Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
II [Het geslacht Oranje-Nassau. Willem de Zwijger]Het geslacht Oranje-Nassau, dat in den loop van ons tijdvak aan de republiek der Zeven-Provincien niet minder dan vijf stadhouders leverde en, met uitzondering alleen der nog geen twintig jaren van De Witt's tusschenbestuur, onafgebroken aan het hoofd der zaken stond, biedt het zeldzaam verschijnsel eener regerende familie aan, in welke gedurende langer dan eene eeuw de opvolging der mannen van buitengewone bekwaamheid door niet één binnengeslopen mediokriteit verbroken of gestremd wordt. De zooeven geschilderde landaard en zeden als tooneeldekoratie beschouwd, is er in de digte drom der bijzondere personen die wij tegen dezen achtergrond onzer 17de eeuw van tusschen de schermen zien opkomen en voor het voetlicht elkander verdringen, geen tweede groep die de anderen in zulke mate overschijnt; Willem de Zwijger vooraan. | |
[pagina 276]
| |
Een welgelijkend portret van dezen vorst werd niet lang geleden bij de onthulling van Spinoza's gedenkteeken ontworpen, toen de feestredenaar aldus de stad Den Haag toesprak: ‘Gelukkige gemeente, die reeds elders binnen uwe muren, te voet en te paard een eerebeeld van dien Geuzeprins en opstandeling ziet prijken, dat niet ophoudt u van volkszin en vaderlandsliefde te spreken, en die er thans dat van den Wijze aan ziet toegevoegd, die boven geloofsverdeeldheid en vooroordeelen u beschaving en veredeling predikt.’Ga naar voetnoot1 Eigenlijk had de hoofdrol in de geschiedenis onzer omwenteling niet door den prins van Oranje, maar door den graaf van Egmond moeten vervuld worden; en dit zou ook ongetwijfeld gebeurd zijn, indien Lamoraal in voldoende mate een man uit één stuk geweest was. Hoewel prins Willem als burggraaf van Antwerpen en heer van Breda regtstreeks sommige nederlandsche belangen vertegenwoordigde, bij de Egmonden vergeleken waren de Nassau's in Nederland zoo niet vreemdelingen, althans nieuw aangekomenen. Alleen een landgenoot van het hoogste aanzien kon de orde van zaken, welke te onzent uit den opstand moest geboren worden, redden van de anarchie. Indien niet de andere edelen hem vrijwillig als hun natuurlijk hoofd erkenden; de Staten hem niet als den aangewezen persoon voor gouverneur hunner provincien beschouwden; het niet geacht werd van zelf te spreken dat hem het opperbevel toekwam over de beschikbare strijdkrachten te land en ter zee; hij niet verze- | |
[pagina 277]
| |
kerd kon zijn, bij het aanknoopen van onderhandelingen met Engeland, Frankrijk, of Duitschland, door die mogendheden als eene medemogendheid te zullen bejegend worden; dan viel er niets aan te vangen. En dit niet alleen. Groot heer onder de nederlandsche grooten moest de leider van den strijd voor de onafhankelijkheid tevens het vertrouwen bezitten van de meest revolutionaire groep onzer maatschappij: bosch- en waterbandieten, beeldstormers, theologische energumenen en jakobijnen; lieden die wij voor de eene helft, zoo zij in onze dagen leefden, onder politietoezigt stellen of in een krankzinnigegesticht zouden opsluiten, voor de andere naar eene cellulaire gevangenis of eene bedelaarskolonie bannen. Zij waren een onmisbaar werktuig. Zonder deze ‘brootdroncke en moetwillighe kinders’ kon het land geen drie dagen bestaanGa naar voetnoot1. | |
[pagina 278]
| |
Voeg daar de tusschenklasse der duizenden kleine winkeliers, ambachtslieden, fabriekarbeiders, haringvisschers, zeemtouwers, vetweiders bij, die, getroffen door de sententien van Alva, om des geloofs wil Nederland verlaten hadden. Reken in elke stad de tien of twaalf schrandere koppen mede, die over eene nieuwe orde van zaken peinsden en voor haar hunne bezittingen en hunne veiligheid overhaddenGa naar voetnoot1. Voor zulk eene taak was de nuffige Egmond niet berekend, te zeer edeldenkend leenman (in den middeneeuwschen zin van het woord) om naar het oordeel der wereld deloyaal onderdaan te kunnen worden, en te eerbiedig roomsch-katholiek om in het kalvinisme iets anders dan eene openbaring van den Booze te zien. Ware het spel niet door Alva's overijling bedorven, Egmond en Hoorne zouden op nieuw en voor goed door Parma aan Spanje verbonden zijnGa naar voetnoot2. Om den nederlandschen opstand te kunnen leiden was de man noodig dien wij uit de Apologie van den prins van Oranje leeren kennenGa naar voetnoot3; verachter van den koning, hater van den paus, bespotter van den kardinaal, staatsgezind met de staatsgezinden, van de religie met die van de religie, geus met de geuzen, bereid voor de algemeene zaak zijne lepels en zijne vorken te verkoopen. Daarbij diplomaat uit de school van Machia- | |
[pagina 279]
| |
velli, generaal uit die van Karel V, en op de oudheid van zijn geslacht zoo trotsch dat hij de Habsburgen, bij de Nassau's vergeleken, parvenus heette. Alleen zulk een radikaal tegenstander, overtuigd dat zijne beweerde félonie met eene hulde aan de deugd gelijkstond,Ga naar voetnoot1 kon voor het oogmerk dienen. Bij hem geen zweem van aarzelen omtrent de kieschheid of onkieschheid zijner handelingen. Niet hij vindt het ungentlemanlike pamfletschrijver te worden, en zich tot echo te maken van spinrokpraatjes omtrent het bijzonder leven van Filips II. Niet ongaarne noemt hij de hertogin van Parma eene gifmengster, en hitst met welgevallen Spanjaarden, Sicilianen, en Italianen, tegen hun wettigen koning opGa naar voetnoot2. Hetgeen hij in kanaänstaal van zijne bekeering tot het kalvinisme verhaalt, moest op zijne vijanden den indruk maken naar eene bedevaartsredevoering van Reinaert den Vos te zweemen: niettemin ontziet hij zich niet die taal te bezigenGa naar voetnoot3. Staatsman in het godsdienstige; Proven- | |
[pagina 280]
| |
çaal in het laten klinken zijner afkomst; fameus libellist in het kolporteren der madridsche schandaalkronijk van den dag, - is het in al die opzigten hem volle ernst. Er is eene zaak aan welke hij zijne goederen, zijn leven, en zijne eer, verpand heeft. Mede te gevoelen met eene wederregtelijk onderdrukte partij is een hooger pligt, vindt hij, dan een onwaardig leenheer trouw te blijven. Hij vereenigt in zich de eigenschappen welke een openbaar persoon van hoogen rang bij de smalle gemeente populair makenGa naar voetnoot1. Moet men aannemen dat eerzucht hem drijft, het is er eene van zoo fiere soort dat het volk er nooit door benadeeld zal kunnen worden. Zijne vijanden zelf durven hem niet van baatzucht betichten. Het eerste artikel van zijn politiek programma luidt dat het geld stinktGa naar voetnoot2. Wordt er | |
[pagina 281]
| |
door den kleinen man leed geleden, het gaat hem aan het hartGa naar voetnoot1. Komt men hem doodschieten, zijne laatste gedachte, ofschoon hij een huis vol onverzorgde dochters heeft, is niet voor zijne vrouw of zijne kinderen, maar voor dat volk hetwelk hij misschien onbedachtzaam in zijn verzet gestijfd en in een te ongelijken strijd geworpen heeft. Hij gevoelt zich den verantwoordelijken persoonGa naar voetnoot2. Het andere wat in zijne eigen oogen (ook hij moet iets voor zijn engelebak doen) den onfatsoenlijken toon zijner Apologie verontschuldigt, is de overtuiging dat zijne politieke gedachte eene toekomst heeft. Vóór Hendrik IV van Frankrijk toont hij door zijne daden eene hoogere wet dan den gewetensdwang te eerbiedigen. Van roomsch wordt hij in het algemeen belang gereformeerd, gelijk na hem de fransche koning van gereformeerd roomsch worden zal. Moet hij het zamenwonen van verschillende gelooven, met gelijke regten onder één dak, in de praktijk alsnog voor onmogelijk houden, hij ziet althans in dat de gouvernementen | |
[pagina 282]
| |
‘de coorde van haer eyghen verdervenisse draeyen’, wanneer zij, om tot eenheid in het godsdienstige te geraken, ‘den wegh van die wreede ende barbarische vervolginghe nemen’Ga naar voetnoot1. Hem is de hoofdzaak niet welk geloof er beleden, maar of er afstand gedaan wordt van het heilloos beginsel door ‘'t middel van den vyere ende sweerde’ de menschen van meening te doen veranderenGa naar voetnoot2. Hem is zij of de Staten al dan niet eene heilzame kontrôle over het monarchaal gezag uitoefenenGa naar voetnoot3; of het volk op zijne beurt waakt dat de gewaarborgde grondwettige bepalingen geen doode letter blijvenGa naar voetnoot4; of tusschen de verschillende deelen des lands de onmisbare zamenhang heerschtGa naar voetnoot5. | |
[pagina 283]
| |
Dit is het geheim zijner zedelijke meerderheid. Egmond, Hoorne, Pallandt, Brederode, Lumey, Blois, Sonoy, Boisot, Marnix, Van der Does, Van der Werff, Coornhert, Loyseleur, Oldenbarnevelt, - alle Nederlanders of Franschen die met hem in den opstand betrokken zijn geweest zien wij hem voorbijtrekken. Hij overtreft ze allen; zijne eigen broeders in kluis, en Alva noch Parma uitgezonderd. Hij bezit de kleine hoedanigheden die den volksheld, de groote die den staatsman en den statestichter maken. Zijn dictatorschap (want een ieder weet dat hij slechts voor de leus de Staten-Generaal zijne souvereinen noemt)Ga naar voetnoot1 is de alleenheerschappij der rede. De omstandigheden zijn van dien aard dat geen staatsbladen hem verhinderen uitvoering te geven aan het goede dat gedaan moet worden. |
|