veêren. Hare verantwoordelijkheid is niet gering, want aan het meer of minder nauwkeurig verslag door haar uit te brengen hangt soms het leven en de welstand van velen. Het rapport van zulk een commissie wordt door de belanghebbenden zoo rijpelijk mogelijk besproken en overwogen, en vergeleken met hetgeen men reeds vroeger omtrent de bedoelde streken heeft vernomen of vernemen kan. Is men niet voldaan, dan wordt er allicht een
tweede commissie gezonden om nadere onderzoekingen te doen. Onnadenkend gaat men in deze dingen niet te werk; alles wordt met de meest mogelijke zorg voorbereid.
Soms ook wordt een groote trek voorafgegaan door een kleineren, die dan het werk der commissie doet op groote schaal. Enkele personen van olifantjagers en andere gehoord hebbende welk land in de eene of andere streek onbewoond is, of ‘geruild’ zou kunnen worden met de inboorlingen, worden opgewekt om zelven een ‘schiettocht’ te maken, eerst een half dozijn mannen alleen met twee of drie wagens, straks van vrouwen en kinderen vergezeld. Op aartsvaderlijke wijze zwerft men dan rond, van plaats tot plaats, nu eens voor dagen achtereen de tenten opslaande aan de oevers eener rivier, dan weer bij bron of beek, of wel bij de eene of andere ‘pan’ (een natuurlijke holte met regenwater gevuld, een meer in miniatuur) en altijd, waar men de beste weiden vindt voor het vee dat men heeft medegevoerd en het meeste wild wordt aangetroffen. Zoo wordt men nader bekend met het land waarvan men gehoord heeft; kennis wordt aangeknoopt met de inboorlingen, het vee eenigszins aan ‘vreemd veld gewoon gemaakt’ (geacclimatiseerd), worden vrouwen en kinderen trekvaardig. Na eenige maanden aldus te hebben doorgebracht keert men huiswaarts, misschien, ja waarschijnlijk, om in het volgende jaar den trek te aanvaarden. Van de verdere bevindingen wordt dan aan de achtergeblevenen kondschap, en daarmede winst gedaan, bij de beraadslagingen omtrent een grooten trek.
Op deze wijze, en door alle mogelijke berichten van jagers, reizigers handelaars en ook van zendelingen te verzamelen en te overwegen, werden de maatregelen tot de volksverhuizing van 1835-1836 genomen. De uitvoering van het plan om te trekken geschiedde snel en onverwacht, doch de trek zelf was reeds langen tijd voorbereid. Het zou dan ook meer dan roekeloos geweest zijn, hadden de Boeren na den Kafferoorlog bijv. van 1834, plotseling hunne wagens ingespannen en met vrouw en kind, have en vee de kolonie verlaten, zonder te weten waarheen. Voorbereid als de trek was, hebben zij met bijna onoverkomelijke moeielijkheden te kampen gehad, doch wat zou het geweest zijn indien de Boeren onbesuisd