O mijn jonge vriend, zal Europa uwe liefde met wederliefde beantwoorden? Laat mij u mogen zeggen wat ik daarvan denk. Waart gij bij uwe komst in Indie twintig jaren ouder geweest, gij zoudt van het land en van de menschen minder verwacht, hadt gij er langer dan een tiental jaren vertoefd, gij zoudt geleerd hebben, het goede in beiden meer op prijs te stellen. Thans voorzie ik, dat gij bedrogen zult uitkomen. Gij wilt van het Europesche leven alleen de room gaan afscheppen, zegt gij, en dat begrijp ik. Maar gij moest begrijpen dat men van room alléén niet leven kan. Geen andere kunst op aarde is zoo moeijelijk als die van alle dagen pleizier te hebben; en gij - doch doe wat gij niet laten kunt! Over een half jaar spreken wij elkander nader.
Dit staat intusschen vast, dat het doorgraven der landengte van Suez, behalve de algemeene en handelsbelangen die er door bevorderd zijn, ook voor den uit Indie terugkeerenden verlofganger eene bron van zoo men wil zeer personele, zeer zelfzuchtige, uit het oogpunt der wereldgeschiedenis zeer onnaspeurlijke, maar voor wie het voorregt heeft ze te mogen smaken, zeer beminlijke genoegens geopend heeft. Iets van Italie te zien - welke dochter, welken zoon van het Noorden, al zagen zij zich tijdelijk naar het Oosten verplaatst, sprong bij die gedachte het hart niet menigmaal op in de borst? Doch hoe weinigen durfden met de vervulling van dien droom zich vleijen! Hoe onbereikbaar scheen het beloofde land, tenzij voor enkele zondagskinderen der fortuin! Met welk een diepen zucht, uitdrukking van een vaak geregtvaardigd ongeloof in eigen gesternte, werd de liefelijke voorstelling met een: ga weg van mij! uit de gedachten gezet en naar het rijk der hersenschimmen gebannen!
Welnu, die ééne hersenschim althans, al is uwe fortuin de nederigheid zelve, heeft opgehouden er eene te zijn; en zoo weinig honderden guldens kunt gij in Indië niet hebben overgelegd, of indien het u waarlijk ernst is iets van het