Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
V [Militaire bouwkunst. Van den leidschen Burgt tot het haagsche Binnenhof]Van den voorvaderlijken militairen bouwstijl zou misschien de leidsche Burgt de oudste en de beste proeve zijn, indien het mogelijk ware hem zich voor te stellen in zijn oorspronkelijken staat. Reeds het taartof tulbandvormig gebouw hetwelk op eene oude leidsche kaart voorkomt, en in de werkelijkheid tot het laatst der 17de eeuw zigtbaar gebleven is, was betrekkelijk modern.Ga naar voetnoot3 Het rustte op de fundamenten eener vroegere stichting, die den vorm van een cirkel moeten vertoond hebben, drager van een slechts uit dikke muren zamengesteld rondeel.Ga naar voetnoot4 Bedenken wij dat de barbaren, die in Italie de Romeinen opvolgden, bij hunne burgeroorlogen vaak van de oudromeinsche | |
[pagina 435]
| |
grafmonumenten partij trokken, - zoodat de tombe van Caecilia Metella bij Rome, het mausoleum van Hadrianus in de stad, nadat zij van hunne sieraden beroofd en bouwvallen geworden waren, herhaaldelijk als burgten dienstgedaan hebben, - dan begrijpen wij hoe in den middeneeuwschen voortijd ook in Nederland de vestingwerken er welligt hebben uitgezien. De aanblik van een burgt verschilde toen niet van den aanblik van een steenen romp, en die te Leiden vormde zeker geen uitzondering op den regel.Ga naar voetnoot1 Hij kan gedagteekend hebben uit de 11de eeuw, toen de oudste graven van Holland, die aan de monden van den Rijn een tol hieven, er belang bij hadden zich daar in staat van aanval en verdediging te stellen. Mogelijk was hij nog ouder, en werd hij door of tegen de Noormannen gebouwd.Ga naar voetnoot2 Het geldersch kasteel De Doorwerth wordt gezegd reeds in 1280, zeshonderd jaren geleden, juist hetzelfde uitzigt gedragen te hebben als tegenwoordig, na de herstelling in 1837, en vervolgens. Tijdgenoot of jongere tijdgenoot der sloten van Muiden en van Brederode, vereenigde De Doorwerth in zich de eigenschappen eener woonstede en eener vesting.Ga naar voetnoot3 Uit een kasteel als dat van Crooi, in Noord-Brabant, hetwelk men rekent omstreeks 1500 gebouwd te | |
[pagina 436]
| |
zijn, is dit laatste karakter bijna geheel verdwenen. In het insgelijks noordbrabantsch kasteel Helmont, gesteld op 1402, vindt men het nog sterk vertegenwoordigd. Helmont is eene volledige citadel. Uitwendig verkeeren beide sloten geheel in den oorspronkelijken staat, ongerestaureerd, en zijn misschien, vooral Helmont, de gaafste en fraaiste proeven der eeuw en der soort in Nederland.Ga naar voetnoot1 Al deze oudste kasteelen zijn gebouwd naar buitenlandsche modellen uit de 13de eeuw. In de gedaante van sommige der oudste nederlandsche stadspoorten leeft het stelsel nog op dit oogenblik in de herinnering. Men zie de Sint Jorispoort te Delft,Ga naar voetnoot2 de Sassenpoort te Zwol,Ga naar voetnoot3 de Zuiderhavenpoort, de Noorder-havenpoort, de Nobelpoort te Zierikzee,Ga naar voetnoot4 de Sparenwouder- en de kleine Houtpoort te Haarlem,Ga naar voetnoot5 de Sint Antoniswaag te Amsterdam: eene in het begin der 17de eeuw ten behoeve des handels ingerigte stadspoort van 1488, nagenoeg onveranderd gelaten.Ga naar voetnoot6 Al is de haagsche Gevangenpoort nooit eene stedelijke afsluiting geweest, ook zij komt in aanmerking.Ga naar voetnoot7 Kas- | |
[pagina 437]
| |
teelen als Helmont en De Doorwerth, als Brederode en Muiden, moesten verdedigbaar zijn door een garnizoen, en tegelijk kunnen dienen als dagelijksch verblijf voor den edele of den vorst en zijne familie. Eene fraaije proeve is de Porte de Hal te Brussel, in de laatste jaren hersteld en ingerigt als muzeum van vaderlandsche oudheden. De oudste gedeelten van het tegenwoordig Palais de Justice te Parijs, waar de Heilige Lodewijk plag te wonen, geven mede een goed denkbeeld. Pracht-exemplaren zijn: het donjon van Vincennes, en bovenal het geheel herbouwd Pierrefonds bij Compiègne. Toen Pierrefonds voltrokken werd, omstreeks 1400, had de militaire architektuur der midden-eeuwen haar hoogtepunt bereikt, en zou tevens het nieuwe belegeringsgeschut eerlang haar voor een groot gedeelte doel- en krachteloos maken. Voor het laatst toonde zij te Pierrefonds voor welke geduchte inspanning zij berekend was, en welken staat van vorstelijke weelde en comfort zij met eene ongenaakbare weerbaarheid wist te verbinden. Wat bouwmaterialen en inrigting betreft waren Brederode en Muiden vergelijkenderwijs armoedige kopijen, lomp en kaal, regt en slecht. Uit het oogpunt der bruikbaarheid en der verdedigbaarheid daarentegen beantwoordden zij geheel aan het oogmerk. Nederlanders of vreemdelingen, hare bouwmeesters waren blijkbaar op de hoogte der militaire wetenschap van den tijd. De ‘ruwe stapels moppen’ van het Muiderslot, als zij driehonderd jaren later door Hooft genoemd en met eerbied herdacht werden, zijn aangewend volgens de beste regelen der oude vestingbouw- | |
[pagina 438]
| |
kunde; en het zou, wanneer men het inwendige van het gebouw ter eere van Hooft zal hebben hersteld in den geest der 17de eeuw, te wenschen zijn dat ook het uitwendige, in den stijl der 13de, zijn oorspronkelijk aanzien terugbekwam. Al de gegevens voor eene wetenschappelijke herbouwing van het slot te Muiden liggen in het zamenstel zijner overblijfselen voor de hand.Ga naar voetnoot1 Een belgisch edelman heeft in de laatste jaren uit liefde voor Rubens, tusschen Mechelen en Vilvoorde het kasteel Steen geheel vernieuwd: insgelijks een voormalige middeneeuwsche burgt, door Rubens indertijd onveranderd gelaten. Op dezelfde wijze zou men desverkiezend het kasteel Brederode kunnen herstichten. De vaderlandsche burgeroorlogen der 14de en 15de eeuw zijn er verwoestend overheen gegaan; en hetgeen sedert den hoeksch-kabeljouwschen tijd weder min of meer in orde gebragt was, is in den geuzetijd nog eens óververwoest. Doch hechter gebouwen dan dit zijn op die wijze eervol kunnen bezwijken; en de bouwkunst in Nederland zou er wel bij varen, zoo zij in de gelegenheid werd gesteld aan eene restauratie van dien aard hare krachten te beproeven.Ga naar voetnoot2 Het is eene dagteekening in de geschiedenis van den nederlandschen vestingbouw dat in 1529 de materialen van twee oudere utrechtsche kasteelen, Vreeland en Ter Horst, gediend hebben om te Utrecht zelf den nieuweren Vredeburgt te stichten. Het in de | |
[pagina 439]
| |
midden-eeuwen allengs verbondene, citadel en woonhuis, gaat hier weder uiteen, en het Vreeburg wordt eene zuiver militaire sterkte, niet gebouwd voor het huisvesten van een adellijk geslacht, maar van een militair kommandant, en zoo kunstig zamengesteld dat in den winter van 1576 op 1577 een garnizoen van slechts honderdvijftig man haar langer dan zeven weken tegen eene geheele in de wapenen gekomen burgerij heeft kunnen verdedigen.Ga naar voetnoot1 In zekeren zin is het jammer dat men in onze dagen zich beijverd heeft de laatste zigtbare herinnering van dit kasteel te vernietigen. Zonder het Vreeburg zou de nederlandsche Staat aan de breuk zijner eigen ingewanden bezweken zijn; en onder Willem den Zwijger had de Unie van Utrecht bezwaarlijk tot stand kunnen komen, zoo niet Karel de Vijfde door het aanleggen dezer citadel de wond gekauteriseerd had, door Karel van Egmond het vaderland geslagen. Hoewel het Vreeburg slechts vijftig jaren ongerept gebleven is, heeft het ons volk eene onvergetelijke dienst bewezen. Buitengewone vorderingen waren sedert de stichting van het Muiderslot in de kunst van bouwen gemaakt, wanneer men acht geeft op de schoone lijnen van het nu onlangs te Utrecht afgebroken gewelf, éénigen der nog overgebleven schedels waarop weleer de torens van den geduchten Vredeburgt rustten. Ondanks de meest volstrekte verwaarloozing hebben deze fraai gevormde bogen gedurende drie en eene halve eeuw, | |
[pagina 440]
| |
zonder uit te wijken of te scheuren, lasten als graan-molens kunnen torschen.Ga naar voetnoot1 Ongevoelig zijn wij het haagsche Binnenhof genaderd, dat wel is waar nooit eene citadel of eene legerplaats geweest is, al hebben in 1574 spaansche troepen er zich een tijdlang kunnen verschansen, maar toch weleer in den nieuweren zin des woords te weinig op een paleis geleek, te zeer op een half middeneeuwsch kasteel, om geheel buiten de militaire architektuur te kunnen gehouden worden.Ga naar voetnoot2 Dit als korrektief van hetgeen ik in een vroeger hoofdstuk zeide, toen de voorstelling eischte dat op het betrekkelijk vredelievend karakter van het toekomstig Stadhouderlijk Kwartier nadruk gelegd wierd.Ga naar voetnoot3 ‘Stadhouderlijk Kwartier’ is, hoewel strikt genomen op maar één vleugel van toepassing, geen slechte algemeene naam tot aanduiding van dit merkwaardig zamenstel. De uitdrukking brengt, tegelijk met de 17de eeuw, toen prinsen van Oranje er woonden of appartementen bezaten, de 15de en de 16de in herinnering, toen het Binnenhof de stedehouders der hertogen van Bourgondie, tevens koningen van Spanje of keizers van Duitschland, als residentie diende. Op haagsche kaarten van 1560 en 1570 vindt men een kleiner gedeelte als Keizershof aangeduid; een grooter, het naar het Buitenhof en naar den Vijver gekeerde, als | |
[pagina 441]
| |
Stadhoudershof. Filips II gewaagt in een uit het paleis gedagteekend stuk, 29 Julij 1556, van ‘onsen Huyse in Den Hage’ en van ‘onsen voorsz Hove’.Ga naar voetnoot1 Toen dit geschreven werd verkeerde de uit het water rijzende breede gevel nog in zulk een goeden staat dat hij eerst honderd jaren daarna, bij het aanbreken der eerste Stadhouderlooze Regering, bouwvallig verklaard en ten behoeve der Staten van Holland door een nieuwen vervangen zou worden.Ga naar voetnoot2 Honderd jaren vóór Filips II, onder Karel den Stoute welligt, hadden op den binnenhof-zelf, noodlottig plein dat in volgende eeuwen meer dan één treurspel aanschouwen zou, aanmerkelijke verbouwingen plaats gehad. Van dien tijd dagteekenen vermoedelijk de torens regts en links van den voorgevel der groote Zaal; althans, vergelijkt men ze met de afbeeldingen van Karel's kasteel te Gorcum, dan vertoonen zij een vrij bourgondisch aanzien. In 1556, en gedurende de daaraan voorafgegane regering van keizer Karel, waren die torens nog gaaf, en werden door de souvereine vorsten geëerd als een voorvaderlijk erfdeel. Ook was toen de door graaf Floris V gestichte Sint Marye-kapel nog aanwezig, waarin de graftomben van Jacoba van Beijeren en van haar grootvader hertog Albrecht zich bevonden; ook de overblijfselen van Floris-zelf, die met uitzondering van de te Alkmaar bewaarde gedeelten na den moordaanslag van Gerard | |
[pagina 442]
| |
van Velzen en de zijnen naar Den Haag gebragt werden.Ga naar voetnoot1 Van het indertijd door graaf Willem II gebouwd paleis viel in 1556 boven den grond niet veel meer te zien. Op zijne gewelven was in 1511, gedurende de minderjarigheid van Karel V, een ander en moderner verrezen, hetzelfde (moet men gelooven) dat sedert het Keizershof heette, of het Huis in Den Haag. De rekening dier verbouwing bestaat nog, en zij geeft de namen der nederlandsche architekten en bazen die het werk uitvoerden.Ga naar voetnoot2 Op de vlakken van den vernieuwden zuidelijken trapgevel van het Keizershof werden vergulde leeuwen met vanen of schilden geplaatst, waaronder één groote, vijf voet hoog. Alleen de door Floris V tegen het kasteel zijns vaders aan de binnenhofszijde gemetselde hal of zaal behield nog, ondanks de torens waarmede men haar geflankeerd had, het oorspronkelijk aanzien en de oorspronkelijke inrigting: de hooge kap, de hooge zuidelijke zijvensters, de hooge pui, en, in den vlakken voorgevel, boven de deur, de aan een oudgothisch kerkportaal herinnerende roset van geschilderd glas.Ga naar voetnoot3 Kortom het haagsche Hof, in de 13de eeuw aangelegd, in de 14de vertimmerd, in de 15de verfraaid, was | |
[pagina 443]
| |
in de eerste helft der 16de, in onderscheiding van den grimmigen utrechtschen Vredeburgt en de nog grimmiger feodale kasteelen van den middeneeuwschen voortijd, een in waarheid keizerlijk lustverblijf; ongelijk van aanblik door den verschillenden leeftijd van verschillende deelen, maar bevallig aan het water gelegen, ten oosten door een tuin begrensd waarin een met nissen en vergulde beelden uitgemonsterd zomerhuis, ten zuiden en ten westen door buiten- en binnenpoorten toegang verleenend tot een statigen hof, waar, door de goede zorgen van den tijd, jongere en oudere gebouwen waren zaamgesmolten tot een nationaal geheel. De Nederlanders hebben nooit in het bouwen van centrale paleizen uitgemunt. Van oudsher waren zij daartoe te gehecht, de eenen aan hunne bijzondere stad, de anderen aan hunne bijzondere provincie. Er kon geen middenpunt ontstaan. Maar zoo het haagsche Binnenhof vóór 1572 de verste grens was waartoe zij in den loop der eeuwen op dit gebied het brengen zouden, dan moet men erkennen dat zij het doel met eere nabijgekomen zijn. Een paleis buiten Delft, gebouwd in de 13de eeuw voor of door graaf Willem II, heeft in den geuzetijd te zwaar geleden, dan dat wij anders dan ter loops er hier melding van kunnen maken.Ga naar voetnoot1 |
|