gend, maar stralend-helder van geest, jubelde:
- O! wat ben ik blij! Zeg aan de mannen dat ik blij ben, en gelukkig, en trots op hen! Vergeet het niet; zeg hun dat ik heel tevreden ben, en trots, heel trots op hen!
Hij schokte half overeind en zijn ogen fonkelden.
- Maar voor de kolonel!... kreet hij hees... - voor de kolonel... en voor de generaal-majoor... en voor de divisiegeneraal...
Hij smoorde een vloek, en eensklaps, als razend, slaakte en herhaalde hij met een uiterste inspanning van kracht het beroemde woord dat Cambronne heet gezegd te hebben in de slag van Waterloo.
Er viel een stilte van benauwdheid om hem heen. Het ruwe woord wekte protest noch glimlach. Er was iets plechtigs in dat vuile lazaret vol menselijke ellende, waarvan de houten wanden klapperden en dreunden onder 't orkanisch geweld van de slag.
- M... pour le colonel! Et m... pour le général-major! Et m... pour le général de division! herhaalde hij met doffe onstuimigheid in de benauwde stilte.
Zijn adem zwoegde en reutelde. De dokter hield zijn hoofd vast, dat zwaar weer achteroverzakte. Hij zei niets meer en langzaam ontspanden zich zijn krampachtig verwrongen trekken.
- Ma pauvre femme! Mes pauvres enfants! zuchtte hij nog, haast onhoorbaar. Toen was het alsof een onzichtbare hand de kleur van zijn gezicht wegveegde; en hij bewoog niet meen - Hij is dood, zei stil de dokter.
Buiten, in de verte, donderde de strijd aanhoudend. De grond trilde en de houten wanden kraakten. Voortdurend, zonder onderbreking, werden nieuwe gewonden op berries binnengebracht...