aanzien, en breidde de gemeente zich uit van 27 tot bijna 40 zielen Horstman, die geen geregeld salaris ontving, had intusschen veel. te worstelen met allerlei moeielijkheden, die hem meermalen bijna deden besluiten om te vertrekken; en, gelijk reeds is medegedeeld, in Januari 1890 ging hij over in den dienst der N.G.Z.V.
Ik bleef te Kalitjeret van Zaterdagmiddag tot Dinsdagmorgen, en had dus gelegenheid om van den Zendingarbeid door Br. Kamp eenige kennis te nemen. Behalve hier, houdt hij Godsdienstoefeningen te Waloeng, Klampok, Paheran, Karanggeneng, Tempoeroeng, Padagaran en Boweh, op eenigen afstand, ten N. en W., van Kalitjeret gelegen. Ik vergezelde hem naar Klampok, zijn vroegere woonplaats, waar hij Godsdienstoefening hield, die door een 30 Javanen werd bijgewoond, terwijl bij den avonddienst te Kalitjeret 7 of 8 tegenwoordig waren.
De Zendingarbeid hier wordt door onderscheidene bezwaren gedrukt. De menschen zijn arm; de verdiensten zijn gering; en wat zij nog verdienen, gaat veelal weg met dobbelen en aan opium, dat in het naburige Goeboeg, waar de kit wel voor f 300 daags omzet, verkregen wordt. Daar de Regeering sawahgrond met hout liet beplanten, en de droge tagal-grond, die werd gegeven, met geen patjoel te bearbeiden is, kunnen de lieden, die te zamen slechts 2 karbouwen hadden met eenige kalveren, geen rijst planten, en wordt de armoede grooter, wat mede aanleiding geeft, dat zij naar elders trekken. Doch de grootste vijanden van het werk zijn ook hier: dobbelen, opium, en indolentie. Ik had hierover een ernstig gesprek met enkelen der lieden, die het mij wel toestemden, en hun ingezonken toestand beklaagden, doch geen moed schenen te hebben om er uit opgericht te worden.
In de Neukirchen-Zending wordt door de Broeders, of door sommige Broeders, uitgegaan van het denkbeeld, dat men enkelen uit de Javanen goed moet bearbeiden; om later, door hen, op de massa te kunnen werken, - een Zendingmethode, ook door anderen voorgestaan. Wat mij van de Salatiga-Zending bekend was, en wat ik te Kalitjeret zag en hoorde, kon mij alweer niet overtuigen, dat Java, op die wijze, gechristianiseerd zou worden, - zelfs niet, waar gearbeid werd in zelfverloochenende toewijding, gelijk Br. en zuster Kamp deden. Tevens werd ik in mijn overtuiging versterkt, dat, waar ‘weelde-Zending’ moet gewraakt worden, pauperisme in de Zending op Java, een smaadheid is voor de Kerk des