Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XIX [Vlaamsche invloeden: Cornelis Engelbrechtsen en Lucas van Leiden. Italiaansche invloeden: Jan Schoorl en Maarten van Heemskerk]Jan Schoorl en Maarten van Heemskerk hebben Italie bezocht; Cornelis Engelbrechtsen en Lucas van Leiden niet. Aan sommige détails bij Schoorl kan men zien dat hij Rafael, aan sommige standen bij Maarten van Heemskerk dat hij Michelangelo is gaan bestuderen. Deze jongeren gingen over de Alpen nieuwe motieven en eene nieuwe wijze van behandeling zoeken. De oudere Lucas van Leiden, de nog oudere Cornelis En- | |
[pagina 536]
| |
gelbrechtsen, bleven of te huis, of leerden geen andere modellen kennen dan de vlaamsche der Van Eycken. Men zal mij echter toestemmen dat dit verschil tusschen de noordnederlandsche kunstenaars uit de eerste en uit de tweede helft der 16de eeuw, meer tot de technische geschiedenis van het vak behoort, dan tot de geschiedenis der kunst als uitdrukking van het nationale en maatschappelijke. Toen Maarten van Heemskerk in Italie kwam had Michelangelo, die daarna nog dertig jaren leven zou, reeds opvolgers gevonden in discipelen die hem niet evenaarden; en bij dezen ging de jonge Noord-Nederlander in de leer.Ga naar voetnoot1 De beeldhouwkunst werd door Maarten niet beoefend. In de poëzie vergenoegde hij zich met de rederijkersrijmen van anderen. De kleine Houtpoort te Haarlem was de éénige proeve van zijn aanleg voor de architektuur.Ga naar voetnoot2 Dat hij zich naar Michelangelo is gaan vormen kan alleen willen zeggen dat sommige eigenaardigheden der italiaansche wijze van teekenen en groeperen door hem overgenomen zijn. Verbazend veel is door Maarten van Heemskerk geteekend en geschilderd. Zijne werken vielen weleer zoo in den smaak der graveurs, waaronder Coornhert, dat er portefeuilles van vijfhonderd en zeshonderd pren- | |
[pagina 537]
| |
ten naar hem bestaan hebben. Maar al zijne voorstellingen, ook toen hij uit Italie teruggekomen was, waren traditionele altaar- of historiestukken; onderwerpen sedert lang gevonden, en door hem voortaan slechts anders bewerkt. Nog verlegener vinden wij ons bij het bepalen der grenzen van Schoorl's italiaansche navolging. Van Heemskerk bestaat althans één stuk, door welks dagteekening (1532) men zeker weet dat het geschilderd is vóór de reis naar Rome, toen Maarten den italiaanschen invloed reeds kende, maar alleen van hooren zeggen of uit de tweede hand. Dit paneel, voorstellend den evangelist Lukas die bezig is het portret der Heilige Maagd te schilderen, getuigt van een wezenlijk oorspronkelijken aanleg en strekt den jongen maker zeer tot eer.Ga naar voetnoot1 Het is een maatstaf waarnaar men beoordeelen kan of hij in Italie al dan niet vorderingen heeft leeren maken, en zoo ja welke. Bij Schoorl gaat dit niet. Hetzij zijne jongelingswerken door hem vernietigd zijn, hetzij hij inderdaad eerst voor eigen rekening is gaan schilderen nadat hij het Zuiden en het Oosten bezocht had, men kent van hem geen stukken dagteekenend van vóór het vertrek. Toen hij in 1522 over Venetie uit Jeruzalem terugkwam, en voor de universiteit van Leuven te Rome het portret van paus Adriaan schilderde,Ga naar voetnoot2 was Rafael sedert twee jaren overleden. De paus benoemde Schoorl tot conservator van het Belvedère; en in die betrekking, | |
[pagina 538]
| |
welke hij na Adriaan's overlijden in Oktober 1523 aanstonds prijsgaf, kan hij Rafael's werken in het Vatikaan, toen door hunne nieuwheid dubbel bekoorlijk, van nabij bestudeerd hebben. Het lijdt ook geen twijfel dat hij er een blijvenden indruk van ontvangen heeft. Zekere zwevende kleine engelen, die in offerschalen druppels bloed uit de doorboorde handen van den gekruisten Christus opvangen (een van Schoorl's fraaiste altaarstukken), konden door Rafael geschilderd zijn. Behalve nog dat het landschap, op den achtergrond, geheel in den stijl der oude italiaansche school behandeld is.Ga naar voetnoot1 Dit werk van Schoorl vereert in niet mindere mate de noordnederlandsche kunst van het tijdvak, dan Maarten van Heemskerk's altaarstuk voor de kapel van het haarlemsch Sint Lukasgilde in Sint Bavo. Aan dien luimigen bril op den neus van den evangelist, welke den karaktervollen kop op Heemskerk's schilderij iets zoo eigenaardigs geeft, zou Schoorl misschien zich niet gewaagd hebben. Maar de zin voor het edele was sterker bij hem ontwikkeld, en met minder oog voor het humoristische had hij een fijner en zuiverder smaak. Schoorl was Maarten van Heemskerk's meerdere, reeds vóór hij te Haarlem een tijd lang Heemskerk's onderwijzer werd.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 539]
| |
Doch wie bekomt op deze wijze eene voorstelling van hetgeen deze meesters als Nederlanders beteekend hebben, of van hunne plaats in de geschiedenis van hun volk? Het ontbreken der italiaansche navolging bij Lucas van Leiden en bij Cornelis Engelbrechtsen, het doorschemeren of in het oog springen daarvan bij Heemskerk en Schoorl, is eene bijzonderheid welke in de algemeenheid hunner werken verdwijnt. De hoofdzaak is dat in tegenstelling met de noordnederlandsche schilders der 17de eeuw, die naturalisten waren en in hun kader de geheele natuur, het geheele leven, zelfs het stilleven opnamen, onze schilders der 16de zonder uitzondering kerkschilders geweest zijn; de eenen van de vlaamsche, de anderen van de italiaansche schakering, maar allen in hunne kunst beheerscht door de roomsch-katholieke opvatting van het christelijk geloof; allen tot een ouder tijdperk der vaderlandsche geschiedenis behoorend. Maarten van Heemskerk noemen wij den jongste dier ouderen, omdat sedert hem, die in 1574 te Haarlem sterft, twee jaren na het beleg, geen noordnederlandsch kunstenaar ooit weder een altaarstuk geschilderd heeft. Met hem is deze kunstvorm in Nederland ten grave gedaald. Het katholicisme heeft na 1572 opgehouden te onzent de algemeene denkwijze te zijn. |
|