Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
VII [Hollandsche schilders in Italie. - Delftsche plateelbakkunst. - De prenten in Cats]Een kenmerk der hollandsche school in de 17de eeuw is de ondergeschikte plaats welke het allegorische daarin beslaat, het symbolische, en in het algemeen het akademische. Wel vinden wij in verschillende openbare gebouwen te Amsterdam en in Den Haag dit genre door landgenooten vertegenwoordigd, maar niet op schitterende wijze. Hunne proeven laten ons in den regel onverschillig. Wij gevoelen dat zij zich niet in hun natuurlijk element bewegen. Onder de bij honderden getelde kompositien van Rembrand komt maar één groote allegorie voorGa naar voetnoot2. In den loop der eeuw begeven zeker aantal holland- | |
[pagina 494]
| |
sche schilders zich naar Rome. Zij vormen er eene eigen bent, omtrent wier zeden men in het werk van den ooggetuige Sandrart vermakelijke staaltjes geboekt vindtGa naar voetnoot1. Zij leggen er zich op het landschap toe. Zij komen er in kennis met Nicolas Poussin en gaan voor een deel regtstreeks bij Claude Lorrain ter school. Doch meen niet dat hun borgen bij die meesters ook omvat hetgeen de Franschen le paysage héroïque noemen: de italiaansche natuur en de italiaansche zon gebezigd als hulpmiddelen om tafereelen uit de oude geschiedenis of de heldesage voor te stellen. Integendeel, zij stofferen het italiaansch landschap met typen uit de italiaansche volksklasse van toen; typen gelijk men nog heden, iederen marktdag, er 's morgens vroeg in de straten van Rome ontmoet. Het zijn romeinsche landlieden met broeken van geitevel aan, het haar naar buiten; romeinsche boerinnen die schrijlings of overdwars voorttrippelen op een ezel; schaapherders, muildierdrijvers, doedelzakspelers, kwakzalvers. Tot in den vreemde en onder een anderen hemel breken onze kunstenaren met het denkbeeldige, en zien wij hoe zij de werkelijkheid daarvoor in de plaats stellenGa naar voetnoot2. Die oudromeinsche waterleiding op den achtergrond, die gebroken marmerzuil links, dat | |
[pagina 495]
| |
beschadigd standbeeld regts, - zij schilderen er nevens hetgeen op hunne uitstapjes in de omstreken van Rome het dagelijksch leven hun iederen keer te aanschouwen geeft. Den nationalen aandrang kunnen zij geen weerstand biedenGa naar voetnoot1. Neem de delftsche plateelbakkunst, die in de 17de en de 18de eeuw zulk eene buitengewone hoogte bereikt heeft. Nevens de motieven door de delftsche dekorateurs ontleend aan Japan, aan China, aan Indie, aan de klassieken en aan de renaissance, ontmoet gij talrijke vaderlandsche van den dag en uit den voortijd: hollandsche stadsgezigten, eene beroemde graftombe, landschappen, familiewapens, binnenhuizen, zedetafereelen. Men kan er de vermaarde personen bijvoegen: het portret van Johannes Bogerman, den voorzitter der synode van Dordrecht. Meer dan één bladzijde der nederlandsche beschavingsgeschiedenis is te Delft in oud-blaauw gebragt, of in kleuren en verguldGa naar voetnoot2. Nog opmerkelijker zijn de voorwerpen waarop deze kunst-industrie hare keus vestigde, en naar welke zij, om hunne schoone vormen en bevallige lijnen, het publiek graag maakte. | |
[pagina 496]
| |
De Delvenaars der 17de eeuw nemen hun uitgangspunt in het vaderlandsch kwispedoor, den vaderlandschen trekpot, de vaderlandsche theestoof, de vaderlandsche bier- of wijn- of koffijkan, en halen uit het nuttige het elegante. De smaak der nederlandsche huismoeder wordt gevormd en gestreeld door hetgeen hare binnenkamer, hare slaapkamer, haar pronkvertrek, tooijen kan: schotels om aan den wand te hangen, vazen om bloemen in te kweeken of ruikers in te bevestigen, pullen voor de gebogen kroonlijst der linnenkast. Ten behoeve der bruiloften worden dessertborden met toepasselijke liedjes vervaardigd, wier onzedigheid ons somtijds bevreemdt. Zoo in Nederland de kunstnijverheid der 17de eeuw die der 16de in eenig opzigt overtroffen heeft, het was door dit aardewerk. Nooit had op dit gebied het land iets zoo nationaals voortgebragt. Zoo vele bierbrouwers er te Delft voorheen een ruim bestaan gevonden hadden, zoovele plateelbakkers bloeiden er nu. Het aangeboren kunstgenie van den landgenoot had een uitweg te meer gevondenGa naar voetnoot1. Wie was de beste teekenaar van het tijdvak? Er verlengt zich van Cornelis Visscher tot Jacobus Houbraken eene reeks namen van graveurs die ons doet aarzelen te kiezenGa naar voetnoot2. Sommige prenten van Rembrand | |
[pagina 497]
| |
bezaten al vroeg zulk eene vermaardheid, dat zij zijn lof deden verkondigen in landen waar zijne schilderijen nog bekend moesten worden. Bepalen wij ons tot Nederland zelf, dan komt de palm der populariteit Adriaan van de Venne toe; den man die de verzen van Jacob Cats illustreerdeGa naar voetnoot1. De tijdgenooten zijn in het prijzen dezer teekeningen, of van de wijze waarop zij door verschillende meesters in koper gebragt werden, met woorden even karig geweest als ten aanzien van het delftsch blaauw. Maar, al zwegen de kunstgeschiedenissen en de kunstkritiek, er was een publiek van koopers. Wij staan verbaasd wanneer wij lezen dat reeds in 1655 door één uitgever vijftigduizend exemplaren van enkele werken van Cats verkocht waren; bij voorkeur van de kostbaarste, waarin het grootst aantal prenten werden aangetroffenGa naar voetnoot2. Er heeft in de laatste tweehonderd jaren geen Nederlander geleefd die niet met sommige van Van de Venne's teekeningen, ook al wist hij niet dat de teekenaar tegelijk een uitmuntend schilder wasGa naar voetnoot3, van | |
[pagina 498]
| |
jongs af vertrouwd geweest is. Allen hebben wij de herinnering bewaard van eene kunst die in enkele opzigten slechts de miniaturen der middeneeuwsche handschriften voortzette, in enkele andere te kwader uur de allegorien der renaissance vervolgdeGa naar voetnoot1. Het letterkundig genre der emblemata bragt dit mede. Maar levendiger dan al onze andere heugenissen aangaande de prenten in Jacob Cats zijn de veelvuldige voorstellingen uit het hollandsch leven in Cats' tijd. De dichter wiens werken het gretigst gekocht en gelezen werden had in Van de Venne een teekenaar gevonden die Ostade en Jan Steen aankondigde. Zij behoorden bij elkander: die verzen vol aanschouwelijke moraal, waar men den Duivel de voorspoedigen ziet bijlichtenGa naar voetnoot2; die prenten vol karakter, waar de naweeën der liefde worden voorgesteld door eene uijeschillende dienstmaagd wie de tranen over de wangen loopenGa naar voetnoot3. Hoe veel rijker en veelzijdiger is, sedert de 15de en de eerste helft der 16de eeuw, het leven der Neder- | |
[pagina 499]
| |
landers geworden! Er is een volk geboren dat in de zeeën van het Noorden de walvisschen gaat opzoeken; op de eilanden van het Oosten gaat uitrusten onder kokospalmen. Te huis is de hoogtijd der burgerklasse aangebroken. Aan elk voorwerp in de keukens en de zitkamers; aan den overvloed der maaltijden; aan de kleeding der mannen en der vrouwen; aan het speelgoed der kinderen; aan de bloempotten in de vensters; aan de wandelpaden der tuinen; aan den vrede der buitenplaatsen; aan alles herkent men een land over hetwelk de hoorn der welvaart is uitgestort. Teekenstift en graveernaald vermenigvuldigen om strijd dit aangenaam schouwspel. De raadselen van het leven hebben hunne oplossing gevonden in eene door allen beaamde geloofs- en zedeleer. Er is in de geschiedenis van Noord-Nederland eene eigen burgerlijke poëzie ontstaan, die, zich van hare platheid niet bewust, met ongeëvenaard gemak de algemeene denkwijze op rijm brengt en munt slaat uit eene beeldrijke taalGa naar voetnoot1. |
|