Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
X [Het natuuronderzoek. Jan Swammerdam]Teregt is de opmerking gemaakt dat de verschillende ontdekkingen van Huygens, met name zijn aanwijzen van den ring van Saturnus, hem niet alleen doen kennen als een buitengewoon naauwkeurig en geoefend waarnemer, maar tegelijk als een mathematischen kop van den eersten rangGa naar voetnoot1. | |
[pagina 53]
| |
‘Hoe is hij tot die verklaring gekomen? Zijn kijker was welligt iets beter dan die van anderen; maar men wane niet dat het voldoende was hem naar Saturnus te rigten, om dadelijk te ontdekken dat deze zoowel een ring als eene maan had. Voorzeker was het denkbeeld dat Saturnus door een ring omgeven was, toen dit het eerst bij Huygens opkwam, niet anders dan eene hypothese; en wel eene zeer stoute hypothese. Niets was er in het geheele overige planetestelsel, dat, door eenige zelfs verwijderde overeenkomst, daarvoor den minsten grond aanbood. Alle andere hemelligchamen, wier gedaante men kende, waren bollen; en het was zelfs tot eene soort van dogma geworden, dat hemelligchamen die gedaante moesten hebben. Maar het gold hier eene hypothese welke aan de waarneming kon getoetst worden. En dit is het wat Huygens deed op eene wijze die, ook nu nog, na twee eeuwen, zijn geschrift leerrijk maakt’.Ga naar voetnoot1 Dit herinnert ons dat de groote natuurvorschers der 17de eeuw in twee klassen verdeeld kunnen worden, en Huygens daarvan één vertegenwoordigt. Er zijn er die door het opmerken van een feit tot de overtuiging geraken dat het schijnbaar onregelmatige daarin niet het gevolg van willekeur of wanorde is, maar de openbaring van een ander feit, nog niet | |
[pagina 54]
| |
vastgesteld. Hunne verbeelding, niet ongelijk aan die der dichters, maar in toom gehouden en gedrild door wetenschap, gaat aan het verzinnen. De eene hypothese voor, de andere na, wordt als onwetenschappelijk verworpen. Eindelijk vinden zij er eene die voor hen het karakter eener wet bezit. Die wet kondigen zij af, en noemen de verschijnselen aan welke de eenvoudigsten haar toetsen kunnen. Nevens hen staan de waarnemers die, hoewel even scherpzinnig als de anderen, slechts waarnemers zijn en willen zijn. ‘Niet dat ik in eeniger wijze verbieden zou over de experimenten te redeneren’, zeggen zij bij monde van één hunner; ‘want het sou seer lastig, so niet geheel onmogelijk wesen, so heyliglyk sig te onthouden van het gebruyk der reden’. Maar dit is toch slechts eene koncessie aan enkele uitverkorenen. Wat de groote meerderheid der geroepenen betreft, dezen hebben zich het volgende in te prenten: ‘Waarlyk, als de menschen sig lieten verbidden dat sy sig yveriger overgaven tot de herstelling der natuurlyke philosophie, als de beroemtheyd van hunnen naam, ik meen dat sy makkelyk begrypen souden dat sy aan het menschelyk geslagt niets voortreffelyker kosten verdienen, als indien sy van het doen van experimenten en het ophoopen van waarnemingen naarstig en vlijtig hun werk maakten; het reukeloos agtende sulke beschouwingen vast te stellen, die op de verklaring van alle natuurlyke verschynsels gepast worden, eer wy nog het tiende gedeelte van hetgeen te verklaren is hebben nagegaan’. Dit laatste stelsel is het stelsel van den medicus | |
[pagina 55]
| |
Jan Swammerdam, Huygens' jongeren tijdgenoot. De woorden die ik aanhaalde werden door Swammerdam zelf, met onvoorwaardelijke instemming, ontleend aan een beroemd engelsch natuuronderzoeker zijner dagenGa naar voetnoot1. Swammerdam is een Huygens die, in plaats van zijne vergrootglazen naar de sterren te rigten, er de insektewereld mede gadeslaat, en niet het meest peinst over de onrust in de zakuurwerken, maar over het ingewand van slakken, haften, mieren, bijen, muggen, en mijten. Aanbidder van het kleine, leeft hij in die wereld en haalt, met de kleine dieren die hij ontleedt, één adem. Het is tegelijk de eeredienst van den vromen puritein, die in de taal der psalmen Davids zich buigt voor de wonderen van Gods schepping; en de kerkgang van den man der wetenschap, jubelend over de geheimen welke deze voor de oningewijden verborgen houdt, en voor hem ontsluit. | |
[pagina 56]
| |
‘Men verwondert sig’, schrijft hij, woorden aanhalend van een naturalist der klassieke oudheid, ‘over de toorendragende schouders der olyphanten; over de halzen der stieren en hun woest omhoog werpende kragt; over den roof der tygers; over der leeuwen maanen; terwijl de Natuur nergens meer volkomen is als in de kleinste dingen. Deese waarheidsspreuk heeft Plinius al geuyt, hoewel men toen ter tijt de aanbiddelyke werken van de Natuur niet als van verre maar besag. Daar men thans middagklaer sal bevinden, datter soo vele natuurelyke verborgentheeden in de bekrompe kleenheid van de allergeringste dieren syn opgeslooten, als in de uytgesette colossen van de aldersigtbaarste ingewanden der grootste’.Ga naar voetnoot1 Swammerdam heeft naieveteiten die den hartstogtelijken beoefenaar verraden. Boven zijne verhandeling Van de Byen schrijft hij als motto de woorden van Psalm lxvi, vs. 5: ‘Komt en ziet Gods daden; Hy is vreeselijk van werking aan de menschenkinderen’.Ga naar voetnoot2 Van zijne Ontleeding der gemeene en gecouleurde dagkapel zegt hij: ‘De historie die ik ga beschrijven is in alle syne omstandigheeden soo wonderbaarlyk, dat men die met regt onder de nooit gebeurde toevallen der Romans zou kunnen stellen’.Ga naar voetnoot3 Hij spreekt over zijn vak gelijk een minnaar over zijne aangebedene. Aldus in de inleiding zijner Zeer zeldzaame historie van den neushoornigen schalbyter, | |
[pagina 57]
| |
door curieuse afbeeldingen opgeheldert: ‘Alle de linien van Apelles syn grove balken bij de subtiele trekken van de Natuur; en alle de glans van de kunstige weveryen der menschen die verdooft voor het eenig geweefsel van een long-ader’.Ga naar voetnoot1 De gewone kategorien van mooi en leelijk, wanstaltig en bevallig, keurig en walgelijk, bestaan niet voor hem. ‘Hoewel de slak een onreyn ende slymerigh dierken is’, zegt hij, ‘evenwel laat het niet naa aanmerkelyk te weesen voor die de werken des Heeren ondersoeken’.Ga naar voetnoot2 Nog sterker. In den geleerden franschen edelman Thévenot, oud-gezant van Lodewijk XIV bij de republiek van Genua, heeft hij een beschermer gevonden wiens vriendelijkheden onuitputtelijk zijn. Om zijne erkentelijkheid daarvoor te betuigen draagt hij hem eene verhandeling op, en schrijft daarbij: ‘Doorlugtige Heer, Ik presenteer UEd. alhier den almagtigen vinger Gods in de anatomie van een luys’.Ga naar voetnoot3 En deze anatomie is een meesterstuk van waarneming en analyse. Boerhaave, wien wij het voorregt danken eene uitvoerige levensschets van Swammerdam en eene overvloedige bloemlezing uit zijne werken te bezitten, doet naar waarheid opmerken dat deze buitengewone jonge man een geboren discipel van Bacon wasGa naar voetnoot4. Het zien | |
[pagina 58]
| |
van den vinger Gods is niet bij Swammerdam eene theorie die zijn oordeel benevelt, maar enkel een veiligheidsklep om lucht te geven aan zijne bewondering. ‘Gelijk onder alle veranderingen, in den aart der dingen aanmerkelyk, niet naa het gemeene gevoelen verwonderlyker is als dat een rupse aanneemt de gestalte van een gevleugelt gedierte’, leest men in den aanhef van zijn Bijbel der Natuur, ‘soo is 't egter, insiende den eygentlyken aart van dese verandering, ende de seer nette overeenkoming van deselve, niet alleen met het aangroeyen der andere dieren, maar ook met het uytpuylen ende knoppen der planten ende bloemen, datwe tegen het algemeene gevoelen klarelyk bevinden, deselve niet verwonderlyker als eenige andere verwisselingen, ofte de genoemde verandering der planten te wesen’.Ga naar voetnoot1 Tastbaar spreekt hier de onderzoeker die tusschen het een en het ander eene merkwaardige verwantschap op het spoor gekomen is. Hij gelooft aan de eenheid van leven en ontwikkeling eener fauna en eener flora. Hij zal zelfs de stoutheid hebben een voorbeeld bij te brengen, en in eene prent u opmerkzaam maken op de gelijksoortige en als even- | |
[pagina 59]
| |
wijdige ontplooijing der anjelieren en der kikvorschenGa naar voetnoot1. Maar die onderzoeker is tevens er van doordrongen ‘hoe ellendig ende grof wy komen te dwaalen, alswe, de overredende ondervinding der saaken verlatende, en niet als door speculatien geleert synde, alleen ons verstant koomen te volgen’.Ga naar voetnoot2 Ontdekker eener nieuwe wereld en eener nieuwe wetenschap wapent hij zich tegen de verleiding een stelsel te verkondigen, en hecht grooter waarde aan het opmerken van één feit meer, dan aan het onderstellen van algemeene waarschijnlijkheden, die welligt door de ondervinding eenmaal gelogenstraft zullen worden. Swammerdam is voor zijne terughouding beloond. Door steeds alleen datgene te verzekeren wat hij zich sterk maakte met onwraakbare bewijzen te kunnen staven, heeft hij verkregen hetgeen hij meende zich te moeten ontzeggen: eene plaats in de geschiedenis van zijn vakGa naar voetnoot3. |
|