Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
III [Maurits]Maurits is de Oranjevorst van wien de meeste kwinkslagen in de moedertaal tot ons gekomen zijn; hetzij omdat hij werkelijk, ondanks zijn duitsch accent, zich vaardig wist uit te drukken in het hollandsch, hetzij alleen omdat de ruchtbaarheid van zijn strijd met Oldenbarnevelt het de historieschrijvers van beide partijen gemakkelijk maakte nu deze dan gene pointe hem in den mond te leggen. In een onderhoud met den franschen gezant Buzan- | |
[pagina 284]
| |
val zou door den prins op een keer betuigd zijn zich liever van den toren van Den Haag te willen praecipiteren, dan graaf van Holland te worden op de beperkende voorwaarden die in 1584 wijlen zijn vader gesteld warenGa naar voetnoot1. Mogelijk is de hollandsche oorsprong van andere gezegden even denkbeeldig als van dit. Hoe het zij, den prins wordt nagegeven van de praedestinatie beweerd te hebben dat hij niet wist of zij groen dan blaauw zag; dat het de orthodoxen waren die zijn vader op den stoel gebragt hadden, en hij in Den Haag hen helpen zou aan eene kerk, al zou hij er zijn stal toe leenen; dat dit different niet zou worden gedecideerd dan door de wapenen; dat er twee faktien in het land waren, de faktie van Oranje en de faktie van Spanje; dat de partij van den Advokaat naar Spanje wilde, maar men haast zien zou wie de stijfste beurs had; dat hij den Advokaat en zijn aanhang zou vermalen zoo fijn als stof; dat alles in orde zou komen mits men eerst platte formen scheerde over sommigen; dat het afdanken der waardgelders eene goede zaak was, maar dit nu ook (doelend op Oldenbarnevelt, De Groot, en Hogerbeets) met den kolonel en de voornaamste officieren moest plaats hebben; dat de schuld van alles aan den Advokaat lag, die van Holland de Staten-Generaal wilde maken. ‘Het is met vele oratien en verbloemde redenen niet te doen,’ zou de prins gezegd hebben, ‘maar (kloppend op het gevest van zijn rapier) hier-, hiermede zal ik de religie, die mijn vader in deze landen geplant heeft, verdedigen; en ik zal zien wie mij dat | |
[pagina 285]
| |
beletten zal. Monsieur Barneveld, ik heb mijne eer zoo lief als gij de uwe’Ga naar voetnoot1. Niet kwalijk past deze militaire toon bij 's prinsen konterfeitsel door een buitenlandsch historieschrijver onzer dagen. ‘Tafelgenot,’ zegt deze, ‘was hem onverschillig, maar de minnaar in hem haakte naar afwisseling en erkende geen teugel. Zijne huishouding dreef hij naar een vast plan en was in geldzaken eer schriel dan gul. Al zijne brieven, rekeningen, depeches, en andere papieren, onbelangrijk of gewigtig, las hij zelf, maar eigenhandig schreef hij weinig, zoodat zijne korrespondentie, in onderscheiding van die zijns doorluchtigen vaders, niet veel karakteristieks aanbiedt. Hij ging eenvoudig maar niet slordig gekleed, altijd eender: wambuis en broek van eene bruine wollen stof, een zijden vest, een korte mantel geboord met fluweel, eene kleine geplooide halskraag, en buitengewoon wijde stevels. De modezieke fransche officieren die, om te pronken met hunne fraaije beenen, laarzen droegen zoo naauw dat het zweet hun op het voorhoofd parelde van het aantrekken, wekten zijn spotlust; en hij predikte door leer en voorbeeld dat op elk uur van den dag en den nacht een officier in zijne laarzen moest kunnen glijden en te paard stijgen. De eenige sieraden die hij zich gunde, - officiële gelegenheden uitgezonderd, - waren een goud gevest aan zijn beroemden degen, en een koord van diamanten om zijn vilten hoed’Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 286]
| |
Een engelsch wapenbroeder van Maurits, die onder hem en aan zijne zijde bij Nieuwpoort streed in 1600, maakt de opmerking dat men op hem aankon, maar hij niet gemakkelijk tot een besluit kwam: ‘Le Comte est de nature tardif à résoudre, quoique seur’.Ga naar voetnoot1 Op dit Hamlet-achtige in 's prinsen aard, een verschijnsel der eeuw, is nog te weinig de aandacht gevestigd. Maurits kon niet wijs worden uit de voorbeschikking. Uit eigen beweging Oldenbarnevelt gratie van de doodstraf te schenken, hij kon er niet toe komen. Het was hem te veel de koningskroon, die hij slechts voor het grijpen had, zich op het hoofd te zetten. Te veel schier, na 1621 op nieuw het zwaard te trekken dat hij in 1609 zoo ongaarne opgestoken hadGa naar voetnoot2. Evenmin kon hij er toe besluiten de jonkvrouw Van Mechelen hetzij tot zijne wettige gemalin te verheffen, hetzij haar weg te zenden. Hij wist met de brabantsche Ophelia niets anders aan te vangen dan haar ongelukkig te makenGa naar voetnoot3. Het komt mij voor dat wij deze besluiteloosheid van den prins uit zijne hooge wetenschappelijke ontwikkeling verklaren moeten. Door zijn omgang met Simon Stevin leerden wij zijne onafhankelijke denkwijs kennenGa naar voetnoot4. Zijn aanleg voor de wiskunde was zoo bui- | |
[pagina 287]
| |
tengewoon, dat reeds op zijn negende jaar onderwijzers zijn divinum ingenium roemdenGa naar voetnoot1. Hij is buiten vergelijking de kundigste van alle leden zijner begaafde familie geweest. Zulk een geest moest in eene theologische eeuw gelijk de 17de zich misplaatst gevoelen, en neiging hebben om, zooals de volksuitdrukking luidt, aan het gezanik door geweld een einde te maken. Zoolang Maurits leefde hebben zijne veldheerstalenten hem in de oogen zijner landgenooten met een krans getooid. Men sprak over hem, en met het volste regt, gelijk men tegenwoordig in Duitschland het over den maarschalk Moltke doet. Hij was de wetenschappelijke veldheer zijner eeuw, en daarbij in zoover een echt kind van den renaissancetijd dat hij, tot vermeerdering zijner bijzondere kundigheden, militaire détails der romeinsche geschiedenis bestudeerdeGa naar voetnoot2. De minsten onzer zouden hem gemakkelijk de proeve nadoen, het geleerde latijnsche boek van professor Lipsius over dit onderwerp in den grondtekst te raadplegenGa naar voetnoot3. De Staten-Generaal lieten Maurits regt wedervaren toen zij hem een exemplaar ten geschenke zon- | |
[pagina 288]
| |
den in het leger. Had hij verpligtingen aan de leidsche akademie, geen ander vorst uit het Huis van Oranje heeft zijne schuld aan die inrigting met zoo veel roem terugbetaald. De dichter Hooft vleide naauwlijks toen hij, in eene profetie van Amsterdam's opkomst, Maurits tot den eersten persoon van het onlangs vrijgevochten Nederland bevorderdeGa naar voetnoot1. Evenmin toen hij, tot eene gedachtenis aan het Bestand, op een metalen beeld in den vijver van het Stadhouderlijk kwartier der hofstad, 's prinsen hoofd geplaatst wildeGa naar voetnoot2. Naderhand meer en meer kooplieden geworden, minder gehecht aan het leger dan aan de vloot, hebbe de Nederlanders de herinnering van Maurits bij toeneming verwaarloosd. Zij zijn hem als den onopgevoeden troupier gaan beschouwen die, in den strijd tusschen theologische staatspartijen, te hoog voor zijn begrip, het gewigt van zijn degen in de schaal werpt en met zijn stalen kling de domme zwichtende van haar bukken voor de schrandere triomferende troostGa naar voetnoot3. | |
[pagina 289]
| |
Dit zijn echter louter geestige paskwillen geweest, uitgedacht door den antiklerikalen hartstogt. Veeleer dan aan den onontwikkelden pseudo-homerischen Agamemnon, met wien hij in Palamedes op één lijn gesteld wordt, doet Maurits aan den buitengewonen saksischen hertog en grootvader van moederszijde denken, wiens naam hij droeg en wiens geest, met overspringen eener onwaardige dochter, in den veelbelovenden kleinzoon gevaren scheen. De grootvader brak de heerschappij van Karel V over Duitschland; de kleinzoon maakte in Nederland een einde aan die van Filips IIGa naar voetnoot1. |
|