Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XXV [Invloed van het fransch]De invloed van het latijn op onze letteren was, bemerkten wij, ondanks het algemeen gebruik in de midden-eeuwen, bijna niet voelbaar. Het verging het latijn zooals het in veroverde provincien de landstalen pleegt te gaan. Onze middennederlandsche auteurs, wanneer zij gelijk de egmonder Monnik en andere kronijkschrijvers, gelijk Olivier van Keulen, Emo, Filips van Leiden, Thomas a Kempis, zich van het latijn bedienden, bedierven veeleer door het bezigen van middennederlandsche uitdrukkingen de klassieke taal, dan zij van deze partij trokken om hun eigen middenne- | |
[pagina 694]
| |
derlandsch te verbeteren. Erasmus gaf het latijn zichzelf terug, doch deed voor de moedertaal nog minder dan de anderen. Wij bekladden zijne nagedachtenis niet, hoop ik, wanneer wij onderstellen dat hij het nederlandsch als een verloren idioom beschouwde. Vooral het fransch heeft de vorming van het middennederlandsch beheerscht. Dit was, onafhankelijk van ons geregeerd worden door souvereinen uit fransch sprekende vorstehuizen, een onvermijdelijk gevolg van den opgang dien in Europa de fransche taal en de fransche letteren maakten. Graaf Floris V, die voor een bevorderaar van het middennederlandsch doorging, had als knaap door de zorg zijner tante fransch geleerd, en schreef op later leeftijd fransche brieven aan den koning van Engeland.Ga naar voetnoot1 De koning van Engeland sprak en schreef vermoedelijk nooit eene andere taal. Sedert Engelands onderwerping door Willem den Veroveraar, in 1066, was dit onder de aanzienlijken daar te lande regel.Ga naar voetnoot2 De engelsche edelman Mandeville schreef zijne Reis naar het Oosten (1357) in het fransch; omdat het fransch, | |
[pagina 695]
| |
zeide hij, algemeener verstaan werd dan het latijn. Eerst later bezorgde hij van zijn eigen werk eene latijnsche, nog later eene engelsche vertaling. Mag men Mandeville gelooven, dan spraken te Caïro, aan het hof van den sultan van Egypte, in die dagen sommige hoofdpersonen fransch.Ga naar voetnoot1 In de 13de eeuw werd heel uit Buda een aanstaand hongaarsch koning naar Parijs gezonden om er zijne opvoeding te ontvangen. Aan de hoven der graven en markgraven in Duitschland waren taalmeesters uit Frankrijk verbonden, die de jonkers en de freules fransch leerden spreken.Ga naar voetnoot2 En niet, of niet alleen, ter wille van de mode! In Duitschland stelde men er prijs op, uit de eerste hand bekend te worden met de fransche letteren. In Frankrijk beschouwde men deze verbroedering van beide christenvolken in de taal, als een nieuw bolwerk tegen de overheersching der mohammedanen.Ga naar voetnoot3 Hoe gemeenzaam in het Italie der 13de eeuw onder de hoogere standen de kennis van het fransch was, | |
[pagina 696]
| |
deed reeds vroeger in Dante's Hel de episode van Paolo en Francesca ons vermoeden.Ga naar voetnoot1 Dante zelf was door zijn verblijf te Parijs van nabij met de taal bekend geraakt.Ga naar voetnoot2 Middennederlandsche studenten volgden Dante's voorbeeld; zelfs de Bivalva's onder hen maakten zich boos indien men onderstelde dat zij geen fransch verstonden.Ga naar voetnoot3 In Gelderland, in Brabant, aan al de kleine hoven in de Zuidelijke Nederlanden, was in de 13de en de 14de eeuw het fransch zeer populair.Ga naar voetnoot4 De vertaalde fransche romans, waarmede in ditzelfde tijdvak ons vaderland overstroomd is, bewijzen dat de groote menigte te onzent slechts dietsch verstond. Zelfs Jan van Heelu, begaafd vlaamsch letterkundige, verkeerde in dat geval.Ga naar voetnoot5 Doch men begrijpt dat door dit overzetten voor het volk, gevoegd bij het menigvuldig fransch spreken der aanzienlijken, en het in zwang komen van den franschen kanselarijstijl voor de staatsstukken, ons middennederlandsch allengs zich naar het fransch moest gaan vormen. Thans was het niet het volmaakter latijn dat zwichtte voor het minder volmaakt middennederlandsch, maar het onvolmaakt | |
[pagina 697]
| |
middennederlandsch dat door het volmaakter fransch onderworpen werd. Wenscht men wat den vorm betreft onze middeneeuwsche letteren naar een algemeen en in het oog springend karakter beoordeeld te zien, dan is dit de maatstaf. De zuiver nationale trekken van het beeld zijn of, gelijk in de burgerlijke poëzie van Maerlant, bot; of, gelijk bij de rederijkers, pedant.Ga naar voetnoot1 Doch bij meer dan één gelegenheid zagen onze vaderen het fransch de kunst af, tegelijk eenvoudig en verheven, eenvoudig en geestig, eenvoudig en bevallig te zijn. Zoo vaak zij daarin slaagden waren zij voortreffelijk; en deze kleine keurbende van gelukkige proeven vormt eigenlijk de middennederlandsche letterkunde.
einde van het eerste deel. |
|