Tiyo Soga, de eerste Kaffer-zendeling. Eene bladzijde uit de geschiedenis der zending in Kafferland
(1888)–Frans Lion Cachet– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Tiyo Soga.I.
| |
[pagina 2]
| |
gekant tegen de invoering van nieuwe zeden, en van den ‘nieuwen godsdienst,’ was hij toch de eerste, die een ploeg van het Engelsche gouvernement aannam, en zijne ossen heeft ingespannen, om het land te beploegen, in plaats van het, op de gewone wijze, door zijne vrouwen met een houten ‘pik’ of spade te laten omspitten. Ook zal hij de eerste Kaffer geweest zijn, die het voorbeeld der blanken gevolgd heeft, om een stroom water uit te leiden tot besproeiing zijner landerijen. Hij heeft in de Kaffer-oorlogen van 1846-1852 den Engelschen de handen meer dan vol gegeven, doch wordt toch door hen met zekere eer genoemd, als een man, die de meeste zijner mede-raadslieden verre overtroffen heeft in doorzicht, ontwikkeling en rechtschapenheid. Tiyo's moeder was uit den stam der Amantende, en behoorde insgelijks tot de aanzienlijken haars volks. Zij was eene vrouw van ernstigen, zachten aard. Na Tiyo's geboorte tot den Heiland geleid, en daarna van haar man, die als heiden gestorven is, gescheiden, en door opvolgende oorlogen van plaats tot plaats gedreven, heeft zij als een waardige Christinne, onder vele moeielijkheden, haar weg bewandeld tot het einde. Vooral moet zij ijverig geweest zijn in het gebed en teedere zorg voor haar zoon, die, gelijk zij van zijn geboorte af, als bij ingeving, verstaan heeft, tot groote dingen in het koninkrijk Gods geroepen was.
De datum van Tiyo's geboorte is onbekend, doch is hij, gelijk zijne moeder hem heeft medegedeeld, geboren ‘in het jaar, toen Maqomo uit de streek van Kat-rivier verdreven werd,’ dan zag hij in 1829 het levenslicht. Zijne moeder gaf hem den naam Zisani (‘wat brengt gij?’), doch zijn vader noemde hem, naar een Galeka-opperhoofd en krijgs- | |
[pagina 3]
| |
man, Tiyo. In ieder geval een profetische naam, met betrekking tot de roeping, die hij onder zijn volk zou hebben te vervullen.
Van Tiyo's eerste levensjaren is ons weinig bekend, en wij kunnen ons slechts voorstellen hoe hij, als elke andere Kaffer-jongen, nabij zijns vaders kraal of dorp is opgegroeid. Zulk een kraal bestaat uit een aantal hutten van riet, in den vorm van een bijenkorf gebouwd, en met stroo of gedroogd gras gedekt, die een halven cirkel beslaan rondom de vee-kraal, waarin de koeien gemolken en 's nachts opgesloten worden. De deuren der hutten zijn slechts lage openingen, waardoor men op handen en voeten naar binnen of buiten kruipt, en zijn altijd naar de vee-kraal gekeerd. De gebruikelijke bouworde onder de Kaffers is cirkelvormig, ‘omdat bijna alles in de natuur rond is’. Ieder der vrouwen van een Kaffer heeft haar eigen hut of ‘stroohuis’ in zulk een kraal, en haar eigen huishouding, terwijl de man, op de rij af, bij een zijner vrouwen woont. Wee hem, als hij zou trachten, de eene vrouw boven de andere te trekken, of langer bij de eene vrouw te verwijlen dan bij de andere. Geen vrouw mag, behalve onder zeer bijzondere omstandigheden, in de vee-kraal komen. Ook eet zij afzonderlijk in hare hut en nooit tegelijk met den man. De Kaffer koopt zijne vrouw, d.i. betaalt een bruidschat voor haar, doch zij is geen slavin. Eerder staat de man eenigszins onder zijne vrouwen. Heeft hij een harer wat hard aangesproken, of een ietwat gevoelige kastijding toegediend, dan kan hij er bijna zeker van zijn, dat zij haar ‘slaapmat’ oprolt, haar jongste kind op den rug neemt en naar haar eigen kraal terugkeert, om in het oor van haren vader, of van haar naas- | |
[pagina 4]
| |
ten bloedverwant, zoo de vader gestorven is, hare grieven uit te storten. Straks komt de man dan zijne vrouw halen, doch krijgt haar niet terug, zonder den vader of broeder, die zich in den persoon van dochter of zuster beleedigd achten, een of meer ossen, bij wijze van schadevergoeding, betaald te hebben. Het gevolg is dat de man zijne vrouwen zooveel mogelijk haar gang laat gaan. De eerste vrouw is gewoonlijk, doch niet altijd, inkosikazi, of ‘groote vrouw,’ en het wordt vóór het sluiten van het huwelijk uitdrukkelijk bedongen, welken rang de aanstaande in de kraal van haar echtgenoot zal innemen. Doch een man kan zijne vrouw, zoo zij misdoet, in rang verminderen, en haar een of meer nummers achteruit zetten. De ‘groote vrouw’ is Sara onder de Hagars, en de anderen hebben haar de schuldige eer te bewijzen. Haar koopprijs wordt gewoonlijk door den vader, en soms door de geheele familie van den man betaald, en de ‘groote vrouw’ van een kapitein of opperhoofd is inkosikazi van den geheelen stam. De oudste zoon der ‘groote vrouw’ bezit het eerstgeboorterecht, en telkenmale als de man zich een nieuwe vrouw koopt worden er eenige koeien afgezonderd, ten behoeve van het ‘groote huis’, der eerste vrouw. Vooral met het oog op de verdeeling van den arbeid ziet de Kaffervrouw het niet ongaarne, dat haar man er nog een of meer vrouwen bijneemt.
De man, het hoofd van de kraal, brengt den dag door met eten, bierdrinken, dagga (kaffertabak) rooken, in de zon liggen en slapen. De eentonigheid van dit leven wordt soms afgewisseld door het bezoek van eenige vrienden, die met hem eten, bierdrinken, dagga rooken, in de zon liggen of slapen, of met wie hij het laatste proces, de jongste | |
[pagina 5]
| |
raadszitting, of het nieuws van den dag bespreekt. Soms gaat hij zijn koning of hoofdman begroeten, en wordt hij door dezen bezocht, of woont hij eene raadsvergadering of bruiloft bij, of wel is hij genoodigd op een bierpartij, om een vetten os te helpen opeten, of wel ter bijwoning van den hoogst onzedelijken intonjane-dans. Over het algemeen neemt de man het leven van de gemakkelijkste zijde, en laat hij den arbeid aan zijne vrouwen over. Deze doen dan ook al het werk; zij halen water, kloven hout, of verzamelen drogen mest als brandstof, repareeren de woningen of bouwen nieuwe hutten, spitten, zaaien en oogsten, bereiden den maaltijd en zorgen voor de kleintjes. Gelukkig dat het huis spoedig ‘aankant’ is, dat er geen meubelen zijn om op te wrijven of tapijten te schuieren, en het keukengereedschap niet geschuurd behoeft te worden. Hoe zou de Kaffervrouw anders ook door haar werk komen! De Kaffer-kinderen groeien zonder veel zorg op, als ware kinderen der natuur. Worden de meisjes wat grooter dan helpen zij hare moeders in het huishouden of op het veld, terwijl de jongens de kalveren en bokken moeten oppassen, en de oudere jongens, met een schapenvel om de schouders, en vederen van vogels in het wollige haar, het groote vee verzorgen. De trots en vreugde van het hoofd der familie is, 's avonds, als de koeien naar de kraal komen, om gemolken en voor den nacht bezorgd te worden, bij de vee-kraal te staan en zijn rijkdom gade te slaan. Onder de knapen heeft hij gewoonlijk zijn Joseph, die hem als boodschaplooper dient, en daarvoor, als hij-zelf, bij de kraal, zijn maal gebruikt een extra beetje ontvangt boven de andere jongens, die met hem op eenigen afstand neergehurkt, het voedsel opvangen, dat hun wordt toegeworpen. | |
[pagina 6]
| |
De Kaffers, die over het geheel zeer bijgeloovig zijn, hebben wonderlijke praktijken bij de geboorte van een kind. De pasgeborene wordt eerst gewasschen in een aftreksel van de bladeren eener geneeskrachtige plant, en vervolgens over een vuurtje van takjes en bladeren van een bijzonderen boomGa naar voetnoot1) heen en weder bewogen, tot het kind geheel droog en half in den rook gestikt is. Daarna wordt de kleine met kleiaarde, of met een zalf van fijn gewreven slakken en gemalen boomschors ingesmeerd. Voordat de moeder dan tot haar gewonen arbeid terugkeert, wordt er een os geslacht en, aan stukken gesneden, in de hut gebracht, waar het kind geboren is. De geesten der voorvaderen onderzoeken nu, naar het heet, den geslachten os, en zoo zij geen reden van aanmerking vinden, wordt de offerande door hen aangenomen. Den volgenden dag komen de buren en vrienden om het vleesch te eten, - met uitzondering van de heup, welke het eigendom wordt van den priester, die der moeder, vóór de geboorte van het kind, de gebruikelijke medicijnen heeft toegediend, en nu de plechtigheden verricht. De vrouwen der kraal nuttigen niets van den os, wiens schedel gehecht wordt aan de deur der hut, waar het kind geboren is. Na het feest, worden de beenderen, groot en klein, mét de ingewanden en het vet, binnen de beesten-kraal, op een vuur van nieshout verbrand, om de reukzenuwen der voorouders te streelen. Is nu alles volgens de voorschriften van den priester verricht, dan verwacht de moeder dat haar kind gezond en sterk zal zijn, en is hoogst verwonderd, indien de kleine tenger of ziekelijk is. Het ge- | |
[pagina 7]
| |
neesmiddel is dan altijd weer het offeren van een os. Ook gedoopte Kaffers hechten aan dat inwrijven met vet, en het berooken van het kind, soms nog een bijgeloovige waarde. In zulk een kraal en onder zulke omstandigheden werd Tiyo geboren, en daar zijne moeder toen nog heidin was, werd ook hij gewasschen, berookt en met vet ingewreven, om de geesten der voorvaderen tevreden te stellen. Als andere Kafferkinderen groeide hij op, te midden van heidensche onkunde, bijgeloof, barbaarschheid en grove zinnelijkheid, zonder eenige aanwijzing, dat het licht der waarheid ooit in zijne ziel, met zaligmakende kracht zou opgaan, en dat hem de hooge eer was weggelegd, de eerste geordende prediker des Woords uit de Kaffers te worden. Dit scheen ook, naar den mensch, geheel onmogelijk. Doch Hij, die hem geordineerd had tot de zaligheid en tot zijnen dienst, had ook de middelen en wegen bepaald, door en langs welke het licht in die duistere ziel zou opgaan, en de heidensche Kafferjongen een prediker des Evangelies worden zou. |
|