Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
IX [Verloopen noordnederlandsche kolonien: Mauritius, Formosa, Brazilie, Nieuw-Amsterdam]Op Mauritius zijn, in goed vertrouwen op de Oost-Indische Compagnie, omstreeks 1672 een veertigtal nederlandsche gezinnen zich komen vestigen, allen landbouwers. Zij hadden er het rijk alleen, en een goed leven. Zoo goed dat, toen door een magtwoord in 1710 de vestiging der Compagnie op dit eiland voor goed ingetrokken werd, en de kolonisten, wilden zij niet onbeschermd en zonder verkeer met de buitenwereld er achterblijven, naar de Kaap verhuizen moesten, dit hun zeer aan het hart ging. ‘Aan de Kaap treurden deze menschen’, verhaalt een tijdgenoot die hen daar persoonlijk ontmoet heeft; ‘en schoon er onder waren die hofsteden van 8, 10, en 20,000 guld. gekogt hadden, zoo verklaarden zy egter dat zy dit alles zeer gaarne zouden willen missen om maar weder op 't Eiland Mauritius te zyn, alwaar zy zeiden een zeer gezegent en voorspoedig leven, en alles wat zy wenschen konden gehad te hebben; doch hadden hunne schoone huizen, boomgaarden, heerlyke korenakkers, moeslanden, beesten enz., daar moeten verlaaten, alzoo het onmogelyk was om die goederen mede te | |
[pagina 266]
| |
voeren; daar zy aan de Kaap nu alles weder van voren af aan beginnen moesten. 't Geen ook de reden was dat vele van deze lieden, die ten uitersten te beklagen waren, van droefheid stierven’.Ga naar voetnoot1 Eene nog schooner aziatische bezitting dan het bloeijend en vruchtbaar maar onbewoond Mauritius, was Formosa. Eene ligging zonder wedergade voor den handel op China en Japan; eene uitgezochte luchtstreek; eene inlandsche bevolking zoo zachtzinnig dat men zonder geweld alles van haar gedaan kon krijgen. Nergens in den Maleischen Archipel, of het moest zijn onder de Alfoeren in later tijd, is ooit het christendom zoo gewillig aangenomen. In minder dan vijfendertig jaren vonden op Formosa twee en dertig predikanten een nuttigen werkkringGa naar voetnoot2. China zou daarna, door zijn invoeren van alkohol en opium, die bevolking niet stelselmatig hebben kunnen uitroeijenGa naar voetnoot3, zoo het eiland nederlandsch gebleven was; en het had dit kunnen blijven, indien men het ernstig gewild had. In 1624 door de Nederlanders in bezit genomen, werd Formosa reeds in 1662, door een coup de main van een piraat geworden voornaam Chinees, hun weder ontrukt. Nederlandsche burgers en hunne vrouwen, voor zoover zij den moord ontkwamen, | |
[pagina 267]
| |
bleven er meer dan twintig jaren zuchten in chinesche gevangenschap en slavewerk verrigtenGa naar voetnoot1. Even snel was, onder nederlandsch gezag, het lot van Brazilie beslist. Reeds droeg er het tegenwoordig Paraïba den naam Frederikstad; reeds had Pernambuco voor Mauritsstad plaats gemaakt, en was er door den nederlandschen gouverneur een paleis gebouwd, Vrijburg geheeten. Maar voor het hernemen der hoofdstad St. Salvador waren troepen uit het moederland noodig, en die troepen kwamen niet. Joan Maurits van Nassau, die den aanval op St. Salvador niettemin ondernam; moest het beleg opbreken. Met het aanzien der Nederlanders in het veelbelovend Brazilie was het van dat oogenblik gedaan. Olinda was door hen genomen in 1630; in 1661 sloten zij in Den Haag een traktaat waarbij Portugal, tegen betaling van acht millioen gulden, Brazilie terugbekwamGa naar voetnoot2. In 1664 ging Nieuw-Nederland voor hen verloren; hoewel onder het bestuur van Stuivezant, en ondanks de aanvankelijke tegenwerking van dien direkteur, de bevolking van Nieuw-Amsterdam toen allengs tot tienduizend zielen gestegen was, - tienmaal meer dan ooit die van Kaapstad bedroeg. Hier had de kolonist | |
[pagina 268]
| |
zoomin met een half-tropisch, als met een tropisch klimaat te strijden. Hier kon hij leven en werken, als in zijn eigen land. Hier eene nieuwe nederlandsche maatschappij aanleggen, nederlandsch van zeden en van taal. Ook liet de toekomst zich niet ongunstig aanzien. Maar in weerwil dat de admiraal Evertsen in 1673 het verlorene voor eene poos heroverde, moest de Republiek er zich bij nederleggen dat in 1674 de vrede van Westminster den bredaschen van 1667 bevestigde, en Engeland in het bezit van het weggenomen Nieuw-Amsterdam gehandhaafd werdGa naar voetnoot1. Het is niet noodig bij al de oorzaken dezer vernederingen en misslagen afzonderlijk stil te staan. Nieuw-Nederland was als eene enclave van Nieuw-Engeland, en moest den Engelschen toeschijnen zich te kwader uur tusschen hunne volkplantingen in Noord-Amerika te hebben ingenesteld. Tot het verlies van Brazilie zal veel hebben bijgedragen dat zich daar eene kolonie van door jezuietepaters ten strijd gevoerde roomschkatholieke Portugezen bevond, die de kalvinistische Nederlanders niet wel verdragen kondenGa naar voetnoot2. Indien te huis, na 1619, de vervolging der remonstranten of andere niet-kalvinisten een bloedigen keer genomen had, dan zou er voor een groot aantal Noord- | |
[pagina 269]
| |
Nederlanders aanleiding geweest zijn den geboortegrond en corps te ontwijken, en vrijheid van godsdienst en godsdienstoefening te gaan zoeken in andere werelddeelen. Sedert echter de synode van Dordrecht, tevreden het hoofd van Oldenbarnevelt te hebben zien vallen, alle verdere hoofden ongemoeid liet, was dit niet noodig. De noordnederlandsche dissenters berustten er in, te Amsterdam en overal elders oogluikend toegelaten te blijven. In het oord hunner inwoning ontbrak de gelegenheid niet levensonderhoud te vinden, of zelfs tot welvaart te komen en zich te verrijken. Slechts in geringen getale werden zij landverhuizers. Niemand week uit om het geloof. Eene algemeener oorzaak was dat zoomin de West-Indische als de Oost-Indische Compagnie het stichten van nederlandsche volkplantingen ooit als hare eigenlijke roeping beschouwd hebben. Zij waren maatschappijen tot exploitatie van overzeesche staatsgewesten; handelsligchamen, aangelegd op het doen schuimen van kapitalen. Het snel behalen van ruime winsten was hoofdoogmerk. Heeft de Oost-Indische Compagnie, gelijk wij zeiden, door het veroveren van Java eene blijvende vrucht voor de nakomelingschap afgeworpen, dan is dit onwetend geschied, ten gevolge van omstandigheden welke niemand voorzien kon. De West-Indische is wezenlijk nooit iets anders geweest dan eene naamlooze vennootschap voor het rooven van spaansche retour-vlotenGa naar voetnoot1. Zoolang de vrede van Munster niet geteekend was, behaalde deze Compagnie aanzienlijke | |
[pagina 270]
| |
voordeelen. Nieuwe schatten putte zij daarna uit Suriname, haar voor Nieuw-Nederland in ruil gelaten en namens haar door negerslaven bearbeidGa naar voetnoot1. Doch gebloeid heeft zij alleen van hare oprigting in 1621, - toen tegen het verstrijken van het Twaalfjarig Bestand de oorlog met Spanje hervat ging worden, - tot 1648 toen het met déze kaapvaart van zelf gedaan wasGa naar voetnoot2. |
|