Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XXI [Overgangstijd: het portret. Cornelis van Haarlem]Het portret, - dit was voor onze kunstenaars van het overgangstijdperk, graveurs zoowel als schilders, de éénige voorname uitweg. Oók het vrouwe-, maar inzonderheid het mansportret. Hoe onmanlijk zien menigmaal, op de middeneeuwsche miniaturen en middeneeuwsche schilderijen, be- | |
[pagina 547]
| |
roemde uitzonderingen niet te na gesproken en ongerekend de beeldhouwwerken der graftomben, de mannen er uit! ‘De vroomheid valt niet moeilijk aan de vrouwen’, heeft Nicolaas Beets elegant gezegd: zou men, naar de middeneeuwsche kunst te oordeelen, die bovenal door de vroomheid bezield werd, niet bijna gaan gelooven dat zij het de mannen doet? Ik denk aan de geknield liggende beeldtenissen van godvruchtige schenkers met gevouwen handen, die men in altaarstukken op den binnen- of den buitenkant der zijbladen voorgesteld vindt, of, regts en links, op den voorgrond van het hoofdblad. Ten einde voelbaar te maken hoe alle booze hartstogten door het christelijk geloof worden onderdrukt of uitgesloten, hebben de schilders niets beters weten te doen dan aan hunne mansportretten eene vrouwelijke uitdrukking te leenen; vergetend dat men de vrouwen op die wijze geen kompliment, en de mannen onnoozel of belagchelijk maakt. Hunne vorsten en hunne prelaten, hunne edelen en hunne militairen, hunne regters, hunne burgers en hunne burgervaders, - somtijds zelfs hunne beulen, - allen zien vroom, en allen hebben een voorkomen van imbecilliteit.Ga naar voetnoot1 De hervorming ten aanzien van dit benepene in de voorstelling der mannen, of met welken anderen naam | |
[pagina 548]
| |
men het averegts hartstogtelooze in dit geval bestempelen wil, is een ware omwenteling geweest. Bij de Noord-Nederlanders ziet men die revolutie in de kunst meest van hunne kennismaking met de antieke modellen dagteekenen. De koppen der twaalf apostelen in den bovenrand van Lucas van Leiden's Laatste Oordeel; de beeldtenissen van Petrus en Paulus op de zijdeuren, van buiten; het portret van Filips van Bourgondie, den toekomstigen utrechtschen bisschop; zijn het middeneeuwsche reeds voor een deel afgestorven.Ga naar voetnoot1 Men kan het ze aanzien dat de Vlamingen, onder wier invloed Lucas van Leiden stond, ook zonder de antieken er desnoods zouden gekomen zijn. Getuige Quinten Metsys. Maar evenals bij Cornelis Engelbrechtsen zijn er ook bij Lucas van Leiden nog overblijfselen die zijne schilderkunst, in onderscheiding van zijne graveerkunst, voor een ander gedeelte tot het vroegere tijdperk doen behooren. Wil men werkelijk nieuwe mansgezigten en nieuwe mansbeelden zien, uit Italie afkomstig, dan moet men Schoorl's portret van paus Adriaan, of de bestgeslaagden onder zijne portretten van leden der Broederschap van Jeruzalem; dan moet men Abraham Bloemaert's olympisch Godefeest, Cornelis van Haarlem's Bethlehemschen Kindermoord raadplegen. Bovenal, men moet op Cornelis van Haarlem's Schuttersmaaltijden letten: eerste rijpere vrucht eener soort die, naderhand | |
[pagina 549]
| |
overvloedig en fraai vertegenwoordigd, de nationale specialiteit bij uitnemendheid worden zou.Ga naar voetnoot1 Van nog ouder dagteekening, wel is waar, zijn vele schuttersmaaltijden en gildestukken, geteekende en ongeteekende, in het stadhuis te Amsterdam. Van den schepen Cornelis Anthonisz worden er daaronder gevonden die de jaartallen 1533 en 1536 voeren. Eén, door een ongenoemd kunstenaar, is van 1532. De verzameling bewijst dat de oorsprong onzer doelen- en regenten-stukken gezocht moet worden in de eerste helft der 16de eeuw.Ga naar voetnoot2 Doch op de doeken van Cornelis van Haarlem, kan men zeggen, is het nieuwere mansportret voor het eerst in gang. Alle koppen zijn naar het leven genomen niet-alleen, maar uit allen is de ziekelijke middeneeuwsche familietrek verdwenen. De domme gezigten, welke sommigen dier schutters vertoonen, zijn dom van nature; niet door den bovennatuurlijken | |
[pagina 550]
| |
invloed eener vrome overspanning. De manlijke van anderen zijn normaal manlijk. Men ziet ze niet door een floers, of in het schemerdonker van een kerkportaal, maar in het volle daglicht en als onder den blooten hemel.Ga naar voetnoot1 Van Mander oordeelt juist, wanneer hij naar de reden gist waarom Cornelis Corneliszen, hoewel hij niet in persoon zich naar Italie begaf, nogtans in het voorstellen van het menschelijk beeld zulke buitengewone vorderingen maakte. Deze plaats is een kort begrip der kunstleer van het tijdvak: ‘Ondertusschen kwam Cornelis zijn aanporrende nature grootelijks te hulp met uitnemend veel en vlijtig te teekenen, daartoe uitzoekende van de beste en schoonste roerende en levende antieke beelden, - die wij hier genoeg binnenslands hebben, - als de gewisse en allerbeste studie die men vinden mag. Zoodat ik wel getuigen kan dat de kunst Cornelis niet al slapende aan is gekomen, maar heeft ze verkregen en betaald met grooten arbeid. En wie er meent anders aan te komen in zulke volkomenheid, die zal zich ijdelderhand en bedrogen vinden; van de kunst niets hebbende ten leste dan de schaduw.’Ga naar voetnoot2 |
|