Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 114]
| |
daarbij zoo gematigd en heusch te werk te zijn gegaan, dat hij er niet door verhinderd werd diensten te bewijzen aan wie het zij, en het evenmin hem belette zijn eigen geest in zeer verschillende rigtingen vrij te ontwikkelen. Om destijds in Nederland carrière bij het hooger onderwijs te maken moest men vóór alles goed gereformeerd zijn. Boerhaave was het van nature, als zoon en broeder van gereformeerde predikanten; hij was het met al het gezag van iemand die ook zelf voor de kerkdienst zich voorbereid en aangemeld, en degelijke theologische studien achter den rug hadGa naar voetnoot1. Armoede was toen geen hinderpaal. Altijd waren er rijke lieden genoeg die een knappen jongen, mits hij door geen buitensporige algemeene begrippen ergernis gaf en daarbij in het maatschappelijke zijn afstand wist te bewaren, gaarne voorthielpen. Boerhaave heeft op jeugdigen leeftijd, zonder dat zijne studien er door geschaad zijn, een vader kunnen verliezen die geen ander fortuin dan een groot gezin bezat. Weldoeners ontbraken niet; en hij was van zulk een gelukkig temperament dat het aannemen hem noch ondankbaar noch onbescheiden maakte, noch hem verbitterde of in zijne eigen oogen hem vernederdeGa naar voetnoot2. | |
[pagina 115]
| |
Daarbij, als het een leerstoel in de medicijnen gold niet het minst, latijn kunnen spreken als water. Evenals in het godsdienstige en het staatkundige de bijbelsche tale Kanaäns, was in de wetenschappen het latijn de algemeene dievetaal. Om eene loopplaats te worden waar studenten uit verschillende landen van Europa wijsheid kwamen opdoen, moest eene nederlandsche akademie onder haar onderwijzend personeel docenten tellen welke in het hanteren van dit speeltuig bij niemand achterstonden; en Boerhaave was zulk een goed litterator dat hij reeds als student in de theologie voor een latijnsch opstel eene medalje haalde nietalleenGa naar voetnoot1, maar eerlang belast werd met het schiften eener klassieke bibliotheek, door het bestuur der leidsche hoogeschool aangekocht in het buitenlandGa naar voetnoot2. | |
[pagina 116]
| |
Als latijnsch dichter heeft hij niet uitgemunt; en zelfs zijn er door bevoegde regters kwade noten gekraakt over deze en gene proeve zijner latijnsche muzeGa naar voetnoot1. Doch als improvisator in latijnsch bastaard-proza had hij zijne wedergade niet. Scharen van jongelieden, tot de meest verschillende nationaliteiten behoorend, hingen in volgepropte kollegekamers aan zijne welbesneden en welsprekende lippenGa naar voetnoot2; en daar hij bij het herbehandelen derzelfde onderwerpen nooit dezelfde vormen bezigde, vond men hem altijd nieuw. Volwassen mannen, weinig minder geleerd dan hijzelf, hebben gedurende twintig jaren zijne lessen gevolgd, enkel uit bewondering voor zijne meesterlijke voordragtGa naar voetnoot3. De naam van een groot geneesheer zal voor een | |
[pagina 117]
| |
deel altijd afhangen van het rustige in des geneesheers persoon; het gezag ademende daarin, het vertrouwen wekkende, en, hetzij stuurschheid of vriendelijkheid den grondtoon van zijn karakter vorme, het geven van een indruk van meerderheid. Bij Boerhaave, gezegend met een ijzersterk ligchaam, zoodat in zijn hoogsten bloeitijd, ofschoon de curatoren hem telkens het onderwijs in nieuwe vakken opdroegen, zijne krachten toereikten voor het behandelen te zijnent van veertig patienten daags, was dit in buitengewone mate het gevalGa naar voetnoot1. Zichzelf altijd meester, stond hij met eene zich nooit verloochenende gelijkmatigheid aanzienlijken en geringen te woord. Noch het aangroeijen van zijn vermogen, noch het besef zijner vermaardheid, deed zijne belangstelling verflaauwenGa naar voetnoot2. Hij scheen een hoogepriester, geordend om met goddelijk gezag in den Bijbel der Natuur de plaat- | |
[pagina 118]
| |
sen aan te wijzen waar de lijdende menschheid heul kon vindenGa naar voetnoot1. Doch wie gevoelt niet dat zelfs dit zeldzaam harmonische; dit zamenkomen van allerlei onontbeerlijke gaven in één man, hetwelk de tijdgenooten moest toeschijnen met eene wereldheerschappij in het klein gelijk te staan; onvoldoende zou zijn geweest Boerhaave eene plaats in de geschiedenis der medische wetenschap te verzekeren, zoo hij, bij het beoefenen van deze, niet in sommige opzigten een nieuw begin vertegenwoordigd had, en niet met hem een tijdperk aangevangen was verschillend van het voorgaande? Werkelijk wordt eerst door dezen revolutionairen trek, dubbel verrassend in het zamenstel van zoovele behoudende eigenschappen, Boerhaave's beeldtenis voltooid. Opgeleid voor theoloog, niemands leerling in de geneeskunst,Ga naar voetnoot2 heeft hij met eene mate van gezond verstand welke het genie meer dan opwoog, aan geheel de medicinale santekraam vóór hem den bons gegeven en, tusschen zich en de oudheid geen ander gezag dan dat van één Engelschman erkennend,Ga naar voetnoot3 met al het | |
[pagina 119]
| |
vuur eener zelfgevormde overtuiging, op de veroverde vesting van het bijgeloof en der geleerde kwakzalverij, zonder andere hulpmiddelen dan die der eerlijke waarneming, de vaan der natuurlijke geneeswijze geplantGa naar voetnoot1. Na gedurende zeven en dertig jaren dien post verdedigd te hebben kon hij even rustig heengaan, als hij in den eenvoud zijner autodidaktische stoutmoedigheid hem rustig veroverd had. Vergeleken bij de diensten door Boerhaave aan de praktische geneeskunst bewezen, verliezen voor het nu levend geslacht zijne nagelaten werken schier elke beteekenis. De latijnsche daaronder, redevoeringen en handboeken, zijn uit den tijd. Uit het eenige hollandsche werk van zijne hand, het leven van Swammerdam, werden opmerkelijke plaatsen door mij aangehaald. Doch het is niet ter wille van die papieren kinderen dat men te Leiden in 1872 hem een standbeeld heeft opgerigtGa naar voetnoot2. Met oordeel geplaatst in de nabijheid van een nieuw Nosocomium, verlevendigt het gedenkteeken bovenal de herinnering van den man aan wien de Nederlanders van den tegenwoordigen tijd, gezonden en zieken, niet minder verpligtingen hebben dan aan de veldheeren die weleer hunne gren- | |
[pagina 120]
| |
zen verdedigden of de admiralen die hunne kolonien veroverdenGa naar voetnoot1. |
|