verstand begiftigd, volhardend; iemand op wien men rekenen kon in moeielijke omstandigheden. Met Engeland bleef hij, als een maatregel van nationale | |
[pagina 313]
| |
veiligheid, liefst buiten betrekking, zonder daarom alle Engelschen kleingeestig te minachten of alles te veroordeelen, wat uit Engeland komt. Als eerste aanvoerder van den grooten trek; als overwinnaar van Moselekatse; als grondlegger eener vrije republiek over de Vaalrivier, behoort de naam van Andries Hendrik Potgieter onder de Transvalers in blijvende, eervolle gedachtenis gehouden te worden. Paul Kruger kan, in meer dan één opzicht, zijn opvolger genoemd worden. Pretorius was een geheel andere persoonlijkheid dan Potgieter. Hij had ongetwijfeld groote verdiensten; hij had grooter, meer omvattende ideeën dan Potgieter, doch niet diens beslistheid en degelijkheid van handelen. Hij was in ieder opzicht meer politicus - in den gewonen zin des woords; meer man van de wereld; kon zich gemakkelijker naar de omstandigheden van het oogenblik voegen dan de oude Voortrekker en stond, ook om die reden, tegenover de Engelschen, meermalen op een minder zuiver standpunt. De beschuldiging, soms tegen Potgieter ingebracht, dat hij dictator wilde zijn, is niet minder op Pretorius van toepassing. Beiden wilden, zooveel mogelijk alleen regeeren, doch met dit onderscheid, dat Pretorius zich, voor den vorm, kon onderwerpen waar Potgieter openlijk in verzet kwam. Wat persoonlijke dapperheid betreft, stonden de beide aanvoerders misschien met elkander gelijk. Terecht wordt ook de naam van Pretorius in hooge achting gehoudenGa naar voetnoot1). Één blijk daarvan hebben de Transvalers gegeven door hun zetelstad te noemen: Pretoria. |
|