Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 347]
| |
XXIII [De gouden dagen der Republiek]Wij keeren naar Europa en naar Nederland terug. De tachtig jaren van den vrijheidsoorlog zijn vergelijkenderwijs voor de republiek der Zeven-Provincien even zoo vele wittebroodsweken geweest; en welbezien is de Nederlandsche Maagd eerst in de zorgen gekomen, nadat die bruidsdagen verstreken warenGa naar voetnoot1. Tegen het uitgebloeid Spanje, door Filips II ontredderd aan zijne opvolgers vermaakt, had de Republiek getoond met het beste gevolg den strijd te kunnen aanvaardenGa naar voetnoot2. Bedorven kind der openbare meening, waren Engeland en Frankrijk haar, te hunnent beziggehouden door belangen die dit toen niet verhinderden, bij meer dan één gelegenheid krachtdadig te hulp gekomen. Zij had verpligtingen aan Elizabeth, aan Jacob I, aan Karel I. Zelfs werd in Engeland gezegd dat indien de dochter van Hendrik VIII haar in hare opkomst niet beschermd had, de Republiek verschrompeld zou zijn als eene bloem in den knopGa naar voetnoot3. Nog opregter bondgenooten had zij in den franschen Hendrik IV gevonden, in Lodewijk XIII, in Richelieu. Door Richelieu gesteund en gesterkt was zij na afloop | |
[pagina 348]
| |
van het Bestand aan den dertigjarigen oorlog kunnen gaan mededoen; vrijbrief om bij het sluiten van den grooten vrede zich uitnemende voorwaarden te bedingen. Zelfs de jonge Lodewijk XIV was haar in het begin niet ongenegen, en beval als kleinzoon van zijn grootvader zich in haar vriendschappelijk aandenkenGa naar voetnoot1. Belangrijke en kostbare krijgstoerustingen had zij in dat lange tijdsverloop zich moeten laten welgevallen; offers gaarne door haar gebragt, omdat zij begreep dat aan het volhouden van den oorlog haar bestaan hing. Oldenbarnevelt was de stokebrand van Europa geworden, en had tot iederen prijs Maurits in staat gesteld met de onvrijwillige misslagen van den hertog van Parma zijn voordeel te doen. Er was een noordnederlandsch leger ontstaan, aangevoerd en bedwongen door een geboren veldheerGa naar voetnoot2. Toen Frederik Hendrik aan het bestuur kwam behoefde hij het zuiveringswerk, begonnen door zijn broeder, wel is waar slechts voort te zetten; maar het eischte veel geld en groote inspanning, eer het zoover kwam dat door het overgaan van 's Hertogenbosch in | |
[pagina 349]
| |
1629 de laatste tegenstand van dien aard gebroken werdGa naar voetnoot1. Het gebouw van den nederlandschen Staat in Nederland was voltooid, en aan gene zijde der linie waren de grondslagen gelegd van een tweeden nederlandschen Staat in Indie. Ook dit had moeite gekost. Vloten hadden moeten gezonden worden naar Spanje, ten einde in hare havens zelf de spaansche marine zooveel mogelijk afbreuk te doen; vloten naar de West, ten einde den toevoer uit de spaansche kolonien te onderscheppen; vloten naar de Oost, ten einde Spaansch-Portugal in Indie den voet te ligten; vloten naar Duinkerken, digt in de buurt maar daarom niet minder geducht, ten einde de vlaamsche kapers, welke in de dienst van Spanje uit die gunstig gelegen oorlogshaven de Noordzee onveilig maakten, te gaan bevechtenGa naar voetnoot2. Deze laatste inspanning was de minste niet geweest, want het scheen of geheel de overgebleven energie der Zuid-Nederlanders in de Duinkerkenaren zich za- | |
[pagina 350]
| |
mengetrokken had, en de dagen uit den oudgrafelijken tijd herleefd waren, toen Vlamingen en Hollanders met onverzoenlijken haat elkander bestreden. ‘Nieuwe Geuzen’ noemden zich de noordnederlandsche kapers, tegen de zuidnederlandsche naar het waterveld gezonden. Stamverwanten bragten tegen stamverwanten dezelfde wilde wreedheden in praktijk, waarvan weleer op de Zuiderzee de friesche Pier van Heemstra het voorbeeld gegeven had. Bij eede werden door de Staten-Generaal de hollandsche kapiteinen verpligt den Vlamingen de voeten te spoelen. Langer dan vijftig jaren duurde deze wanhopige mededinging, laatste overblijfsel van den in 1572 ontketenden godsdienst- en burgeroorlog. Het was er op of er onderGa naar voetnoot1. Dank zij echter de oefenschool welke der noordnederlandsche marine door het varen op de beide Indien ontsloten wasGa naar voetnoot2; dank ook de ondervinding opgedaan in den strijd tegen de Duinkerkenaren zelfGa naar voetnoot3; de Repu- | |
[pagina 351]
| |
bliek had ook deze proef gelukkig doorstaan. De schitterende overwinning, in 1639 door Tromp den Ouderen bij Duins behaald, had aan de spaansche zeemagt, door Duinkerken voorgelicht en ondersteund, een knak gegeven waarvan zij zich niet weder herstellen zou. Met de inneming van 's Hertogenbosch, tien jaren te voren, rondde de uitkomst van dien schoonsten zeeslag welke ooit door de Noord-Nederlanders geleverd is, de stelling der Republiek voor goed af. Deze was aangekomen bij het punt dat men tijdens het sluiten der Unie van Utrecht schemerachtig zich voorgesteld had, maar van hetwelk in 1579 niemand had durven droomen dat het ooit bereikt zou wordenGa naar voetnoot1. |
|