- Met de Belgen was er nooit een kogel die geen doel trof. Je kon de tien gaten tellen en de stukken vlees vlogen soms tot boven op het rasterwerk. Er waren er die week waren en schreiden; maar de meesten gingen onverschrokken naar de paal toe en lieten zich niet blinddoeken. Dit drietal, hier, zei de man, naar de omlijste foto's wijzend, - dit drietal schreed arm in arm luidzingend naar de executie-plaats. Zij zongen van: ‘Wij zijn en blijven kameraden’; en toen zij bij de palen kwamen keerden zij zich met hun rug naar 't peloton en maakten een gebaar dat zeker niet bijzonder netjes was, terwijl ze daarbij luidkeels riepen: ‘Dit es veur uldere smeirlap van ne keizer! En dit es veur uldere smeirlap van ne kronprinz! En dit es veur ulder smeirlappen van zeneroals!’ Ze lieten zich geen ogenblik van elkander scheiden; ze werden zo neergeschoten, schimpend en spottend en tot het allerlaatste ogenblik zingend:
‘Wij zijn en blijven kameraden.’
De man opende een wrakke houten deur en ik volgde hem naar buiten.
- Langs dit gangetje, sprak hij, - kwamen de veroordeelden binnen. Dáár, in die hoek, stond de lijkwagen en zij moesten er rakelings langs. Toen werd hier deze poort geopend en de uitgestrektheid van het executie-veld lag vóór hen. Zij moesten heel de vlakte door en ginds, aan het eind, naast de palen, stonden de doodkisten te wachten. Dat zagen zij terwijl ze naar de dood toe gingen.
Lang heb ik daar sprakeloos en onbeweeglijk staan kijken. Het veld, een drassige bodem met gras begroeid, vormt een groot, langwerpig vierkant, langs alle kanten door hoge bermen ingesloten. Op die bermen groeien populieren en hun gebladerte, dat aldoor klappert in de wind, rijst als een tragisch scherm tegen de hoge hemel.
Langs hier dus kwamen zij, de ter dood veroordeelden. Zij schreden tussen gendarmen door het natte gras en kwamen ginds aan 't verste eind, tegen de palen onderaan de berm. Er staan daar vijf van die staken. Twee kleine plankjes vormen boven ieder een soort afdakje, zoals men er wel ziet te lande,