Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XXIII [Het volkeregt. Hugo de Groot]Men ziet uit dit algemeen overzigt van De Groot's denkbeelden over het onderwerp, welke buitengewone aktualiteit in die dagen zijn stelsel bezat, en hoe verklaarbaar de anekdote wordt dat een weldenkend koning, gelijk de zweedsche Gustaaf Adolf, met De Groot's boek als het ware opstond en naar bed ging. Onze landgenoot was geenszins de eerste europesche jurist die een werk over het regt van den oorlog of het regt der volken schreef. Hijzelf vermeldt gestadig de namen en de meeningen van voorgangersGa naar voetnoot2. Maar op een ge- | |
[pagina 151]
| |
legen oogenblik gaf hij in ontzagwekkenden vorm de oplossing van een vraagstuk dat op de vorsten den indruk bleef maken eener doodloopende straat. Hij wees hun op welke wijze zij, in stede van telkens met het hoofd tegen denzelfden muur te komen bonzen, uit den doolhof der zelfzucht in het vrije veld der redelijkheid geraken konden. Het had opgehouden naar het orakel eener egyptische sfinx te zweemen, dat de vorsten er zijn om de volken, en niet de volken om de vorstenGa naar voetnoot1. Tevens begrijpen wij op deze wijze hoe het komt dat in het Regt van oorlog en vrede niet over één onderwerp gehandeld wordt, maar over twee. Heden ten dage moge het waar zijn dat het natuurregt met het volkeregt niet naauwer zamenhangt dan met het strafregt of het handelsregt, in De Groot's tijd was het anders. Ten einde tot vaste bepalingen omtrent het regt der natien onderling te komen, was het toen volstrekt noodig tusschen het roomsche of kanonieke regt, welks grondslagen geschokt waren, en het protestantsche of gereformeerde, dat zijne plaats onder de zon nog veroveren moest, alvast een middenterm te vinden. Uit de wetgevingen der oudheid, uit de Heilige Schrift zelve, in zoover beide partijen deze voor eene goddelijke openbaring erkenden, moest door onwederlegbare citaten het bestaan van een natuurregt gestaafd, en het gezag van dit | |
[pagina 152]
| |
nieuwe regt boven iederen twijfel verheven wordenGa naar voetnoot1. Men zegge niet dat elk ander onroomsch jurist van dien tijd, in De Groot's plaats, gemakkelijk hetzelfde had kunnen doen. Er moet eene reden geweest zijn waarom zij het altegader nalieten. Het kwam in dit geval niet enkel op het overeind zetten van het ei van Columbus aan, maar ook op het bezitten der noodige kennis; en ten aanzien van dit laatste was De Groot zoo buitengewoon, dat wij hem als l'homme prédestiné zijner eeuw beschouwen moeten. Tijdgenooten laten zich door geusurpeerde reputatien lijmen; het nageslacht houdt zich alleen met wezenlijke verdiensten op. Zelfs gaven zoo zeldzaam als die van Spinoza zouden hier te kort geschoten zijn. Spinoza's werken getuigen van scherpzinnigheid, niet van belezenheid; of, laten zij boekekennis doorschemeren, het is de omgang | |
[pagina 153]
| |
met auteurs die voor het schrijven van Het regt van oorlog en vrede niet dienen konden. Geheele bibliotheken grieksche wijsgeeren en romeinsche regtsgeleerden moesten verslonden worden; grieksche en latijnsche kerkvaders, redenaars, dichters, historieschrijvers; auteurs der midden-eeuwen en auteurs der 16de eeuw; juristen, theologen, kommentatoren. Ten einde niet op onkunde te worden betrapt moest men lezen, lezen, lezen, alsof er de zaligheid der ziel en de toekomst der menschheid aan hing. Zeker zou Hugo de Groot niet reeds vóór zijn veertigste jaar een boek als het bedoelde schier uit de mouw hebben kunnen schuddenGa naar voetnoot1, zoo hij niet het wonderkind geweest was bij het herdenken van welks vroege ontwikkeling, om met Bilderdijk te spreken, de veder der verbaasde historie de fabel in den schoot valt. Slechts de zuigeling die met welgekozen bijbelteksten zijne roomsche moeder als aan de borst tot het protestantisme bekeerde; slechts de dertienjarige leidsche student die op de professoren den indruk maakte ‘een geboren man’ te zijn; slechts de zestienjarige doctor in de regten, toen reeds schrijver van beroemde latijnsche verzen en uitgever van bedorven grieksche teksten; was daartoe in staat. Geen ander werk der 17de eeuw, den betrekkelijk geringen omvang in aanmerking genomen, onderstelt zulk eene geleerdheid; vrucht eener lektuur van hon- | |
[pagina 154]
| |
derd jaren, zaamgedrongen binnen de helft van één menscheleven. Geen ander kon om die reden zulk een opgang maken. Alleen wie in staat was het nieuwe stelsel, enkel op de praktijk gerigt, in dit harnas te steken, kon er op rekenen de praktijk eene nieuwe rigting te zullen doen uitgaan. Er was daartoe niets minder noodig dan het vereenigd getuigenis van alle autoriteiten der voorgeslachten, sedert de grondlegging der wereldGa naar voetnoot1. Ja zeker, Hugo de Groot is een idealist geweest, een droomer, een advokaat. Onze sceptische eeuw meesmuilt, wanneer zij den pleitbezorger van Holland, welks vloten in Indie de zeeën monopoliseerden en van hare wettige bezitters de eenen gewelddadig onteigenden, de anderen uitmoordden of te gelde maakten, als met een opgestreken zeil nu Portugal dan Engeland in het aangezigt ziet varen, en zij met klem van redenen hem hoort betoogen dat de vrije zee een primordiaal beginsel is, heilig als de vrijheid zelve, eerwaardig als de VoorzienigheidGa naar voetnoot2. | |
[pagina 155]
| |
Zij kan voor den praktizijn der Oost-Indische Compagnie, die apologien van den zeeroof schrijft, en het opbrengen van portugesche kraken minder onbillijk acht, naarmate de lading rijker isGa naar voetnoot1; den begunstiger der slavernij, die in het prijsverklaren der persoonlijkheid niet veel kwaad zietGa naar voetnoot2; den tegenstander der vrije gedachte, die met uitzondering der doodstraf elken maatregel tegen de ongeloovigen goedkeurtGa naar voetnoot3, - zij kan voor hem in den wijdluftigen tempel der algemeene welwillendheid en algemeene regtvaardigheid, dien hij voor de volken en de vorsten optrekt, geen plaats vinden. Vorsten en volken schijnen haar toe De Groot's stelsel slechts te hebben aangenomen ten einde, evenals hijzelf, er niet naar te handelen. Of, zoo zij noch | |
[pagina 156]
| |
zijne eerlijkheid wantrouwt, noch zijne gemoedelijkheid in twijfel trekt, zij meent in zijn persoon den Heiligen Antonius van Padua, en in zijne europesche koningen de haaijen en de snoeken te zien herleven, aan welken die franciskaan weleer met zoo grooten ernst het christendom verkondigdeGa naar voetnoot1. Met woorden hebben de koningen en de republieken Hugo de Groot in het gelijk gesteld. Aan alle hoogescholen van Europa is zijn boek een handboek bij de beoefening van het volkeregt geworden. De edelmoedige beginselen, die het ademt, zijn verkondigd van de daken. Maar pas had de evangelieprediker den rug gekeerd, of door de Hollanders werd de verovering van Java hervat; door de Engelschen het schrikbewind van Cromwell toegejuicht; door Lodewijk XIV naar de alleenheerschappij in Europa gestaan. De kleinere visschen verdwenen als van ouds in de magen der groote. Alles bleef onveranderd; behalve dat de akademische bibliotheken voortaan een kwartijn of een groot-oktavo méér telden. Er is een grein waarheid in deze satire, maar ook niet meer dan een grein. Gelijk boven den roman van Cervantes de lichtglans der ridderlijke edelmoedigheid, zoo zweeft boven de 17de eeuw in Europa de menschlievende gedachte van Hugo de Groot. Telkens heeft in den loop des tijds de werkelijkheid haar gelogenstraft. Zoo vele oorlogen er sedert den dood van haar ontwerper in de vijf werelddeelen gevoerd zijn, zoo vele malen ging uit de kabinetten der diplomaten een | |
[pagina 157]
| |
ongeloovig lagchen op. Niettemin heeft De Groot eene uitkomst verkregen welke den roem zijner gaven waardig is. Sedert zijn boek het licht zag, is elk zich verwijderen van het vrederijk, door hem gedroomd, voor ontrouw aan de roeping van het menschelijk geslacht erkend. Niemand heeft het ideaal durven schenden, zonder voor te wenden het te eerbiedigenGa naar voetnoot1. Bij Machiavelli's Vorst vergeleken maakt Hugo de Groot's Regt van oorlog en vrede den indruk een werk van minder rang te zijn, geschreven door een ‘Herr Doctor’ geworden diplomaat, man der katheder en van het huisvertrek. Werkelijk heeft niemand ooit Machiavelli overtroffen in het schilderen van de eigenlijke mechaniek der regeerkunst. Het staatsleven is door hem op de daad betrapt. Nevelen noch vrome wenschen geeft hij, maar legt de volkshartstogten en volksbehoeften bloot die gelegenheid tot regeren openen, en wijst aan, welke bekwaamheden de vorst in zich vereenigen moet, zal hij van die gunstige kans een nuttig gebruik kunnen makenGa naar voetnoot2. | |
[pagina 158]
| |
Niets is natuurlijker dan dat in den loop der 16de eeuw Machiavelli's geschrift het handboek der europesche vorsten geworden is, en men ook Willem den Zwijger heeft kunnen nageven een ijverig lezer van den Principe geweest te zijnGa naar voetnoot1. Alle andere schrijvers over dit onderwerp draaijen om de zaak op welke het aankomt heen: Machiavelli gaat regt op haar af, en vat de koe bij de horens. Des ondanks verkeerde het Italie zijner dagen, met het oog op welks behoeften hij schreef, zoozeer in een staat van uitzondering, dat aan het toepassen zijner denkbeelden, in alle landen van Europa zonder onderscheid, niet gedacht kon worden. Aan den anderen kant had, toen De Groot verscheen, Europa sedert Machiavelli zoovele oorlogen aanschouwd, en was de wensch naar eene minder barbaarsche orde van zaken zoo levendig geworden, dat eene nieuwe handleiding welkom moest zijn. Ons werelddeel ging het tijdperk der edelmoedige hersenschimmen te gemoet, dat nog heden voortduurt, en hetwelk ontsloten te hebben niet de geringste eeretitel van onzen landgenoot is. |
|