Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
X [Het Duivelshuis te Arnhem. Maarten van Rossem]De tweede der bedoelde historische woningen is het tegenwoordig stadhuis te Arnhem, omstreeks 1530 (iets vroeger of iets later dan eene andere woning te Bommel) gebouwd door Maarten van Rossem (1478-1555), en in de wandeling bekend gebleven onder den naam van Duivelshuis. Vast omdat de volksverbeelding de in zichzelf onschuldige satyrs, welke onder één gedeelte als karyatiden dienst doen, verband zag houden met het satanische in het karakter des weleer gevreesden stichters.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 471]
| |
Wij doen den aan de dooden verschuldigden eerbied niet te kort, wanneer wij Karel van Egmond, Pier van Heemstra, en Maarten van Rossem, zoo zij niet persoonlijk de drie grootste historische schelmen van Oud-Nederland geweest zijn, nogtans houden voor sprekende vertegenwoordigers der oudnederlandsche klasse welke door het voorbeeld harer barbaarschheid, en door haar zelfzuchtig beroep op heb meest beestachtige in de neigingen van den landaard, de beschaving van ons volk het langst tegengehouden heeft.Ga naar voetnoot1 Anna Bijns, op wier verdiensten als dichteres wij terugkomen, verbaast ons door de bekrompenheid van haar sektehaat, wanneer zij in een harer politieke Refereinen aarzelt den gedrochtelijken palm der boosheid aan Lucifer, Maarten Van Rossem, of Maarten Luther toe te kennen.Ga naar voetnoot2 Alleen omstreeks 1530 kon de blakende godsdienstige hartstogt in dit geding Luther betrekken, die aan de rampen, door Karel van Egmond en zijn provoost-geweldiger over Nederland gebragt, volstrekt onschuldig was. De hertog en zijn maarschalk beleden dezelfde orthodoxie als Anna Bijns; en het zou alleen de vraag kunnen zijn wie van tweeën de grootste snoodaard was: de veldheer die de misdadige bevelen uitvoerde, of de vorst die ze gaf. Maarten van Rossem's jongste levensbeschrijver, die | |
[pagina 472]
| |
hem ‘den gelderschen Attila der zestiende eeuw’ noemt, schijnt door dien niet kwalijk gekozen bijnaam den veldheer als den hoofdschuldige aan te duiden.Ga naar voetnoot1 Zeker is het dat de Nederlanders van dien tijd Van Rossem's overgaan in de dienst van keizer Karel, na Karel van Egmond's gedwongen afstand, als eene uitkomst beschouwd hebben. In Brabant, in Holland, in Zeeland, zijn in het najaar van 1543, toen eindelijk door het verdrag van Venlo de laatste overblijfselen van het geldersch schrikbewind vernietigd waren, volksfeesten gevierd.Ga naar voetnoot2 Voor de openbare zaak was het onschadelijk worden van Van Rossem eene blijde gebeurtenis van dezelfde soort, als in 1573 het heengaan van Alva. Het zal wel nimmer kunnen uitgemaakt worden of Maarten van Rossem in het plunderen der Nederlanden en het slagten van Nederlanders den beul van Filips II al dan niet overtroffen heeft. Louter toeval is het dat geen twee andere beeldtenissen in de galerij onzer vaderlandsche geschiedenis zulk een sprekenden familietrek vertoonen als Alva's en Van Rossem's portretten.Ga naar voetnoot3 Doch dat Maarten van Rossem en Ferdinand van Toledo in losbandigheid, roofzucht, wreedheid, regtzinnige goddeloosheid, evenals wat veldheerstalenten en militaire deugden betreft, vogels van één veêren waren, daaraan behoeft niemand te twijfelen. | |
[pagina 473]
| |
Wij moeten echter den ‘snaphaanprins’ van Karel van Egmond, gelijk Anna Bijns hem karakteriseerde, - beter wetend dan wij welke boeven destijds de snaphanen warenGa naar voetnoot1 - niet enkel in verband met de lotgevallen van ons eigen volk beschouwen. Ook voor de geschiedenis der europesche beschaving in het algemeen heeft Maarten van Rossem zekere beteekenis. Hij bezoedelde zich met al de misdaden door welke honderd jaren vóór hem, en nog bij zijn leven, in Italie de vorstelijke condottiere's der renaissance hun persoon en hunne regering schandvlekten. Doch één deugd had hij met de Sigismondo's Malatesta en verdere geniale schavuiten in het Zuiden gemeen: hij beminde, zoo niet de wetenschappen, althans de kunsten; en blijkbaar is de schoone droom van zijn schuldig leven geweest, nadat hij met zijne soldaten de vrucht van dertig of veertig jaren kerkroovens en brandschattens had gedeeld, van zijn leeuwepart zich eene grootscher hal te stichten dan er vóór hem in Nederland één bestaan had, en in een nieuweren stijl.Ga naar voetnoot2 Elke vergelijking van het utrechtsch Groot Paushuize met het arnhemsch Duivelshuis moet falen, daar het laatste niet in dezelfde mate geëerbiedigd is, en te Arnhem de soort van piëteit gemist wordt welke sommige gedeelten van Utrecht nog ademen. Maar zoo het woonhuis van paus Adriaan een persoonlijk feit | |
[pagina 474]
| |
verdient te heeten, niet minder verdiende dit, toen het nog ongeschonden was, het palazzo van Maarten van Rossem. Een kapitaal middenstuk, zes ramen breed en drie verdiepingen hoog, - bovenop een kleine toren, - was links en regts tusschen vleugels gevat. De smallere vleugel, een omzien lager dan het middenpand, had op elke verdieping twee vensters, in verband met eene door kolommen versierde poort, waaronder eene deur, welbeschermd. Maar het meest viel de breedere vleugel in het oog, één verdieping hooger en een veelhoek vormend, met vensters in elk der vier vlakken. Op en tusschen de dakvensters in het front, op en tusschen de dakversieringen der vleugels regts en links, stonden de levensgroote beelden van gewapende militairen. Boven de hoofdvensters, in de lijsten, waren medaljons aangebragt; portretten (schijnt het) van leden der hofhouding van Karel van Egmond, des stichters dubbelzinnig weldoener en souverein. Een borstbeeld boven den hoofdingang, in den veelhoek-vleugel, vertoonde Maarten van Rossem zelf; en die hoofdingang werd gevormd door hetgeen nog heden het voornaamste sieraad des gebouws is: eene ruime poort wier gewelven door torschende pan- of satyrgedaanten ondersteund worden. Faunen wier geitehorens, wier sikken, wier harige boksvoeten, op de andere voorname uitspanning van den woesten bouwheer wijzen: de jagt, en het leven in de bosschen, verpoozing van den oorlog.Ga naar voetnoot1 Maarten van Rossem heeft zijn doel bereikt. Het | |
[pagina 475]
| |
Duivelshuis is gedurende meer dan tweehonderd jaren een der merkwaardigste woonhuizen in de Vereenigde Provincien geweest. Hoewel noch de naam van den architekt bekend is, noch het model hetwelk den ontwerper voor den geest gezweefd mag hebben, de vorstelijke woning behoorde in haar oorspronkelijken staat, door de kostbaarheid van het materiaal, de gepastheid der evenredigheden, en het grillige maar ongemeene der versiering, tot de beste gedenkteekenen der nieuwere kunst van het tijdvak. |
|