onnozele glimlach over mijn gezicht komen. 't Gepommadeerde mannetje krijgt ook een glimlach, waarin iets van minachting glimt. Hij gaat naar een van de ramen toe en haalt er een sportbroek. - Deze moet u nemen, meneer; die zal u heel goed staan en passen! beweert hij met beslistheid.
In diepe aandacht kijk ik naar de sportbroek. Ik tracht de kleur ervan te onderscheiden. Het is heel moeilijk. Het is een zonderlinge broek. Van kleur steenrood en grijs, de beide tinten door elkander gearceerd als 't ware. Het doet mij enigszins denken aan rauw gehakt. Ik glimlach even om die rare inval en kijk het pommade-mannetje aan. Ook hij glimlacht even. - Die moet u beslist nemen, meneer! herhaalt hij.
- Gaat u hiernaast in de kleedkamer en past u even aan! Ik doe wat hij zegt. Ik pas even aan en kom weer te voorschijn.
- Ziet u wel! glimlacht hij triomfantelijk.
- Hoeveel is het? vraag ik.
- Hij zegt mij de prijs. Ik ga naar de kassa om te betalen.
De juffer die daar zit kijkt vreemd naar mijn benen en smoort een lach. Eigenlijk stuiplacht ze. Ik neem mijn kwitantie en ga naar de draaideur toe.
- U gaat toch zo niet, meneer! Zal ik laten bezorgen? spotlacht het pommade-ventje.
Ik begrijp dat ik het kledingstuk moet uitdoen en weer mijn gewone broek aantrekken. Enkele bedienden lopen daar rond en het komt mij voor, dat ze zich, evenals het pommademannetje en de juffrouw, over het geval vrolijk maken. Ik begrijp dat en word meteen ook even vrolijk. Ik ga terug naar de kleedkamer en kom weer gewoon te voorschijn.
- Laten bezorgen, meneer? vraagt nog eens de bediende.
- Niet nodig, dank u; zal het zo maar meenemen.
Ik ben in het hotel terug. Ik stap in de lift en kom op mijn kamer. Daar maak ik het pakje los en trek de sportbroek nog eens aan. Die gekke kleur bevalt mij toch niet; de snit ook niet. Het is vervelend, maar zo'n broek kan ik niet dragen. Gauw trek ik die uit en ga terug naar 't magazijn.
- Meneer, neemt u mij niet kwalijk; ik zou toch liever een andere kleur hebben.