Op oudejaarsavond, even vóór negen uur, waren wij in de straat. Een sombere straat, met hoge, donkere huizen, aan 't uiteinde begrensd, als door een berg, door een groot, antiek gebouw. Hier en daar was nog een zwak verlichte winkel open en hol klonk de stap van de schaarse passanten, die zich met opgetrokken schouders huiswaarts spoedden.
Het vuur der liefde had in ons de weerzin overwonnen. Wij gruwden van dat doodkistenhuis, maar tóch zouden wij gaan, ter wille van de jonge, knappe meisjes.
Daar zagen wij hem reeds van op een afstand, die grote, nare winkel. Hij schemerde in de rij van de donkere, oude huizen; hij scheen nog open en verlicht; het was, alsof hij zich had mooi gemaakt, om ons te ontvangen.
Mijn illustere vriend sprak geen woord, maar 't kwam mij voor alsof zijn bleek gezicht een mistroostige uitdrukking had. Hij keek mij aan en ik keek hem aan en wij bleven beiden even staan. Toen keken wij, van de overkant van de straat, naar het huis en naar de winkel.
Daar stonden de doodkisten, de open en de dichte, de mooie en de lelijke, de donkere en de lichte, versierd met kruisen en spijkers, vaag omschemerd door een twijfelachtig licht daarbinnen, met de rouwkransen en sluiers er omheen! Het maakte een sinistere indruk, iets zó sinister, dat men zijn bloed kis 't ware voelde stollen en koud kreeg tot in 't merg der ziel. Misschien, was er iemand, een levend wezen, zichtbaar geweest; misschien, had er slechts een lichtje geschenen aan een van de bovenramen, dan was de indruk anders geworden; maar dat grote, sombere huis, waarin alleen de doodkistenwinkel griezelig leefde, 't was niet om aan te zien. - Ik kan niet; ik kán niet! kreet eensklaps dof mijn illustere vriend.
- Ik ook niet! gruwde ik. - En we gingen...
Wij vluchtten als 't ware, wij stortten ons in 't woelige leven van de feestelijke stad wij trachtten te vergeten; maar liefde en wroeging grepen ons zó folterend aan, dat wij na een korte poos wegliepen en holden, recht weer naar het huis van de doodkisten toe, vastbesloten ditmaal onze gruwelangst te overwinnen om enkel van de jeugd en de liefde te genieten. Toen wij in de straat terugkwamen was de doodkistenwinkel