Het prachtkleed van Vlaanderen.
Ik kan mij niet herinneren ooit in Vlaanderen een rijkere zomer te hebben gezien dan die, welke daar nu aan 't tanen is. Er zijn er wel zachtere, mooiere, harmonischer geweest; maar nooit een zo glanzend-weelderige.
Ik heb gepoogd die rijke pracht als een concreet beeld in mij op te nemen. Ik ben getogen naar de hoogten van Zuid-Vlaanderen en heb daar lang en lang gekeken, gemijmerd en genoten.
Vreemdelingen kennen de ontroerende schoonheid van deze gewesten niet. Het is jammer en het is ook gelukkig. De streek blijft tot nog toe vrijwel ongeschonden, onbedorven. Ik ken kleine, in het land verloren en vergeten dorpjes, waar het leven nog gebleven is wat het vóór honderd jaar was.
Ik vind mijn land, in zomerpracht, onder glanzend-blauwe zonnehemel, met al zijn geuren en zijn kleuren, het schoonste land, dat op de aarde is. Lang heb ik mij afgevraagd waardoor het zoveel mooier was dan andere landen met veel imposanter natuurschoon. Ik meen het gevonden te hebben: het is omdat 't zo dicht bewoond en daardoor zo rijk en vol afwisseling gestoffeerd is.
Ge moet gaan staan op een hoogte, om het even welke, ergens in de omgeving van Oudenaarde. Het oude stadje, met zijn juweel van een stadhuis en zijn geweldig hoge, stoere Sint-Walburge-toren, ligt daar rustig in de diepte. Waar men ook staat, uren in de omtrek, overal ziet men die overweldigende kerktoren ten hemel rijzen. Soms is hij grauw, bijna zwart, onder logge wolkengevaarten. Soms is hij helemaal lichtgeel, als 't ware doorschijnend. Soms staat hij fel-oranjerood te gloeien, als een laaiende toorts, in de purperen glorie van zonsondergang. Hij domineert van alle kanten 't landschap, hoewel hij zich in een diepte bevindt; en eerst wanneer men