Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XXI [Spinoza. - Bayle over Spinoza]Bekker, die Descartes herdacht, heeft ook over het stelsel van Spinoza zijne meening gezegd. Zelfs is er van zijne hand eene bladzijde bewaard gebleven waar hij verhaalt, bij gelegenheid van een bezoek aan Den Haag, Spinoza ontmoet, en uit Spinoza's eigen mond vernomen te hebben dat deze werkelijk de schrijver was van het Theologisch-politisch traktaat, aanvankelijk naamloos in het licht verschenen.Ga naar voetnoot2 Belangrijker echter dan Bekker's oordeel is dat van Bayle, die Spinoza niet persoonlijk gekend, maar, zoover zijn doorzigt reikte, hem des te aandachtiger gelezen heeft. Vijfentwintig kompres gedrukte folio-blad- | |
[pagina 164]
| |
zijden, in twee kolommen, zijn door Bayle aan de bestrijding van Spinoza gewijd. Het komt mij voor dat ik dit niet over het hoofd mag zien. Bayle is een getrouw vertegenwoordiger der denkwijze van velen in Nederland geweest; en al heeft de nakomelingschap zich gewend enkel den kritischen historieschrijver der menschelijke meeningen in hem te waarderen, wij behooren in het oog te houden dat hij vóór alles een gereformeerd theoloog was, weinig minder regtzinnig dan Balthazar Bekker. Eenerzijds niets natuurlijker dan de bedoelde polemiek. Opgevoed in het kalvinisme; na een kortstondigen overgang tot het katholicisme op nieuw protestant geworden; bekleedde Bayle bij de gereformeerden, eerst te Sedan, daarna te Rotterdam, het half wetenschappelijk, half herderlijk ambt van hoogleeraar in de wijsbegeerte en de geschiedenis. Het christendom was hem eene goddelijke openbaring welke hij wel is waar erkende niet te kunnen begrijpen met zijn verstand, doch wier uitspraken hij onvoorwaardelijk eerbiedigde. Iemand die zoo dacht moest in opstand komen tegen Spinoza, die al hetgeen door de verschillende kerken openbaring genoemd werd verwierp, het volksgeloof van joden en christenen als beeldspraak beschouwde, en door zijn denken het wereldraadsel beweerde opgelost te hebbenGa naar voetnoot1. Doch aan den anderen kant, hoe is het mogelijk dat zulk een geleerd en scherpzinnig man als Bayle; | |
[pagina 165]
| |
in de geschiedenis der wijsgeerige stelsels zoo bedreven; zelf beschuldigd van twijfelzucht; zelf verketterd, - niet veeleer tegen een bevooroordeeld publiek Spinoza's verdediging op zich genomen heeft? Hij die, met een soortgelijk talent als dat van Sainte-Beuve in onze eeuw, doorgaans aan alle fraaije boeken en alle buitengewone menschen regt liet wedervaren; hoe kon hij ten aanzien van Spinoza en zijne werken in zulke mate met blindheid geslagen zijn? Dit is eene dier tegenstrijdigheden welke niemand verklaren kan, omdat zij, vreemd aan den menschelijken hartstogt, zamenhangen met het verschillend maaksel van den menschelijken geest bij verschillende personen. Ik heb alleen te verhalen hoe in het Nederland der 17de eeuw door een der schranderste kalvinisten over Spinoza gedacht werd. Beiden, de regtzinnige Bekker en de regtzinnige Bayle, leden overlast van de ketterjagers. Beiden werden, door nóg regtzinniger kollega's, van hun ambt beroofd. Voor beiden was er reden zachtmoedig te oordeelen over lieden met afwijkende meeningen in het godsdienstige. De een noch de ander verdacht Spinoza van bijoogmerken. Om strijd erkenden zij dat hij geleefd had als een heilige.Ga naar voetnoot1 Niettemin houdt Bekker het er voor dat Spinoza krankzinnig geweest is. Hij spreekt van Spinoza's ‘razen’, van Spinoza's ‘dolle doling.’Ga naar voetnoot2 Van zijn | |
[pagina 166]
| |
overlijden gewagend weet hij tot lof van den betrekkelijk jonggestorvene, hoewel een vroege dood als van zelf tot verheerlijken, althans tot verontschuldigen stemt en in de meeste gevallen iets dichterlijks heeft, alleen te zeggen dat Spinoza ‘in den jare 1677 deser wereld verliet, achterlatende noch ongerijmder schriften dan hij had uitgegeven.’Ga naar voetnoot1 Bayle vindt zulke uitdrukkingen te zwak, moet men gelooven. Hij noemt Spinoza ‘cet Impie’, met eene groote i. Het Theologisch-politisch traktaat acht hij ‘un livre pernicieux et détestable’; den auteur ‘un athée de système’. Wanneer Bayle, op grond van het algemeen getuigenis in den lande, geboekt heeft dat Spinoza ‘fort réglé dans ses moeurs’ was, dan laat hij de impertinentie volgen: ‘Cela est étrange’. Hij vergelijkt hem bij twee fransche ketters uit het begin der 13de eeuw, David van Dinant en Amaury, predikers van een pantheïsme hetwelk op verheerlijking van alle booze lusten uitliep; bedervers der parijsche akademiejeugd.Ga naar voetnoot2 Dan weder gaat hij den oorsprong van Spinoza's Ethica in Indie zoeken en schrijft: ‘Le spinozisme n'est qu'une méthode particulière d'expliquer un dogme qui a un grand cours dans les Indes: le dogme de l'âme du monde.’ Fluks bevinden | |
[pagina 167]
| |
wij ons weder in Europa en onder de tijdgenooten: ‘Plusieurs personnes m'ont assuré que sa doctrine, considérée même indépendamment des intérêts de la religion, a paru fort méprisable aux plus grands mathématiciens de notre temps’. Men moet niet beweren dat hij, Bayle, Spinoza niet begrijpt. ‘Cela serait bien étonnant’, regtvaardigt hij zich, ‘puisque je ne me suis attaché qu'à réfuter la proposition qui est la base de son système et qu'il imprime le plus clairement du monde’. Hij bedoelt dezelfde stelling als Bekker, wanneer deze het waanzin noemt dat het goddelijk ‘wezen’ bestaan zou in ‘denking’ en in ‘uitstrekking’. Het eene oogenblik beweert Bayle dat Spinoza's stelsel is ‘la plus absurde, la plus monstrueuse hypothèse qui se puisse imaginer’; het andere dat ‘de toutes les hypothèses d'athéisme celle de Spinoza est la moins capable de tromper.’ Waarom in dat geval woorden verspild aan hare wederlegging? vraagt men. Doch beide malen geeft Bayle dezelfde reden. Die hypothese, zij is ‘diamétralement opposée aux notions les plus évidentes de notre esprit’. Dan wel ‘elle combat les notions les plus distinctes qui soient dans l'entendement de l'homme.’Ga naar voetnoot1 De lezer behoeft mijne aanwijzing niet om te bemerken dat Bayle te zeer een geboren cartesiaan en dualist was om in Spinoza's denkwijze te kunnen komen. Tevens staaft Bayle's voorbeeld dat de Nederlanders de eenige kalvinisten der 17de eeuw niet waren, wier hersenen gesloten bleven voor het afgetrokkene. | |
[pagina 168]
| |
De fransche geloofsgenoot van wien wij spreken verkeerde in hetzelfde geval. Doch ik mag hierin niet verder doordringen. Het ergste (tevens niet weinig vrolijke) was dat Bayle, anders zoo welwillend, Spinoza voor een verdoemde hield, en beweerde dat men hem dit kon aanzien. Wanneer hij van eene in druk verschenen anekdote omtrent Spinoza de eene helft als fabelachtig verworpen heeft, dan laat hij in vollen ernst volgen: ‘La dernière partie de ce récit peut passer pour très-certaine.’ Deze ‘partie très-certaine’ luidde: ‘Il était petit, jaunâtre, il avait quelque chose de noir dans sa physionomie, et il portait sur son visage un caractère de réprobation.’ Men zou wenschen te gelooven dat met deze persoonsbeschrijving slechts een gipsy of zigeuner bedoeld is. Doch de woorden caractère de réprobation wijzen te duidelijk een ontsnapt helbewoner aan. Wij zien er uit dat Bekker, toen hij de Betooverde Wereld schreef, alles behalve een overtollig werk verrigtte. Indien mijne lezers aan Bayle even groote verpligtingen hebben als ik, en zij even veel van hem houden, dan zal het om zijnentwil hen spijten dat deze dwaasheden door hem op het papier gesteld zijn. Doch de fout is onherstelbaar. Ons moge de gedachte troosten dat Bayle zelf, voor zijne straf, door anderen met niet minder nadruk voor een boozen geest is uitgemaakt dan Spinoza door hem.Ga naar voetnoot1 |
|