eene bladzijde proza van Ruysbroeck te Brussel, en eene van Mande te Zwol of van Matthijssen in Den Briel; tusschen een rederijkersspel uit Antwerpen en een rederijkersspel uit Rotterdam.
De lotgevallen der kunst hebben op dit vloeijen der zuidelijke en der noordelijke letteren in één bedding ons voorbereid. In het staatkundige zijn Vlaanderen en Holland somtijds vijanden geweest. Men kan zeggen dat de steden van het Noorden en de steden van het Zuiden elk haar eigen levensloop gehad hebben. Zonder de feiten geweld aan te doen, kon ik te dien aanzien in vroegere hoofdstukken het bestaan eener specifiek noordnederlandsche beschaving onderstellen.
Met de taal is het, in onderscheiding van de politiek, evenzoo gesteld geweest als met de kunst en met het geloof. Noord en Zuid beleden dezelfde godsdienst, beligchaamden deze in dezelfde kunstvormen, en gaven haar klanken in dezelfde spraak. Hebben in de middennederlandsche poëzie de Vlamingen van meer talent of grooter vruchtbaarheid blijk gegeven dan de Hollanders, dezen moeten met even goed humeur dit weten te verdragen als zij het de oudvlaamsche meerderheid in de schilderkunst en de architektuur doen.