het geen molens geweest waren.
Van het prachtig kasteel stond nog één gevelmuur overeind. Stukken behangpapier hingen er in flarden aan en door de rechthoekige gaten van wat eenmaal vensterramen waren geweest, zag men grote, dwarse, zwarte vegen, als rouwlappen en rafels van gestolde rook. 't Kasteel had gebrand!
Het park van het kasteel maakte een diepe indruk van verwoesting. Het was alsof de bomen een titanenstrijd onder elkaar hadden gevoerd. Het was alsof ze tegen elkander in waren gestormd en dan zo waren blijven staan: kop tegen kop, stronk tegen stronk, gebroken, geradbraakt, versplinterd, met grote, witte wonden, waardoor hun levenssap was heengevloden. En er waren grote, kale leegten in, als ruimten zonder atmosfeer noch leven.
De kerk had niets meer van een kerk. De kerk was ook een lege ruimte zonder atmosfeer, alleen vol verwrongen ijzeren staven en verbrijzelde steenblokken. Er was geen de minste wijding meer in die ruïne.
Maar 't kerkhof lééfde!... Op het kerkhof waren de granaten ingeslagen en hadden er de tomben omgewoeld. Het grafmonument van de grafelijke familie was verbrijzeld en in de gapende kelderkuil zag men de halfvermolmde, groenachtig beschimmelde doodkisten op schragen boven elkander staan. Naast de grafkelder van de grafelijk familie waren nog andere kelders en monumenten, de een verweerd en oud met bijna onleesbare namen, de andere jong en nieuw, met versgebeitelde, goudglinsterende letters, flonkerend als feestjuwelen. En overal lagen mensenbeenderen en stukken van hoofdschedels in 't gras verspreid, zoals ze door de ploegend-barstende granaten waren opgewoeld.
De lindekens die rondom 't kerkhof stonden hadden bijna niet geleden. Zij rij-den zich nog netjes met hun dooreengestrengelde takken en twijgen aan elkaar, als een omsingelende heg van veiligheid, die 's zomers zachte, stille poëzie en frisse schaduw geven kon. Zo omsloten zij geheel het kerkje en het kerkhof en beschermden er als 't ware een lange reeks van nog maar vers-geplante, houten kruisen, waarvoor ik in langdurige bespiegeling bleef staan.
Ik las enkele opschriften en namen: ‘Hier ruht in Gott gefr.