Verzameld werk. Deel 5
(1978)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
XXVII De ‘kuerlawirkskes’Ga naar voetnoot1.Het jonge koren bloeit en de kuerlawirkskes hangen zingend over 't wijde veld, onder de stille blauwe hemel. Men ziet ze niet of nauwelijks en hoort ze overal. Hun gezang is als 't ware het harmonieuze ritme van de ganse jeugdig bloeiende natuur. Het is vol van de kleuren en geuren der lente. 't Klinkt zacht en dromerig; het heeft iets vaag en teer en nevelachtigs, als het licht-doorschijnend en blauwachtig waas, dat in 't verschiet over de velden hangt. Men luistert naar geen andere vogels meer, als men de kuerlawirkskes hoort. Andere vogels zingen voor zichzelf, maar de kuerlawirkskes schijnen alleen voor de Natuur te zingen. Hun zoete, alom galmende tonen zweven, en zwevend stijgen zij in lofzang tot de hemel op, als werden zij door 't glanzend zonnelicht daarheen getrokken. Zó voel ik het: de kuerlawirkskes gaan hoog-jubelend zingen de tere schoonheid van de lentewereld in de eindeloze hemel... |
|