De worstelstrijd der Transvalers
(1882)–Frans Lion Cachet– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
V. Tweede overgave van de Kaap aan de Engelschen.De Mist keerde, 25 Februari 1805, naar Holland terug, en kon nauwelijks bekomen zijn van de vermoeienissen in Afrika uitgestaan en der lange zeereize, of Engeland had reeds weder een expeditie gereed om de Kaap te nemen. Nu niet voor den Prins van Oranje, maar openlijk ten eigen bate. Den 3den Januari 1806 verscheen de Engelsche admiraal Popham, met een vloot van 63 schepen in Tafelbaai, ankerde tusschen Robbeneiland en Blauwberg, en ontscheepte den 6 Jan. zijn 5000 man troepen, waarover Baird en Beresford het bevel voerden. De beschikbare militaire macht bestond uit ongeveer 5000 man, waaronder zich vele Duitsche huurtroepen bevonden, eenig paardenvolk en 23 stukken geschut. Op een enkelen wenk van generaal Janssens zouden minstens nog 5000 man Boeren, ja zelfs Kaffers, zijn toegesneld om den Engelschen de wederinbezitneming der kolonie te beletten doch Janssens was als verlamd. De Engelschen liepen storm op de koloniale troepen, die aan Blauwberg tegenover hen in linie geschaard stonden, joegen ze bij den eersten aanval op de vlucht - de Waldeckers moeten het hardst geloopen en het eerst de Kaapstad bereikt hebben - en hadden nu het terrein vrij. Janssens, die wist dat de overgave der stad volgen moest, liet het bevel over het kasteel en eenige troepen in handen van den luitenant-kolonel Van Prophalow, en trok zich met het overige gedeelte zijner macht terug naar de Hottentotsch-Hollandsche bergen, waar hij den vijand zou afwachten. Eenige dagen later echter had Hiëronymus Casimirus, baron Van Prophalow, reeds een verdrag aangegaan met den Engelschen bevelhebber, en op den 10den Januari, zes dagen nadat de Engelsche vloot in Tafelbaai het anker had laten vallen, werd het kasteel met omliggende sterkten ter beschikking van de Engelschen gesteld. Weer waaide de Engelsche vlag van het Oud-Hollandsche kasteelGa naar voetnoot1). | |
[pagina 37]
| |
Met de capitulatie van het kasteel en de Kaapstad was echter de kolonie nog niet in handen der Engelschen overgegaan, en, had generaal Janssens zulks gewild, dan had hij Baird, voor langen tijd ten minste, kunnen beletten, het land in te dringen. De bergpas, die over de Hottentotsch-Hollandsche bergen den toegang tot het binnenland ontsluit, is bijna onneembaar. Met 1000 man - en hij zou over minstens 4000 of 5000 Boeren, allen scherpschutters, hebben kunnen beschikken - zou hij tienmaal dat getal Engelsche troepen den doortocht hebben kunnen beletten; doch hij deed het niet. Waarom niet?... Wie kan het zeggen? Zoo dapper als Piet Joubert en de Transvalers den Langnek-pas hebben verdedigd tegen Sir Pomeroy Colley, zoo moedeloos gaf Janssens zich met zijne soldaten over aan Sir David Baird. Aan den voet van Sir Lowry-pas werden de voorwaarden geteekend, waarop de kolonie voor de tweede maal aan de Engelschen overging, en den 19 Januari 1806 waren de Boeren andermaal en tegen hun zin onderdanen van den koning van Engeland. Trouwens, met de eigenlijke kolonisten werd in deze dingen in het geheel niet gerekend; zij werden overgeleverd, door Sluysken aan Elphinstone en door Janssens aan Baird, als levenlooze voorwerpen, of als slaven door den meester. De militairen, die niet hadden willen vechten, trokken uit met ‘militaire eer;’ de particuliere eigendommen der officieren werden gespaard; de civiele ambtenaren mochten hunne postjes behouden en de Boeren zou men wel tot hun plicht brengen. Op zulke voorwaarden werd de Hollandsche vlag neergehaald en de Engelsche zegevierend geheschen. Zelfs het Engelsche geweten, op het punt van annexatie zoo uiterst rekbaar, gevoelde, dat, na de herstelling van Prins Willem in zijne vaderlijke erve, de Kaap, alleen krachtens de capitulatie in 1806, geen Engelsche bezitting blijven kon. Ware de Kaap een Hollandsche bezitting gebleven, dan zou die kolonie, tegelijk met Holland, van de Fransche overheersching vrij gekomen en aan Holland verbleven zijn. Nu echter had Engeland Zuid-Afrika op Frankrijk vermeesterd, en Holland leed de schade. Dit ging niet. Doch...... er was wel iets op te vinden. Het kostgeld van den Prins in Engeland was hoog opgeloopen, en dan - hoeveel had Engeland niet voor Holland uitgegeven! Het was een heele rekening, £ S.d., die al onze Hollandsche guldens en daalders zou verslinden; doch Engeland was grootmoedig en wilde wel wat land nemen in betaling der geldschuld, bijv. Demerary en Essequebo, Berbice, en eindelijk ook de Kaap. Onze Vorst moest bewilligen, en in 1814 kreeg Engeland ook op die wijze een grondbrief | |
[pagina 38]
| |
van Zuid-Afrika. De Kaap is niet gekaapt, o neen! maar voor schuld in betaling ontvangen. Nooit is Engeland op eerlijker wijze aan een kolonie gekomen. Alleenlijk, en dat wordt er niet bij gevoegd, Holland had in het opmaken der schuldrekening geen stem, en de rentekoers werd aan het hof van St.-James bepaald. Doch het is kleingeestig misschien, om, na vijf en zeventig jaar, nog op zulke dingen te letten. |
|