baar, dat hij tot het allerlaatst de oude maatschappij getrouw zou blijven, en hoog haar edel vaandel houden; en dat troostte hen allen en gaf hun weer moed, en vol trots steeg de overwinnaar nog eens op het traditioneel wit paard, met ‘l'oiseau loyal d'Axpoele’ aan het geel-groen lint om zijn hals, in triomftocht door de straten van het dorpje.
Tot eindelijk kwam de dag, de droef-vernederende dag, waarop de trotse hoogvogel niet afgeschoten werd.
'k Zie nog 't barontje sidderend naar voren treden, telkens als zijn schietbeurt kwam; 'k zie nog zijn uitgezette linkeroog van inspanning schel fonkelen, zijn mikkend rechteroog boos grijnzen, de spieren van zijn mond onder de lange, grijze snor vertrekken en zijn voorhoofd rimpelen; ik zie de boog zich spannen, de pijl zich als het ware uittrekken en eensklaps in de zwieping van het losgelaten koord de lucht insnorren,... doch alles tevergeefs; noch het barontje, noch iemand van die andere heren, kon de mooie vogel treffen. Zij waren te oud, te stijf en te onvast geworden; het ging niet meer, het wou niet meer, je voelde dat zij hem ditmaal niet zouden naar beneden krijgen. Voor het eerst, sinds de oude sociëteit bestond, dreigde de smaad dat de hoogvogel verloot zou moeten worden.
Het was reeds over zes uur, en de barones en de vriendin die met haar was, werden ongeduldig, terwijl het volk uit 't dorpje, verbaasd dat de schieting ditmaal zo lang duurde, nieuwsgierig rond de ‘gaaisprang’ begon te dringen.
- Cessez donc, cela devient ridicule, fluisterde wenkbrauwfronsend de barones tot het barontje.
- Jamais! beet hij haar nijdig toe.
- Nous nous ennuyons, klaagde zij.
- Il faut respecter la tradition, knorde hij; en liep gejaagd weer naar het spel toe.
Allen nu spanden hun uiterste krachten in. De dikkerds hijgden en zweetten, de mageren waren afgemat en bleek, de gezichten stonden scheef verwrongen en de armen trilden; maar helaas, 't bleef vruchteloos, en mevrouw de barones en haar gezellin keken met stille minachting naar de hoe langer hoe slapper opgaande pijltjes, die telkens weer machteloos,