De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |||||||
was, ontsponnen zich echter daaruit, voorshands, moeielijkheden, die eerlang een dreigend aanzien kregen. De landstreek was van Sapoesa gekocht, namens den Volksraad doch tegen het gevoelen van den hoofdcommandant Potgieter. Mocht dit geschieden? Kon de Volksraad, of iemand te zijnen behoeve, handelen buiten lastgeving van den ‘chef’? Stond Potgieter onder den Volksraad of deze onder hem? Het waren zulke vragen, die den trek in twee deelen scheidden. De meerderheid van het volk trok partij voor Potgieter. Hij was de ‘vader’ van den trek, het hoofd van zijn clan, en men was er sedert langen tijd aan gewoon geraakt om door hem geregeerd te worden. Zijne verdiensten waren ook niet gering, vooral in het oog zijner vele volgelingen. ‘Hij had hen uit de kolonie geleid, hen aangevoerd tegen Moselekatse en het land voor hen in bezit genomen. Hem waren zij gevolgd, in den oorlog tegen Dingaan en straks weer terug, over Vaal-rivier. Hij was steeds hun woordvoerder geweest en bij zijn raad hadden zij zich gewoonlijk goed bevonden. Ook nu hadden zij hem weer gevolgd, naar een nieuwe streek, en op den jongsten trek was, eenigszins met aller toestemming, zijn woord wet geweest. Dit kon nu wel op den duur zoo niet blijven; er moest een Volksraad zijn en ieder ambtenaar, ook de hoofd-commandant, zou aan dat lichaam, als de hoogste wetgevende macht, onderworpen moeten zijn, doch ... ongaarne zag men dat Potgieter “aanstoot” leed en er in strijd met zijn gevoelen gehandeld werd. Hij was een “macht,” die gehoorzaamd moest worden en de Volksraad, schoon niet aan hem onderworpen, moest toch niet doen wat hij niet goedkeurde.’ Zoo redeneerde de meerderheid, doch anderen, en vooral zij, die eerst in lateren tijd uit Natal gekomen waren, dachten er anders over. ‘Iedereen moest wel den hoofdcommandant, die nu reeds jaren lang den trek bestuurd en geregeld had, achting en eere toedragen, en zooveel slechts mogelijk was moest diens gevoelen geëerbiedigd worden, doch er bestond geen alleenheersching en de wettige Volksraad bezat het hoogste gezag. Daaraan moest een ieder, zelfs “oom Hendrik”, zich onderwerpen. En hoe onwillig men ook mocht zijn om iets te doen of te laten in strijd met den raad of het gevoelen van den erkenden leider, toch moest de Volksraad in zijn recht gehandhaafd worden.’ Zij die zoo spraken waren in de minderheid, doch vast besloten om het gezag van den Volksraad, boven personen, hoe geacht ook, bevestigd te zien. Inmiddels organiseerde Potgieter, buiten den Volksraad om, een tocht naar de streken ten Noorden van den Limpopo, om Moselekatse op | |||||||
[pagina 305]
| |||||||
te zoeken en nog eens onder handen te nemen. Op weg daarheen kwam het commando in aanraking met de Kafferhoofden Melitsi en Maraba, die, zoo meende Potgieter, het oppergezag der Boeren moesten erkennen. Maraba deed zulks, na eenige tegenspraak, en werd verder ongemoeid gelaten; doch Melitsi, die weigerachtig was om zich te onderwerpen, werd verdreven en zijn land in bezit genomen. Potgieter toog toen verder naar Moselekatse, doch kon dezen, die ver in het binnenland gevlucht was, niet bereiken, en besloot op zijn terugtocht, tot den aanleg van een nieuw district: Zoutpansberg, in het land van Melitsi. Plaatsen werden uitgedeeld onder hen, die het commando hadden uitgemaakt en toegezegd aan anderen, die zich daar vestigen wilden, terwijl Potgieter-zelf, zich aan Zoutpansberg zou nederzetten. Een en ander was zeker meer dan de Volksraad, of liever de Volksraadpartij, stilzwijgend kon laten voorbijgaan, te meer omdat men tot nu toe, zoo met de inbezitneming van gronden als in het algemeen tegenover de inboorlingen, zeer nauwgezet te werk was gegaan. De handelwijze van den hoofd-commandant met Melitsi werd afgekeurd, doch Potgieter hield staande, dat hij van den Volksraad bevelen had te ontvangen noch aanmerkingen af te wachten, en maakte zich gereed om, met een deel zijner volgelingen, naar Zoutpansberg te trekken. Eindelijk kwam het tot dadelijkheden. Potgieter nam den secretaris van den Volksraad, toen deze, met het archief bij zich, naar eene vergadering reisde, gevangen, en de andere partij greep naar de wapenen om den secretaris te verlossen en het archief terug te krijgen. Had Potgieter zich toen door eigenliefde en onverstand laten beheerschen, dan zouden de oneenigheden tot een burgerkrijg hebben kunnen leiden, doch zijn beter gevoel zegevierde, en hij verklaarde zich genegen om de bestaande kwesties, op eene algemeene Volksvergadering te laten bespreken en beslissen. Hierin werd door allen genoegen genomen en gevolgelijk werd het Volk opgeroepen, ter algemeene vergadering. Velen, die zich in 1845 in het nieuwe district hadden neergezet, waren, na het uitbreken der moordende koortsen, naar hunne vroegere woonplaatsen teruggetrokken, doch moesten nu naar Andries-Ohrigstad komen om hun gevoelen uit te spreken. En niet alleen zij, maar elk Afrikaner, waar ook in Transvaal woonachtig, tenzij wettig verhinderd. Wel een bewijs dat Potgieter en de zijnen, door naar Andries-Ohrigstad te trekken, Potchefstroom niet hadden opgegeven. Volksvergaderingen zijn in de geschiedenis der Boeren van geen geringe | |||||||
[pagina 306]
| |||||||
beteekenis en wel te onderscheiden van Volksoploopen, uit revolutionaire beginselen geboren. Gedurende deze vergaderingen is het Gouvernement feitelijk buiten functie en nemen de leden der Regeering plaats onder het Volk. Er worden ‘voormannen’ gekozen, de bestaande kwestiën worden besproken en alles wordt bij meerderheid van stemmen beslist. Zoodra de ‘Bijeenkomst’ - gelijk die vergaderingen genoemd worden, afgeloopen is, herneemt de Regeering het bestuur in handen, doch gebonden door de besluiten van het Volk. Bijna zonder uitzondering is op die ‘bijeenkomsten’, de stem van het Volk, de steun geweest der Regeering, tot handhaving van recht en wet. De Bijeenkomst te Andries-Ohrigstad werd door een groot aantal Boeren, uit alle deelen van het land, bijgewoond, en na lange discussiën kwam men tot het volgende besluit: ‘Een ieder, die zich aan den hoofd-commandant Potgieter wilde houden, kon zulks doen; insgelijks, die zich aan den Volksraad wilde onderwerpen. Doch de eene partij zou de andere niet mogen dwingen of bemoeielijken. Beide partijen zouden vriendschappelijk naast elkander staan, tot tijd en wijle, dat Smellekamp, dien men uit Europa terug verwachtte, zou zijn gekomen, en wien, als scheidsrechter, de finale beslissing der kwestie van oppergezag zou verblijven. Aan die beslissing zouden allen zich hebben te onderwerpen: zeide Smellekamp, dat het hoogste gezag bij Potgieter berustte, dan moesten allen hem gehoorzamen. Of verklaarde de scheidsrechter, dat de Volksraad het hoogste gezag bezat, dan moest Potgieter zich onderwerpen.’ Op deze wijze werd de vrede hersteld.
De heer Smellekamp arriveerde in Juni 1848, per Animo, te Delagoa-baai, en werd daar ontmoet door een Commissie uit de Boeren. Supercarga van het schip zijnde, kon hij zich niet persoonlijk naar Transvaal begeven, doch op zijn aanbeveling ontving men den heer H.T. Bührman, passagier aan boord der Animo, in zijn plaatsGa naar voetnoot1). De heer | |||||||
[pagina 307]
| |||||||
Bührman, die uit Holland vertrokken was, om zich in Transvaal onder de Boeren te vestigen, kwam eerlang te Andries-Ohrigstad, en door beide partijen van den staat der zaken ingelicht, mocht hij samenwerken tot het nemen der volgende besluiten:
De wetten, toen van kracht, waren dezelfde, die tijdens de eerste vestiging over Groot-rivier en in Natal voor den geheelen trek, te Winburg waren vastgesteld. Voor Natal verloren deze hare bindende kracht, na de annexatie dier kolonie door de Engelschen, en ook in den Vrijstaat geraakten zij, door het aanstellen van een Britschen Resident, in onbruik, doch Potgieter had zich doorgaans naar haar geregeld, en zij werden de basis der Grondwet, door den Volksraad in 1858 vastgesteld. Deze wetten waren zoo eenvoudig, en het geheele bestuur was zoo primitief mogelijk, doch geschikt voor het Volk en den toenmaligen toestand. Zoo slechts die wetten gehandhaafd werden. Dit laatste werd door de Volksraadpartij nadrukkelijk begeerd en daarin lag, bij elke botsing der partijen, hare overwinnende kracht. |
|