Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 444]
| |
VI [Gothische kerkbouw. De kathedraal te Utrecht. De kathedraal te 's Hertogenbosch]Tusschen het ontstaan van het Muiderslot en de verbouwing van het Binnenhof, in 1511, ligt de geschiedenis der gothische kerken in Nederland, met de kathedraal van Utrecht als begin en de kathedraal van Den Bosch tot besluit.Ga naar voetnoot1 De eerste steen van het oudste gedeelte der tegenwoordige utrechtsche kerk, het koor, is gelegd in 1254; omstreeks 1300 was de nieuwe Sint Maarten voltooid. Aan den toren is ruim zestig jaren gewerkt, van 1321 tot 1382. De kapittelzaal, onlangs gerestaureerd en als akademische gehoorzaal ingerigt, - dezelfde zaal die in 1579 de Unie van Utrecht zag onderteekenen, - is honderd jaren jonger dan de toren.Ga naar voetnoot2 Door vergelijking met den ouderdom der Sint Ursula- of Nieuwekerk te Delft, inderdaad niet van heden of gisteren, komt de hooge leeftijd van het utrechtsch gothische nog sterker uit. Aan den Sint Ursulatoren is gebouwd van 6 September 1396 tot 6 September 1496; juist honderd jaren. Zoodat men te Delft den eersten steen nog leggen moest, toen de toren te Utrecht reeds voltrokken was en de kerk eerlang haar eerste eeuwfeest vieren zou. | |
[pagina 445]
| |
Opdat dit niet in mindering van mijn eerbied voor den delftschen campanile schijne te komen, voeg ik er bij dat zoo niet in 1536 een noodlottige brand dezen van sommige voorname sieraden beroofd had, hij door zijne afmetingen, zijne lijnen, zijne stof, zijne certifikaten van nederlandschen oorsprong, het van al zijne nederlandsche mededingers gemakkelijk winnen zou. Eene verkleinde kopij van den delftschen is de fraaije toren van Rhenen.Ga naar voetnoot1 Indien te Utrecht het schip der kerk even stevig in elkander had gezeten als de toren en het koor, dan zou bij den storm van 1674 dit gedeelte er niet tusschen uitgewaaid zijn. Doch men bemerkt op nieuw aan het ongeval dat de Nederlanders der oudheid geen geboren kerkbouwers waren. Met détails van beteekenis werd nu en dan de hand geligt.Ga naar voetnoot2 Bij de schoonste gothische kathedralen van Frankrijk, Engeland, Duitschland, en Belgie vergeleken, was, ook toen zij nog gaaf was en indien zulke parallellen betamen, de utrechtsche van buiten een onaanzienlijk gebouw; althans eene domkerk van den tweeden rang. Steeds heeft men, ondanks hare edeler materialen, het haar kunnen aanzien dat de bisschoppen, ten einde haar voltooid te krijgen, den Booze bij den staart en de geloovigen bij de ooren hebben moeten trekken.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 446]
| |
Voor een gedeelte lag dit aan hunne valsche stelling als mededingende souvereinen, waardoor zij de hertogen van Gelderland, de graven van Holland en Zeeland, en wie al niet, beurtelings zich tot vijanden maakten, en op de gezamenlijke christenen des lands maar zelden een beroep konden doen. Zonder den ijver der geestelijkheid zou de utrechtsche hoofdkerk er niet gekomen zijn. Van binnen daarentegen vertoonde zij, volgens echte teekeningen uit de 17de eeuw, vóór 1674 denzelfden verheven aanblik als hare beroemdste gothische zusters in het buitenland.Ga naar voetnoot1 Toen zij na de verovering der stad door Lodewijk XIV, in 1672, tijdelijk weder voor de katholieke eeredienst ingerigt werd, hadden de lijnen harer kruisgangen, harer zuilen en gewelven, nog niets verloren van de oorspronkelijke zuiverheid.Ga naar voetnoot2 De betimmering van het koor door de hervormden is misschien het treffendst voorbeeld in Nederland van hetgeen ik hierboven zeide, dat het protestantisme oudtijds alleen waarde hechtte aan ruime lokalen, en alles van ondergeschikt belang geacht werd, zoo maar de gelegenheid openstond gemeenschappelijk te zingen en het nieuwe dogme te hooren verkondigen.Ga naar voetnoot3 In andere voormalige roomsche kerken hebben de neder- | |
[pagina 447]
| |
landsche gereformeerden zich tevreden gesteld met het aanbrengen van wijzigingen: te Utrecht was de herschepping in katechisatie- of kollegekamer op groote schaal, met amfitheatersgewijs oploopende banken evenals in het Theatrum Anatomicum der leidsche akademie, volkomen.Ga naar voetnoot1 Van hetgeen kort vóór den hervormingstijd in Januarij 1546, toen keizer Karel V er eene kapittelvergadering van het Gulden Vlies hield, het inwendige der utrechtsche kathedraal te aanschouwen gaf, worden wonderen verhaald.Ga naar voetnoot2 De utrechtsche toren is het oudste nederlandsche gebouw welks architekt men met naam en toenaam genoemd vindt.Ga naar voetnoot3 ‘Jan van der Dom’ heette hij bij een opkomend geslacht dat het werk onafscheidelijk achtte van den man, en aan den voet van zijn eigen toren Meester Jan te rusten legde. Van afkomst was hij een Henegouwer; en welligt heeft hij het aan zijn vreemdelingschap te danken dat zijne herinnering bewaard gebleven is.Ga naar voetnoot4 De meeste torens in Nederland, de meeste abdijen en kerken, zijn door Nederlandsche bazen wier namen somtijds bekend gebleven zijn,Ga naar voetnoot5 gebouwd onder toezigt van anonyme nederlandsche geestelijken of leeken, die naar het buitenland gezonden waren met den last op eene bepaalde plaats een vermaard gebouw te gaan bestu- | |
[pagina 448]
| |
deren, ten einde daarvan bij hunne terugkomst eene kopij te kunnen leveren. Het navolgen van zulk een model werd veeleer als eene daad van piëteit aangemerkt, dan als eene bekentenis van eigen onvermogen.Ga naar voetnoot1 Geert Groote had ongelijk, en werd door onbewuste afgunst gedreven, toen hij tegen Jan van der Dom en zijn werk een boekje schreef; en mogelijk is het voor Meester Geert's nagedachtenis goed dat de tekst van dit pamflet verloren geraakt schijnt te zijn.Ga naar voetnoot2 Door de lantaarn van den utrechtschen toren, inderdaad een geniaal bouwkunstig motief, stroomt meer licht dan door de sermoenen van den eerwaardigen stichter der Fraterhuizen. De architektuur was op dat oogenblik in Nederland de letterkunde ontegenzeggelijk vooruit.Ga naar voetnoot3 De kathedraal van 's Hertogenbosch, ongeschondener dan die van Utrecht en door Napoleon I teruggegeven aan de katholieken,Ga naar voetnoot4 zou eene gothische konstruktie van den hoogsten rang zijn indien boven haar koepeldak zich op nieuw een gothische toren verhief, en zij, gevat tusschen twee gothische zuilen met gothische | |
[pagina 449]
| |
spitsen, een gothisch voorportaal bezat, gelijk de kerk van Rouaan. Doch in de tweede helft der 15de eeuw is men te 's Hertogenbosch het nieuwe schip tegen een zwaren romaanschen toren van ouder dagteekening gaan aanbouwen, bijna blind. Het heeft niet gebaat, daarop een vierkant gothisch bovenstuk te plaatsen: de twee romaansche benedenverdiepingen reiken te hoog. Het fraaije gebouw mist een hoofdingang die met het verder beloop in overeenstemming ware.Ga naar voetnoot1 Eene aanmerkelijk schooner werking doet te dien aanzien Sint Steven te Nijmegen, met zijn uitspringenden drieboog.Ga naar voetnoot2 De restauratie dezer Sint Janskerk, aangevangen in Julij 1860, is in de sedert verloopen jaren met kracht voortgezet;Ga naar voetnoot3 met te veel kracht of te groote snelheid, schijnt het, want van regeringswege is tegen overdrijving gewaarschuwd.Ga naar voetnoot4 In het begin is niet genoeg zorg gedragen het inwendige met het uitwendige in overeenstemming te brengen. Bij de vernieuwing der portalen van het dwarspand zijn, in nissen en onder baldakijnen, heilige- en apostelbeelden van een te modern aanzien geplaatst.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 450]
| |
Er staat tegenover dat de gebogen schoren, die van buiten de middenbeuk ondersteunen, bereden worden door voortreffelijk uitgevoerde dieren en menschen. Onberispelijk zijn de vernieuwde buitenramen van het schip. De aanblik der kerk van binnen is majestueus.Ga naar voetnoot1 Dit herstellingswerk als geheel vereert de nieuwere nederlandsche bouwkunst in een harer voornaamste uitingen. Zoo in het burgerlijke elders die kunst dezelfde vaardigheid leert toonen als in het godsdienstige te 's Hertogenbosch, dan kan het jaar 1860 eene dagteekening in hare geschiedenis worden.Ga naar voetnoot2 Vijf namen uit het laatst der 15de en het begin der 16de eeuw zijn als die van Sint Jan's ontwerpers en uitvoerders bekend gebleven: Jan van Poppel, die in 1529 den toren boven het kruis voltooide, in 1523 aangevangen; Gerrit Sijmons, Alard Duhamel, Jan Heijns, die van 1478 aan het dwarspand en zijne portalen, aan eene beroemde kapel, aan het schip arbeidden; en Egidius Coelman, die in 1470 het koor afwerkte. Met uitzondering van den brabantschen Duhamel, vermaard als bouwmeester van het stadhuis te Leuven, schijnen al deze architekten Bosschenaars geweest te zijn.Ga naar voetnoot3 Van Duhamel was het denkbeeld | |
[pagina 451]
| |
afkomstig boven het kruis een gewelfd lichtend middenpunt aan te brengen, bestemd voor de later door Van Poppel uitgevoerde spits. Die glazen koepel boven haar kruis is van alle sieraden die de kathedraal der Meijerij onderscheiden het beslissendste. Hetgeen de kerk, tweehonderd jaren jonger dan hare utrechtsche mededingster, aan leeftijd of achtbaarheid te kort kwam, werd van oudsher door deze bewonderenswaardige lantaarn meer dan vergoed.Ga naar voetnoot1 De koepel van Florence's dom bestond reeds, toen men in 1458 te 's Hertogen bosch aan het koor begon. Toen in 1520 ook het schip gereed kwam, was men te Rome sedert 1505 aan den koepel der Pieterskerk bezig. Dit toevoeren van meer licht was een denkbeeld van den tijd, en het noordbrabantsch voorbeeld bewijst dat de zuiverheid van het gothische daaronder niet behoeft te lijden. Het kan naauwlijks verwonderen dat in de geschriften van Erasmus, die, toen de Sint Janskerk in aanbouw en bijna voltooid was, als aankomend jongeling te 's Hertogenbosch geruimen tijd in het fraterhuis vertoefde, nergens, voor zoover ik weet, over dit groote werk gesproken wordt. Erasmus, stel ik mij voor, wanneer de zorgen zijn jong gemoed eene poos rust gunden, en hij uit de verveling van het huis den blik naar buiten wierp, vond het werk van Egidius Coelman en Alard Duha- | |
[pagina 452]
| |
mel eene matige verstrooijing voor zijn met andere gedachten vervulden geest. Er waren in Europa reeds zoo vele gothische kerken gebouwd. Aan die van Den Bosch was zoo weinig, wat van andere haar kenmerkend onderscheidde. Het viel zoo moeijelijk haar voor iets meer dan de voorziening in eene provinciale behoefte aan stichting, of de vervulling eener plaatselijke klerikale eerzucht te houden, hoe loffelijk ook. Voor ons gelden deze overwegingen niet. Wij zien meer de uitkomst eener voorafgegane ontwikkeling, dan het werk van één tijd, zich aanbiedend als iets bijzonders. Door het betrekkelijk nieuwe heen, van 1520, verschijnt ons tevens, al het oudere; en wij bewonderen in de nabloeijende proeve de geheele vruchtbare soort. |
|