De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 243]
| |
XV. Natal opgegeven.Den 26sten Juni viel het eerste schot uit de kanonnen van de Southampton, en reeds den 15den Juli daaropvolgende verkondigde een ander schot dat Natal aan de Engelschen was overgegaan. Verschillende oorzaken hebben hiertoe bijgedragen. Vooreerst de verdeeldheid onder het Volk en in den Volksraad zelf. Een aantal personen, uit de kolonie, hadden zich in de laatste maanden bij de Boeren in Natal gevoegd, meer met het oog op de vruchtbare streek, die dezen in bezit genomen hadden, dan omdat zij de beginselen van den trek waren toegedaan. Deze Afrikaners waren wél tevreden om onder de Britsche vlag te leven en vormden een partij, die den vrede aanraadde. ‘Het hielp toch niet,’ zeiden zij, ‘om tegen Engeland te krijgen. De Koningin had een langen arm. Voor één regiment dat wij verslaan, zond zij zeker tien andere. En wat zou men beginnen als straks de Kaffers ook weer oproerig werden? Reeds was er gebrek aan ammunitie en geschut, terwijl de Engelschen daarvan overvloedig voorzien waren en konden worden. Maakte men nu vrede met Engeland, dan kon men goede voorwaarden bedingen, en zou ieder in het bezit worden gelaten van zijne gronden en andere eigendommen. Ook zou men eene eigene regeering behouden, daar de Engelsche Regeering alleen maar wilde dat het oppergezag der Koningin zou worden erkend. Men zou zijn eigen taal, rechtspleging, godsdienstregeling en bestuur behouden, ja, veel meer vrijheid hebben dan de Boeren in de Kaapkolonie, als men maar niet halsstarrig was en de goede bedoelingen van Engeland miskende. Het best was om vrede te maken zoolang dit nog kon geschieden, eer het te laat was, enz. enz.’ Zoo sprak de Engelschgezinde (of verblinde) partij onder de Boeren, die voortdurend sterker werd. De echte ‘trekkers’ wilden hiervan niets hooren. Niet dat zij blind waren voor Engelands overmacht en doof voor de stemmen, die uit het midden des volks opgingen, doch zij hadden tot te duren prijs van Natal bezit genomen om het land nu op te geven, zonder er het uiterste voor gewaagd te hebben. Daarenboven hadden zij van den Hollandschen super-carga, smellenkamp, die kort tevoren Pieter-Maritzburg bezocht had, meenen te verstaan, dat zij vastelijk op hulp uit Holland mochten bouwen, en meenden zij, dat hun Maatschappij werkelijk reeds onder de protectie van Z.M. | |
[pagina 244]
| |
Willem I stond. Het onrecht steeds, en nu weer, door Engeland tegen hen gepleegd, was ook niet geschikt om hen tot gewillige onderdanen van Victoria te vormen, en de politiek van Napier vervulde hen met verbittering. Vol vertrouwen op hun goed recht, waren zij bereid om andermaal hun leven daarvoor in de waagschaal te stellen. Doch ook zij moesten eindelijk in de overgave berusten. Smellenkamp, overland naar de Kaapstad teruggereisd zijnde, arriveerde daar op denzelfden dag dat Cloete Natal-baai bereikte, en terwijl deze bevel gaf om de kanonnen in gereedheid te brengen, waarmede hij de Boeren zou beschieten, gaf Sir George Napier bevel om Smellenkamp op te pakken en in de gevangenis te zetten. Daar men echter geen papieren bij hem vond werd hij onder borgtocht ontslagen en keerde hij naar Holland terugGa naar voetnoot1). | |
[pagina 245]
| |
Tot dit laatste heeft ook wel eenigszins bijgedragen dat men zich in Pieter-Maritzburg te overdreven voorstellingen maakte van de krijgsmacht waarover Cloete te beschikken had, en niet wist dat zijne troepen gebrek leden aan proviand en ammunitie. Toch was dit zoo. Eenige booten met kleederen, proviand en krijgsmaterieel waren op de zandbank omgeslagen en o.a. 18,000 patronen - gelukkig - in de golven verdwenen, terwijl de Southampton door een storm gedwongen werd zee te kiezen, zonder meer goederen te kunnen aan land brengen. Hadden de Boeren dit alles geweten, dan zou men waarschijnlijk toch nog tot een nieuwen aanval zijn overgegaan. Doch eerst toen het te laat was werden deze dingen bekend. Nog eene andere zaak heeft op de overgave van Natal een zeer beslissenden invloed geoefend. Cloete, die slachtbeesten noodig had voor zijn soldaten, en paarden om zijn kanonnen te trekken, verlaagde zich om, tot verkrijging daarvan, de hulp van Kaffers in te roepen en dezen op te dragen, om het benoodigde vee, den Boeren te ontrooven en hem te bezorgen. Had hij soldaten uitgezonden om een strooptocht te doen, dan zou hij naar oorlogsgebruik gehandeld hebben, doch om daartoe de Kaffers te gebruiken, en dus de zwarten tegen de Boeren op te zetten, was laag en moest den Volksraad met bezorgdheid vervullen. In de laatste jaren was het nagenoeg ontvolkte Natal weer door een 10,000 Kaffers bewoond geworden, en dezen, die veiligheid onder de Boeren gezocht en gevonden hadden, werden nu aangezet om hunne beschermers te berooven en den buit neer te leggen rondom Napiers vlaggepaal. Wel had Cloete gezegd: ‘o Kaffers, rooft zooveel gij kunt, doch vermoordt geen vrouwen of kinderen’, doch de Kaffers hadden het anders begrepenGa naar voetnoot1). Alreede hadden zij eenige Boeren vermoord en hunne vrou- | |
[pagina 246]
| |
wen en kinderen, naakt uitgetogen en mishandeld, het veld ingedreven. Blijkbaar meenden zij den Engelschen een dienst te doen door de Boeren aan te vallen. Voor het oogenblik was hieraan paal en perk gesteld door een Boeren-commando, dat een 50 of 60 Kaffers had neergeschoten, doch wat moest er van worden als de geheele Kafferbevolking, nu in Natal woonachtig, door Engelsche beloften misleid en door Engelsche kanonnen gesteund, tegen hen opstond? Met de Kaffers alleen, of tegen de Engelschen alleen kon de krijg worden voortgezet, doch tegen die beiden gezamenlijk scheen de strijd hopeloos.
Na eenige zeer stormachtige vergaderingen van den Volksraad werd eindelijk tot onderwerping besloten, en begaf Cloete zich in persoon naar Pieter-Maritzburg, om de voorwaarden te regelen. Deze waren, oppervlakkig beschouwd, aannemelijk en eervol genoeg. De Boeren erkenden dat zij Britsche onderdanen waren, doch behoefden geen eed van getrouwheid aan de Koningin af te leggen, en behielden hun eigen vrij bestuur, tot dat Harer Majesteits wil nader hieromtrent bekend zou zijn geworden. Geheel Natal zou overgaan aan de Engelschen, doch feitelijk zouden dezen slechts bezit | |
[pagina 247]
| |
nemen van de Baai en het omliggende land. De door de Boeren buitgemaakte kanonnen en geconfisqueerde goederen moesten worden opgegeven, doch overigens bleef ieder in het ongestoord bezit van zijn eigendom. De Engelsche soldaten, die krijgsgevangen waren, zouden worden uitgeleverd, terwijl eindelijk volkomen ‘amnestie’ aan de Boeren verleend werd. Vier personen - tot hun blijvende eer zij het hier vermeld - Joachim Prinslo, Jacobus Joh. Burger, Michiel van Breda en Servaas van Breda, werden als onverbeterlijke rebellen van deze amnestie uitgesloten. Ook Pretorius kon eerst geen pardon krijgen, doch werd later in de amnestie begrepen, ‘omdat hij zoo trouw had medegewerkt om de vredesartikelen gesloten te krijgen.’ Op deze voorwaarden ging Natal, den 15 Juli 1842, bij verdrag in de handen der Engelschen overGa naar voetnoot1). Welk een toestand van verwarring nu volgde (en volgen moest) laat zich beter denken dan beschrijven. Bijna schijnt het, van achteren, alsof het er op aangelegd was om, zoowel den Boeren zelf, als de wereld | |
[pagina 248]
| |
buitenaf te doen gelooven, dat zij niet in staat waren om zich zelven te regeeren, en dat er voor hen politieke rust noch veiligheid te vinden was, behalve in de armen van Hare Majesteit. Feitelijk bestond er, na de overgave, en het daarop gevolgd vertrek van Cloete, drieërlei gouvernement in Natal: de Volksraad, het militair bestuur van majoorGa naar voetnoot1) Smith (afhankelijk van den Kaapschen gouverneur), en het opperbestuur van den minister in Engeland, - om van de Kafferhoofden niet te spreken. Orde noch wet konden onder zulke omstandigheden door den Volksraad en de burgerlijke besturen gehandhaafd worden, en noodzakelijkerwijze vonden er ongeregeldheden plaats, die ongestraft bleven.
In Mei 1843 arriveerde de broeder van kolonel Cloete, H. Cloete, als Speciale Commissaris, om de zaken eenigszins te regelen. De toenemende verdeeldheid en verwijdering, tusschen de oorlogs- en de vredepartij onder de Boeren, maakte dit echter onmogelijk. Een weinig vóór Cloetes komst had de Brazilië weer het anker laten vallen op de buitenreê van Natal, met Smellenkamp aan boord, doch majoor Smith had dezen niet toegelaten, met de Boeren in aanraking te komen of zijne goederen aan land te brengen. Zelfs de predikant, Ds. Ham, door de liefde der vrienden van Holland uitgezonden, mocht niet tot hen komen, en het schip had onverrichter zake moeten koers zetten naar Delagoa-baai. Dit verbitterde, en zóó hoog liep het gevoel, dat eene vrouw den commissaris Cloete met een degen te lijf wilde, in de Volksraadzaal te Pieter-Maritzburg. Cloete schreef om hulp en verkreeg militaire versterking, doch ook de Boeren kregen steun. De emigranten aan de andere zijde van Drakensberg, meenden ook een woord te moeten medespreken en stonden er op, dat het behoud van Natal den geheelen trek gold. ‘Natal mocht niet opgegeven worden’, en honderden aan de beide oevers van de Vaal-rivier waren bereid den kamp tegen Engeland, om het bezit van Natal, te hervatten. Zoo werd de oorlogspartij weer versterkt en nam de verwarring toe. Inmiddels drong Cloete aan op volkomen onderwerping. ‘Hare Majesteit wilde genadiglijk al wat er gebeurd was in het vergeetboek schrijven, en was bereid om naar den wensch der Boeren de regeering in te richten, doch Natal moest een Engelsche kolonie zijn.’ Eene vergadering, bestaande uit de 24 leden van den Natalschen Volksraad en ruim 40 Boeren uit de Vaal-rivierstreken, werd belegd | |
[pagina 249]
| |
om de voorwaarden, door Cloete gesteld, te bespreken, en bijna was het toen tot eene uitbarsting, onder elkander, gekomen. De ernstige vraag was, of, met Natal, niet al het grondgebied, door de Boeren in bezit genomen, in handen der Engelschen zou vallen. ‘Neen,’ zeide Cloete, ‘Drakensberg zal de grens der kolonie zijn,’ en dit besliste waarschijnlijk over oorlog of vredeGa naar voetnoot1). Men verstond, dat het Engelsche gebied zich zou uitstrekken tot aan, maar niet over Drakensberg, en dat men aan de andere zijde van de Kathlamba vrij zou zijn. Dit lag nu wel niet in de bedoeling van het Engelsche Gouvernement, doch er werd niet verder over uitgeweid, en op den 8sten Augustus 1843 werd Natal een Engelsche bezitting, onder de Engelsche vlag en Engelsch bestuur. Slechts zou de Volksraad in functie blijven tot de nieuwe regeeringsvorm in werking was gekomen. In 1845 werd Natal bij de Kaapkolonie ingelijfd, en den 17den November van dat jaar arriveerde de eerste Luit.-Gouverneur, de heer M. West. - In 1848 kreeg de kolonie een eigen wetgeving, die in 1856 werd uitgebreid doch door de Nataliërs nog steeds onbevredigend werd genoemd. Met de geschiedenis der Engelsche kolonie Natal houden wij ons, hier ter plaatse, verder niet bezig.
Voorgoed woei nu de Engelsche vlag over geheel Natal, van de Baai tot aan Drakensberg, en was dit schoone land voor de Boeren verloren. Zij konden er, ja blijven wonen, als Britsche onderdanen, doch Natal was niet langer hun land, en de regeering, waaronder men zou moeten leven, was de Engelsche. Krachtdadig verzet, met het geweer in de hand, was niet langer, niet weer mogelijk. Men moest óf trekken óf zich onderwerpen. Het werd nu een ernstige, persoonlijke kwestie, of men zich maar niet in de omstandigheden schikken moest, en in Natal blijven, te meer, daar het Engelsche Gouvernement waarlijk aanlokkende toezeggingen deed. Grondbezit werd verzekerd, en zoo- | |
[pagina 250]
| |
veel als mogelijk was, zouden er Afrikaners in de regeering worden geplaatst. Ongeveer een derde deel der Boeren in Natal verklaarden zich hiermede tevreden en sloten zich aan bij de Engelschen. Anderen, moede van al dat strijden en zwerven; begeerig ook, om eerst in het wettig erkend bezit der door hen bewoonde gronden gesteld te worden, om die dan later te kunnen verkoopen, besloten vooreerst in Natal te blijven en namen een afwachtende houding aan. Velen echter wilden niets met het Engelsche Bestuur te doen hebben, hadden geen oor voor, geen vertrouwen in Engelsche beloften, en dachten er niet aan om met eigen hand een zwarte streep te halen over de Akte van Afstand, door Retief, als bij uitersten wille, aan de Boeren overgedragen. Voor dezen: de Voortrekkers vooral en hunne vrouwen; de weduwen en weezen der door Dingaan vermoorden; de bloedverwanten der aan Blauwkrans verslagenen; de echte zonen en dochteren der vrijheid, was en werd het wachtwoord ten tweeden male:
TREK. |
|