van die twee bomen, trekken we de boot het bos in en verstoppen ons daar. We zien dan Lall Bahadoer de rivier oversteken, want wij zijn daar veel eerder dan hij. Bovendien blijven wíj droog! Dan volgen we hem naar dat pina dakje!’
‘Nog beter, ja,’ gaf Josua toe. ‘Dat kan niet missen!’
‘Ik ga nu eerst naar huis, Josua, dan kom ik vanavond nog wel even bij je langs om verder af te spreken. Brrrr, 't was een koud middagje! Tabeh hoor!’
‘Oké,’ antwoordde Josua.
Thuis gekomen liep Harry rond het huis en ging door de keukendeur naar binnen, direct naar zijn kamer, waar hij zich ging wassen en verkleden. Niemand had gelukkig iets gezien. Zijn moeder of vader zou anders een verklaring hebben gevraagd voor dat kletsnatte pak.
Later in de huiskamer zei Vader: ‘Die jongen van Bahadoer was hier vanmiddag met een tube aspirine. Die had hij speciaal in de stad voor je moeder gehaald! Hij zei dat jij erom gevraagd had omdat je moeder zo'n hoofdpijn had! Is dat zo, Harry?’
‘...... eh...... ja, Vader. Ik was daar in de winkel. Ziet u, we moesten die jongen een tijdje uit de weg hebben!’
‘Waarvoor?’
‘Wel ziet u,...... Lall Bahadoer......’ stamelde Harry.
‘Zit je nog altijd te wroeten in die bankoverval-kwestie?’ viel Vader hem in de rede.
‘Wel,...... ja, daar heeft het misschien mee te maken. Ziet u, we hebben iets [on]tdekt, maar ik kan het nog niet vertellen!’
‘Ik heb je de hele middag niet gezien, waar heb je gezeten!’
‘Ik was weg met Josua!’ zei hij ontwijkend.
‘Waar naar toe?’ vroeg zijn vader streng.
‘Naar een plaats die, behalve Lall Bahadoer, niemand weet!’ antwoordde Harry.
‘Dacht je soms dat die zoon van Bahadoer iets met die roofoverval te maken heeft?’ vroeg zijn vader.
‘Ja! Eh...... dat weten we eigenlijk niet zeker, maar, ziet