In de kankantrie
(1957)–Constant Butner– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Suriname - Nederland.Enige dagen waren verlopen sedert de bankoverval en hoewel de kranten dagelijks lange artikelen aan de roof wijdden, werd nu toch in hoofdzaak de aandacht gevraagd voor KoniverjarieGa naar voetnoot1) en de interland-voetbalwedstrijd Suriname - Nederland, die op koninginnedag te Paramaribo gespeeld zou worden. Meneer Donkers had zich van drie tribunekaarten voorzien. Hoewel hij zelf niet het minste verstand van voetbal had, vond hij het toch wel leuk de wedstrijd te gaan zien. Harry en Josua, die met meneer Donkers mee mochten, spraken de laatste dagen over niets anders. Josua voorspelde dat Nederland volkomen ingemaakt zou worden, terwijl Harry als zijn mening te kennen gaf dat Suriname een voetballesje zou krijgen. ‘Kruin en Nelom doen mee!’ pochte Josua. ‘Dus wat willen de Hollanders nou?’ ‘Nederland heeft Kraak in 't doel!’ was Harry's antwoord. ‘Zou wat. Ze hebben de laatste jaren geen wedstrijd meer gewonnen! Je denkt zeker dat we hier niet voetballen kunnen. Wacht maar es, vriendje!’ ‘Ik ga tussen jullie inzitten!’ zei meneer Donkers lachend. ‘Anders vliegen jullie elkaar nog aan als er een een doelpunt maakt!’ ‘Ik zie Kruin al lopen,’ ging Josua voort. ‘Terlouw gepasseerd en alleen nog Kraak voor zich. Kraak valt uit naar de rechter hoek en Kruin deponeert de bal keurig in de linker hoek!’ ‘Waarom zou Kraak naar rechts uitvallen, als Kruin in de linkerhoek schiet?’ vroeg Harry verbaasd. | |
[pagina 21]
| |
‘Schijnbeweging!’ was het antwoord. ‘Vier-nul!’ ‘Je bent niet lekker. Kraak heeft de bal al te pakken vóór Kruin een schijnbeweging kan maken!’ ‘Ik zie ze al, een voorzet van rechts, hoog voor het Nederlandse doel. Het hele Nederlandse elftal in de verdediging. Van Brussel legt eventjes Boskamp in de luren, geeft dan een zuivere pass naar Nelom en Kraak kan de bal voor de vijfde keer uit het net halen!’ ‘Hoe heet de Surinaamse keeper?’ vroeg Harry. ‘Visser. 'n Geweldige keeper. In de hele competitie heeft'ie maar acht goals doorgelaten en die waren allemaal onhoudbaar!’ ‘Visser? Dan zullen we 'm làten vissen. Ik zie 't al gebeuren, in de eerste minuut! Terlouw plaatst de bal naar Abe! Abe Lenstra! Ooit van gehoord? Onze Abe! Nou, als die de bal heeft, kan het Surinaamse elftal wel naar de kleedkamer gaan, want dan is voor hen de aardigheid eraf. Abe schiet ineens in en Visser vist...... àchter 't net. Wéér een Nederlandse aanval. Van Schijndel loopt één, twéé, drie viér Surinamers voorbij. Hij ziet ze gewoon niet staan! Nelom komt toestormen, maar van Schijndel ziet ook hem niet staan. Kruin komt er bij te pas. Van Schijndel spéélt gewoon met 'm. Een gloeiende kogel en wéér vist Visser. Als de bal weer midden uit genomen wordt, zitten Nelom en Kruin nog te snikken!’ ‘Maar als......’ ‘Houd je mond. Nederland is wéér in de aanval. 't Wordt eentonig! Timmermans loopt ongehinderd op het doel af. De Surinaamse spelers staan in bewondering aan de grond genageld. Van grote afstand lost hij een oerhard schot en jullie Visser heeft de bal wéér in zijn net. Drie-nul in drie minuten! En dàt is dan nog maar het Nederlandse B-elftal!’ Tegen zoveel opschepperij was Josua niet opgewassen. ‘We zullen morgen wel zien,’ besloot hij. ‘Neem maar een rekenmachine mee om de Surinaamse doelpunten te tellen!’ | |
[pagina 22]
| |
‘Jullie Visser gaat een goede vangst tegemoet!’ lachte Harry. ‘Ik heb nog nooit twee zulke dikdoeners gehoord!’ vond meneer Donkers. ‘Wie denkt u dat er wint, Vader?’ vroeg Harry. ‘Nou...... eh...... ik weet niks van voetbal af, maar ik hoop dat Nederland wint natuurlijk. Maar zolang het een interessante en eerlijke wedstrijd is, vind ik 't best, hoor. Wat zouden jullie ervan zeggen als we morgen, nà de wedstrijd, naar de kermis gingen? Aan de Gemene Landsweg is het kermis en ik ben nog nooit op een Surinaamse kermis geweest. Daarna kunnen we op het Gouvernementsplein het vuurwerk zien. Wat denken jullie dáárvan?’ ‘Suriname - Nederland, de kermis en 't vuurwerk! Hoereeee!’ juichten de jongens. ‘Om twaalf uur morgen ligt de plantageboot klaar, dus denk erom dat jullie dan óók klaar zijn! Afgesproken?’ ‘Afgesproken!’ riep Harry. ‘Tot morgen, Harry!’ zei Josua, ‘ik moet nu gaan eten!’ en hij holde weg. Nog even bleef hij staan en draaide zich om: ‘Tien-nul!’ riep hij. ‘Ja, voor Nederland!’ was het antwoord.
De volgende dag stonden de jongens al vroeg bij de steiger, waar Tom, de motorist, de oude motor aan het nakijken was. ‘Zou hij de stad halen, denk je?’ vroeg Harry plagend. ‘Nou, meneer Harry. Ik weet 't niet! Misschien dat u nèt op tijd in de stad bent om het eindsignaal van de scheidsrechter te horen!’ ‘Wat denk je van de uitslag, vanmiddag, Tom?’ ‘Suriname - Nederland? Moet u dàt nog vragen? Het Nederlandse net wordt aan flarden geschoten!’ ‘Hij verbeeldt zich werkelijk dat Nederland een kans heeft!’ plaagde Josua weer dapper mee. ‘Och, uit beleefdheid zullen ze de Hollanders wel een | |
[pagina 23]
| |
goaltje laten maken, meneer Harry. Ééntje misschien! Surinamers zijn goede gastheren!’ ‘Het zal vanmiddag wel èrg warm zijn en dat zijn de Hollanders niet gewend......’ begon Harry terug te krabbelen. ‘Ga je óók kijken, Tom?’ ‘Mij te duur! Trouwens, ik zie die afslachting liever niet! Arme bakkra'sGa naar voetnoot1)!’ ‘Hier is nóg zo'n arme bakkra!’ klonk het plotseling achter hen en daar stond meneer Donkers. ‘...... ik bedoel niet u, meneer Donkers!’ zei Tom een beetje verlegen. ‘We hadden 't over de voetbalwedstrijd...’ ‘Maar ik ben óók een bakkra hoor! Is de boot in orde, baas Tom?’ ‘Ja, meneer. We kunnen vertrekken!’ Lachend stapte meneer Donkers aan boord. ‘Zijn jullie goed op stem, jongens? Jullie moeten vanmiddag maar flink schreeuwen, misschien dat 't wat helpt!’ Tom startte de motor. Dikke rookwolken stegen uit de sissende machine op. Een paar harde knallen volgden, de oude barkas sidderde in haar voegen, maar kreunend en blazend kwam het ding op gang. ‘Hij doet 't!’ juichte Harry. ‘Pffffff plof pffffff......’ deed de motor en afgelopen was het! ‘Te vroeg gejuicht,’ stelde meneer Donkers vast. Tom boog zich over de motor. Hij draaide eens hier, keek eens daar. ‘Zoëven heeft hij nog gedraaid!’ zei hij verontschuldigend. ‘'t Is een oud beestje, Tom,’ zei meneer Donkers. ‘Probeer 't nog maar eens. Wie weet heeft hij nu wèl zin.’ Weer startte Tom de motor en weer volgde een vreselijk gesputter en geblaas, maar weer kwam het ding niet verder dan een paar slagen. | |
[pagina 24]
| |
Meneer Donkers stond op en liet zijn blik over de motor gaan. ‘Als je die dot poetskatoen nu uit die inlaatpijp haalt, zal hij 't wel doen,’ zei hij ernstig. ‘Welke poetskatoen bedoelt u......’ begon Tom en verlegen krabbelde hij zich achter het oor, toen hij de dot poetskatoen zag zitten. Hij was vergeten na het schoonmaken die dot eruit te halen. Enkele minuten later waren ze op weg naar de stad. De vele malen opgelapte hakkeplof liep met een rustig gangetje stroomaf, midden op de brede rivier. De zon deed haar uiterste best deze Koniverjarie tot een ware feestdag te maken, terwijl een koele noordenwind ook vastbesloten scheen, niemand reden tot klachten over de warmte te geven. Ze passeerden nu en dan grote drijvende velden van in de bovenrivieren losgeslagen waterplanten, waarop hier en daar een reiger of andere watervogel was neergestreken en met gespannen aandacht in het water tuurde of er niet een argeloos visje aan de oppervlakte verscheen om ingerekend te worden. Het brede, gladde wateroppervlak van de gestadig stromende rivier weerspiegelde de helder blauwe hemel met hier en daar enkele witte schaapjeswolken, terwijl aan de oever een wirwar van bomen, struiken, lianen en lagere planten vochten om hun deel van het zonlicht, dat in deze regentijd toch al met mondjesmaat toebedeeld werd. ‘We boffen met het weer,’ zei meneer Donkers, en hij rekte zich behaaglijk uit op de brede bank van 't achterschip. ‘Het is toch wel een heel verschil, of je in Holland op een rivier vaart of hier!’ vond Harry. ‘Maar daar kun je lekker zeilen! Waarom wordt er hier eigenlijk niet gezeild, Vader?’ ‘De stroom op de rivieren is over 't algemeen te sterk en er is meestal te weinig wind. De familie Trommel op Leonsberg heeft een prachtig zeiljacht, maar 't ligt daar in een kreekje te verrotten en te verroesten. Ze hebben getracht de zeilsport wat leven in te blazen, maar zonder succes. Er | |
[pagina 25]
| |
schijnt geen animo voor te zijn. Zo gaat het hier met zoveel dingen. Ze worden door een of twee mensen met veel energie begonnen, maar al spoedig komen ze tot de conclusie dat er weer geen animo voor is. Als we straks voorbij Leonsberg varen, zodra we op de Suriname-rivier gekomen zijn, zie je daar een watervliegtuigje staan. Dat behoort ook aan de familie Trommel. Een van de jongens Trommel heeft dat kistje in Amerika gekocht en met een vriend naar hier gevlogen.’ ‘Ik zie het nooit in de lucht!’ zei Josua. ‘Meneer Trommel heeft me wel eens verteld dat hij, voor iedere keer dat z'n zoon wil vliegen, een startvergunning in de stad moet gaan halen en dat er dan éérst een technisch iemand het toestel moet komen keuren. Mocht het onverhoopt die dag regenen, dan moet zich die hele voorbereiding een andere dag herhalen. Ik kan me begrijpen dat je dan maar geen moeite doet! Ik geloof dat ze het toestel nu aan iemand in Frans Guyana verkocht hebben. Daar schijnt de sportvliegerij meer kans te hebben. Maar wàcht maar, 't komt hier ook wel!’ Even later maakte de hakkeplof een wijde boog naar links en ze waren niet langer op de Commewijne, maar nu op de Suriname-rivier. Ze moesten nu tegen de machtige stroom van deze brede rivier optornen. Aan hun linkerhand hadden ze het oude fort Amsterdam, in de achttiende eeuw gebouwd ter verdediging van Suriname, en aan hun rechterhand het voorstadje Leonsberg. Dit was door een ongeveer vijftien kilometer lange stoffige weg verbonden met Paramaribo. ‘Zie je dat grote moderne café-restaurant daar?’ Harry en Josua gingen staan en tuurden over het water. Ze zagen een hele rij aardige huizen en een groot flatgebouw. ‘Dat alles is daar door diezelfde meneer Trommel neergezet. Ja, er wordt tegenwoordig wel gewerkt, hier.’ ‘Het zal daar wel leuk wonen zijn!’ zei Harry. ‘Ja en nee. Overdag, vooral op warme dagen, heb je op | |
[pagina 26]
| |
Leonsberg de zeewind uit de eerste hand natuurlijk en ze hebben hier een aardig uitzicht op de rivier. Er is een geregelde busdienst naar de stad, maar......'s avonds word je er opgegeten door de muskieten! De muskietenplaag daar is werkelijk heel erg. De huizen zijn allemaal voorzien van muskietengaas natuurlijk en dat houdt die kwelgeesten wel buiten, maar buiten is het na zonsondergang niet te harden. Vooral in de vóóravond, dan is het 't ergste!’ Even verder passeerden ze Belwaarden, op de linker oever. ‘Van hier rijdt het rietsuiker-treintje naar de suikerplantage Mariënburg,’ vertelde meneer Donkers. Na ongeveer twee uur varen bereikten ze de zogenaamde Marinetrap bij het Gouvernementsplein. Uit de verte konden ze al zien dat het feest was in Paramaribo. Er werd druk gevlagd en speciaal de Surinaamse vrouwen, vele in hun kleurige koto-missieGa naar voetnoot1) trokken de aandacht. In hun hoogopgebonden wijde rokken, korte jakjes en kleurige wijduitstaande hoofddoeken, leken het net levensgrote theemutsen. Inderdaad waren in de curiositeitenwinkeltjes ook koto-missie-theemutsen te krijgen! Ook de Javaanse vrouwen, klein en tenger van gestalte, vielen op door hun fel gekleurde baadjes over mooie sarongs. Gouden spelden op het baadje en in het glimmende zwarte haar, volgden ze zwijgend hun mannen. Niet minder opvallend waren de Hindoestaanse schonen, zonder uitzondering alle een witte sluier over het hoofd en vele zilveren armbanden om de polsen en enkels. ‘We moeten opschieten!’ zei meneer Donkers, ‘want het is van hier nog wel een twintig minuten lopen naar de Cultuurtuin, waar het voetbalstadion is. Daar zijn jullie nog niet geweest hè? Nou, het is een prachtig stadion. Een mooie grasmat in het midden, met een wielerbaan eromheen.’ Vlug klommen ze de Marinetrap op en spoedden zich over | |
[pagina 27]
| |
het Gouvernementsplein in de richting van de Gravestraat. Op het plein werden voorbereidingen getroffen voor het grote jaarlijkse vuurwerk. Mooie kransen en bloemstukken rond het standbeeld van koningin Wilhelmina, tegenover het paleis van de Gouverneur, getuigden van de aanhankelijkheid en verbondenheid van Suriname aan het Oranjehuis. Even bleef meneer Donkers staan en draaide zich om. ‘Een aardig gezicht heb je van hier over de Suriname-rivier, hè.’ ‘Wat is dat daar eigenlijk, rechts?’ wees Harry. ‘Dat is een gedenknaald, gewijd aan de nagedachtenis van de gevallen Surinaamse zonen tijdens de laatste wereldoorlog,’ zei Vader. ‘Surinaamse mannen hebben in alle delen van de wereld meegevochten voor de overwinning.’ Het was in de Gravestraat een drukte van belang. De vlaggen en andere versieringen deden feestelijk aan, terwijl er dichterbij de Cultuurtuin een grote verkeersopstopping was. Heel Suriname scheen van plan te zijn de grote wedstrijd te gaan zien en het duurde geruime tijd voor meneer Donkers en de beide jongens hun zitplaatsen op de tribune konden innemen. Op het middenveld stond, keurig in de houding, het militaire muziekkorps en blies enkele pittige marsen om de stemming er alvast in te brengen. Na een rondgang over het veld verlieten zij dit en nauwelijks hadden ze zich naast de eretribune opgesteld, of er steeg een luid gejuich op. Enkele oranje shirts werden zichtbaar en...... ‘Daar komt 't Nederlands elftal!’ juichte Harry. ‘Hup Holland!’ klonk het van alle kanten. Het leek wel of alle in Suriname wonende Nederlanders in het stadion waren samengestroomd om de oranjehemden aan te moedigen. ‘Hup Holland hup, laat de leeuw niet in z'n hempie staan!’ klonk het ergens. Enkele minuten later verscheen het stoere Surinaamse elftal, in groene shirts en witte broek gestoken. Een daverend gejuich ging er op uit de duizendkoppige menigte. Keurig in het | |
[pagina 28]
| |
gelid en stram in de houding stonden beide elftallen voor de eretribune opgesteld, toen de beide volksliederen klonken. Eerst het ‘Suriname trotse stromen’, gevolgd door het aloude Wilhelmus. ‘Suriname trotse stromen, Suriname heerlijk land......’ klonk het uit duizenden kelen. Nauwelijks was het oorverdovend gejuich, dat op het Surinaamse volkslied volgde, wat geluwd, of het muziekkorps zette het Wilhelmus in. Het grootste deel van de menigte, die de volksliederen staande aanhoorde, zong ook het Nederlandse volkslied mee. Voorwaar een goede inzet voor deze met zoveel spanning tegemoet geziene titanenkamp. Nu was het plechtige ogenblik aangebroken waarop de spelers aan de gouverneur van Suriname werden voorgesteld. ‘Wie benoemt de gouverneur van Suriname eigenlijk?’ vroeg Harry. ‘De koningin. Telkens wordt hij voor drie jaren benoemd. Let op, jongens, 't gaat beginnen!’ De gouverneur was naar de eretribune teruggekeerd en de beide aanvoerders stonden op het middenveld in gesprek met de scheidsrechter. Meneer Donkers knikte naar links en zei: ‘Dag meneer Hengel!’ ‘Wie is dat?’ vroeg Harry, op de dikke Surinaamse meneer doelend, die meneer Donkers vriendelijk teruggroette. ‘Landsminister Hengel,’ zei z'n vader. ‘Dan moet u toch excellentie zeggen?’ ‘De excellentie-titel is hier afgeschaft voor landsministers. Ze worden aangesproken met ‘meneer’. Opgepast, daar gaat-ie!’ De Surinaamse middenvoor Kruin had de bal aan het rollen gebracht en met een ferme trap belandde hij al direct bij de Surinaamse rechtsbuiten, deze goochelde er wat mee, passeerde één oranjehemd, nòg een en stevende op het Nederlandse doel af. | |
[pagina 29]
| |
‘Wat heb ik je gezegd?’ krijste Josua. ‘Daar komt de eerste!’ Op het moment dat een derde oranjeman hem wilde aanvallen, plaatste hij de bal zuiver op de schoen van Kruin, die keurig vrij voor het doel stond opgesteld. Een schuiver volgde, een snoeksprong van de lange Kraak en nog nèt op het nippertje kon deze de bal uit de hoek grabbelen. Een zucht van teleurstelling ging door het publiek. Maar wacht, daar kwam weer een aanval! Na de uittrap van Kraak had Timmermans de bal opgevangen, maar vóór hij de bal in de richting van het Surinaamse doel kon spelen, had een der groenhemden hem het leer ontfutseld en ver over de hoofden van de Nederlandse backs snorde de bal. Nelom erachteraan. Vlak vóór de doellijn kreeg hij het leer te pakken en speelde het even terug op Ramlall, de Surinaamse rechtsbinnen. Deze schoot onmiddellijk hard in, de bal stuitte van de borst van Kraak tegen de lat en het veld weer in. Een geloei langs de lijnen volgde, hier gingen grote dingen gebeuren! Nog maar net kon de oranjeback ten koste van een corner redding brengen. Een oorverdovend lawaai steeg op, de bal zweefde in de lucht voor het Nederlandse doel, Kraak sprong hoog op en stompte het leer weg. Kruin stormde toe. Een droge knal volgde. ‘Net over!’ riep Harry opgelucht. ‘Wat heb ik je gezegd!’ riep Josua weer. Harry was er even beduusd van, zoiets had hij niet verwacht. Daar móést dadelijk een Surinaams doelpunt komen, het kón niet uitblijven. Wat speelden die Surinaamse jongens! De oranjemannen kwamen er haast niet aan te pas. Zouden ze onder de voet gelopen worden? ‘Hup Holland!’ klonk het aarzelend uit Harry's mond. Enkele Surinamers keken lachend om naar deze optimist! Ver trapte Kraak de bal over de helft, waar nu de teruggekomen kleine Clavan, de Nederlandse linksbuiten, de bal te pakken had. Hij trachtte een groenhemd te omspelen, maar nee, het lukte niet. Gedreven door het aanhoudend gejuich | |
[pagina 30]
| |
van duizenden toeschouwers rende de Surinaamse speler met de bal het veld over. Met weergaloze handigheid omspeelde hij Terlouw, de stoere Nederlandse spil, alsof er voor hem geen Terlouw bestond. Kruin liep vrij en in dezelfde seconde lag de bal al voor z'n voeten. Een schijnbeweging volgde. Van Schijndel werd van het kastje naar de muur gestuurd. De linksbuiten van de groenhemden, Wong, was inmiddels snel naar binnen gezwenkt en vóórdat een der oranjehemden erop verdacht was stond Wong alléén met de bal voor Kraak. ‘Goal!!!!!’ gilde het publiek al vóór Wong geschoten had, een niet te missen kans. Wong gleed echter op het kritieke moment uit en de bal werd een gemakkelijke prooi voor Kraak, die onmiddellijk zijn voorhoede aan het werk zette. Jan van Roessel, de Nederlandse middenvoor, ving de bal op, omspeelde enkele groenhemden en loste een ver schot, dat precies onder de lat dóél trof! Even was het doodstil rond het terrein. Men moest zich realiseren dat niet de Surinamers, maar de oranjemannen op onverwachte wijze de leiding hadden genomen. De volgende seconde brak er onder het Nederlandse publiek een daverend gejubel los. ‘Eén-nul!’ galmde Harry verheugd en hij sloeg Josua gevoelig op de schouder. ‘Mooi schot!’ beaamde deze. ‘Hup Suriname!’ schreeuwde hij er direct achteraan. ‘Vooruit jongens, laat je niet kisten!’ ‘Waar blijf je nou?’ riep Harry, Josua aankijkend. ‘Wat heb ik je gezegd! Wacht maar es even. Nu zal je wat zien!’ Dolgelukkig holden de oranjehemden naar hun eigen speelhelft terug, terwijl de verslagen Visser in het Surinaamse doel mistroostig de bal uit z'n net viste. Kruin trapte weer af, maar direct werd de bal door een Nederlandse speler overgenomen en weer ging het in sneltreinvaart op het doel der groenhemden af. De Nederlandse kolonie, langs het gehele veld verspreid, liet zich nu geducht horen. ‘Hup Holland, hup Jantje!’ klonk het van alle kanten. | |
[pagina 31]
| |
De aanval werd met een flink schot naast het doel besloten, maar de oranjehemden kregen er nu zin in. De felle tropenzon scheen hen in het minst niet te deren en direct zaten ze weer voor de Surinaamse veste. Even werden de groenhemden op eigen helft teruggedrongen. Abe Lenstra ging er met de bal tussenuit. De bal aan z'n schoen gekleefd, zigzagde hij door de Surinaamse verdediging. Op het moment dat hij wilde schieten, werd hij echter gevloerd door een der groenhemden. Snerpend klonk het fluitje van de scheidsrechter en een afkeurend gejoel steeg op uit de menigte, want...... de scheidsrechter wees onmiddellijk naar de beruchte witte stip op elf meter voor het Surinaamse heiligdom. Penalty! Enkele heethoofden uit het publiek renden het veld in en wilden de scheidsrechter tot andere gedachten brengen. Deze bleef echter bij zijn beslissing, penalty! De Surinaamse spelers verdrongen zich rond de scheidsrechter, heftig protesterend tegen deze onverwachte tegenslag. In dezelfde minuut stroomde het publiek van alle kanten het veld op. ‘Wat gaat er gebeuren?’ vroeg Harry verbouwereerd. ‘Het publiek is het er niet mee eens. Trek je daar maar niks van aan. Ze lopen hier eerder warm dan in een koeler klimaat, maar ze zijn het zó weer vergeten. Dat hoort er zo'n beetje bij! Op een vreemdeling maakt dat even een onsportieve indruk, maar zo is het helemaal niet bedoeld. Het is de wijze waarop het volk zich uit. Overal in Zuid-Amerika vind je dat. Het gebeurt zelfs wel dat het publiek achter de tralies zit, om spelers en scheidsrechter te beschermen,’ zei meneer Donkers. Ook Josua was het helemaal niet met de scheidsrechterlijke beslissing eens. ‘Die vent heeft niks gedaan. Lenstra stelt zich aan, er is 'm niks gebeurd! De scheidsrechter is flink partijdig!’ ‘Da's niet waar!’ zei Harry beslist. ‘Abe Lenstra werd | |
[pagina 32]
| |
daar lelijk tegen de grond gelopen door die back. Het was anders vàst een goal geweest!’ ‘Hoe kom je daarbij? Voetbal is geen sport voor dames. Als hij daar niet tegen kan, moet hij niet voetballen. Een gewoon duwtje! Penalty, hoe kòmt die vent erbij?’ Inmiddels was de storm op het veld wat geluwd. De politie was het veld opgekomen en dreef de opstandige toeschouwers naar hun plaatsen langs de lijn. Eén heethoofd werd bij de kraag gegrepen en buiten het stadion gebracht. Voor hem was de wedstrijd afgelopen! Enkele minuten later was het veld van publiek gezuiverd en kon de wedstrijd, in een geladen atmosfeer, doorgaan. De strafschop moest genomen worden. Abe zou het zelf doen. Een doodse stilte hing even over het veld. Visser stond in het midden van zijn doel, op de witte stip voor hem lag de bal en daarachter stelde Abe Lenstra zich op. Een aanloopje en...... vóór Visser er erg in had lag de bal al in het net!’ ‘Hij vist voor de tweede keer!’ juichte Harry en trok Josua aan z'n arm. ‘Twéé'-nul!’ ‘Een goedkoop goaltje! Als je zó moet winnen!’ was het enige antwoord van de hevig teleurgestelde Josua. Het spel ging nu gelijk op en neer en het voorval was al spoedig geheel vergeten. Kruin en Nelom brachten met enige keiharde, goedgerichte schoten de Surinaamse kelen weer los. Men voelde dat er toch nog mogelijkheden waren. ‘Huuuuup Suriname!’ gilde Josua uit alle macht. ‘Huuuup Hoooollaaaaand!’ klonk het onmiddellijk uit Harry's mond. ‘Waar blijft nummer drie!!??’ Even boog hij zich naar Josua en zei: ‘Waar blijft die Kruin van jou nou met die schijnbeweging? Kraak is nog steeds de juiste kant uitgevallen!’ ‘Wacht maar!’ beloofde Josua. ‘Hup Suriname!!!’ Vlak daarop klonk het fluitje van de scheidsrechter voor de rust en de spelers begaven zich vermoeid naar de kleed- | |
[pagina 33]
| |
kamers. Het muziekkorps kwam het veld weer op en blies er lustig op los. ‘Verse pinda, tien cent 'n zakje!’ klonk het uit de monden van de venters. ‘Sinas, ijskoud, één dubbeltje. Heerlijke sinas!’ Meneer Donkers kocht drie sinas van een venter met een emmer, gevuld met geschilde sinaasappelen. ‘En wat zeggen jullie ervan?’ informeerde meneer Donkers voorzichtig. ‘Wie gaat er winnen?’ ‘Nederland natuurlijk!’ zei Harry beslist. ‘Roep dat maar niet te hard!’ vond Josua. ‘De wedstrijd is nog niet afgelopen.’ ‘Wie vind je dat er tot nu toe het beste gespeeld heeft?’ vroeg meneer Donkers weer. ‘Nederland!’ bekende Josua onmiddellijk. ‘Maar wàcht maar!’
Nauwelijks was de tweede helft aan de gang, of de Surinamers zaten weer voor het doel van de oranjemannen. Terlouw stond als een rots in de branding tussen zijn belagers en steeds weer wist hij het terrein te zuiveren. De druk op de Nederlandse veste werd groter naar mate de tijd vorderde. Kraak had druk werk, maar de meest onmogelijke schoten wist hij te keren. Nu eens plukte hij de bal hoog uit de lucht, dan weer graaide hij het leer, languit vallend, uit een hoek weg om even later, hoog boven de anderen uitspringend, de bal het veld in te stompen. Zouden de Surinamers de twee-nul achterstand nog inlopen? Harry betwijfelde het. Josua hoopte het en meneer Donkers zei: ‘Er kan nog alles gebeuren,’ en er zou ook nog van alles gebeuren! Nauwelijks was er een kwartier in de tweede helft gespeeld of Nelom kreeg de bal schitterend toegespeeld uit de Surinaamse achterhoede. Hij wist langs Terlouw te glippen, Boskamp werd omzeild, en de ijlings toeschietende Van Schijndel kon niet meer beletten dat de Surinamer een van | |
[pagina 34]
| |
zijn befaamde kogels loste, die ver buiten bereik van doelman Kraak in het Nederlandse doel belandde. Nu was het hek van de dam! Twee - één. Een dansende menigte op de tribunes en langs de lijnen. Enkele enthousiastelingen renden het veld weer in om Nelom op de schouder te kloppen. Twéé - één. Nu kon er nog van alles gebeuren. Josua stond op zijn zitplaats te dansen dat het een lust was. ‘Kraak zàg die bal niet eens! Wat een schot! Hup Nelom, nóg een! Nóg een!!’ gilde Josua, met beide handen aan de mond. Verheugd drukten alle groenhemden Nelom de hand en de geslagen Kraak kon slechts de bal naar het midden werpen. Het enthousiasme kende nu geen grenzen meer. Nauwelijks had middenvoor Van Roessel de bal weer aan het rollen gebracht, of Ramlall nam het leer over en speelde het naar linksbuiten Wong. Deze gaf zuiver door naar Nelom. De beduusde oranje-achterhoede wijfelde even, denkende dat Nelom de bal zou doorspelen, maar het succes van een minuut geneden nog in de benen, rende hij regelrecht op doelman Kraak af. De toeschietende Boskamp kreeg geen kans meer hem te bereiken en wéér vuurde hij een enorm hard schot op de Nederlandse veste af. Kraak dook naar de rechter benedenhoek, maar hij kon de bal niet meer bereiken en onder oorverdovende toejuichingen was de tweede Surinaamse goal geboren! Twéé - twéé! Weer volgden dezelfde tonelen als een minuut geleden. Nelom, de goalgetter, werd door zijn medespelers omhelsd en de tribune werd bijna afgebroken. Op de goedkopere rangen bezweken de nodige banken onder het gehos en gedans. Hoeden, petten en programma's zeilden door de lucht. De politiemannen langs de lijnen maakten een rondedansje van vreugde over dit succes! De stand was dus gelijk. Fel werd er nu verder gestreden, want de volgende goal kon de overwinning betekenen! Nelom rende dat het een lust was, Terlouw kopte of zijn | |
[pagina 35]
| |
leven er van afhing, Kraak dook en stompte als voorheen, Abe Lenstra goochelde als de beste en het publiek gilde om nóg een goal! ‘Het wordt nu spannend!’ zei meneer Donkers. ‘Hup Suriname!!!’ schreeuwde Josua. ‘Komaan, Nelom! Volhouden!’ ‘Vooruit Ramlall, je bent te langzaam!’ schreeuwde een dikke Surinamer, die nauwelijks zijn schoenpunten kon zien. De spanning groeide met de minuut. Harry zat te springen op zijn plaats. ‘Hup Hollaaaaand!’ riep hij nu en dan. ‘Maak je maar klaar, Harry, daar gáát Nelom weer. Nog even en het is drie - twee!’ maar Nelom schoot hoog over... ‘Let op!’ riep Harry. ‘Hup Abe! Zie je dat, góéd hè? Hij ziet ze nog niet staan. Schiet! Schiet!’ en Abe schoot, maar naast...... Nog een paar minuten waren er te spelen. De spelers van beide ploegen raakten vermoeid, maar alle tweeëntwintig hielden kranig vol. Fel werd er om een doelpunt gestreden. ‘Nog één minuut!’ zei meneer Donkers. ‘Het is zó afgelopen. Twee - twee is een mooi resultaat.’ ‘Daar mag Suriname tevreden mee zijn!’ vond Harry. | |
[pagina 36]
| |
‘Daar mag Hólland tevreden mee zijn!’ vond Josua. Een láátste aanval op het Surinaamse doel, zou het nog mogelijk zijn? Van Roessel brak plotseling door, zijn zuivere schot werd door de Surinaamse doelman het veld weer ingestompt, echter precies voor de voeten van Timmermans. Deze schoot onmiddellijk keihard in, maar weer stond doelman Visser op zijn plaats en kon de bal nog juist wegstompen. Hoog vloog het leer de lucht in, vlak voor het Surinaamse doel. Kreten stegen op uit het gespannen publiek. Een der Surinaamse backs probeerde de bal weg te koppen, doch ongelukkigerwijs kopte hij de bal in eigen doel. Ver buiten bereik van doelman Visser verdween de bal voor de derde en laatste maal in het Surinaamse net. Het Nederlandse deel van het publiek liet zich niet onbetuigd, want direct na dit doelpunt floot de scheidsrechter voor het laatst. Het enthousiasme van de Hollanders was enorm. Harry stond als een wildeman te dansen, terwijl Josua er zuur lachend naar stond te kijken! ‘Nederland gewonnen! Wat heb ik je gezegd?’ riep Harry uit. ‘Ze zijn me erg meegevallen!’ gaf Josua eerlijk toe. Een hartelijk en sportief applaus van een wat teleurgesteld publiek steeg op, toen de oranjemannen het veld verlieten. ‘Wacht maar!’ zei Josua hoopvol. ‘Overmorgen spelen ze weer! Dan hebben we Ramdien midvoor, Kruin rechtsbinnen en Nelom linksbinnen. Dàn krijgt Nederland geen kans!’ ‘Het was een mooie sportieve wedstrijd van twee gelijkwaardige ploegen!’ vond meneer Donkers. ‘Suriname heeft een sterk elftal!’ moest Harry toegeven. ‘Maar Nederland was iets sterker,’ kon hij niet nalaten eraan toe te voegen met een knipoogje naar zijn vader. Josua deed net of hij het niet hoorde. Wacht maar...... overmorgen! |
|