Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 428]
| |
III [De kerken en de dijken]Al het aangevoerde wijst op één oorzaak. Te zelf der tijd dat het protestantisme den wil en de logica der Nederlanders versterkte, heeft het hunne verbeelding afgestompt of verzwakt. De zin voor hoogere bouwkunst ging bij hen onder, naarmate zij in hun ijver voor het nieuwe dogma zich gewenden het katholicisme, welks beteekenis door de schuld zijner eigen priesters onverstaanbaar voor hen geworden was, als uit den Booze en de roomsche eeredienst als poppespel te beschouwen. Er kwam op het gebied der architektuur geen nieuwe geest over hen. Bouwden zij zelf eene kerk, dan beproefden zij te vergeefs er een protestantschen stempel op te drukken. Er zat geen stijl in; of alleen herinneringen en overblijfselen van den roomschen. Ook konden zij voor hunne kerken geen bijzondere namen vinden. Het eene gebouw noemden zij naar zijn omvang de Groote, het andere naar zijn leeftijd de Oude of de Nieuwe, de overigen naar de windstreken de Noorder-, de Zuider-, de Westerkerk. Met de bijbelsche namen van Sint Pieter, Sint Jan, Sint Jacob, hield hunne verarmde fantasie ook Sint Cunera en Sint Plechelmus aan. Zij stelden zich te vreden, zoo goed en kwaad het ging, zonder te veel geld uit te geven en met verwijdering van al hetgeen naar voortzetting der roomsche overlevering had kunnen zweemen, het aanwezige in stand te houden of op te knappen. Ik geloof echter dat zoo de gedenkteekenen van den | |
[pagina 429]
| |
romaanschen en den gothischen bouwstijl in Nederland allen even fraai waren geweest en even oorspronkelijk als zij overvloedig waren, het hart der protestanten zich minder algemeen en minder gemakkelijk afgekeerd zou hebben. Een volk wordt zichzelf niet ligt zoo ongelijk dat het zijne architektuur, indien deze in vroeger tijd werkelijk uit zijn eigen boezem voortgekomen is, naderhand, in dagen van voorspoed en overigens opgewekten kunstzin, klakkelings verloochent. In Nederland vond de natuurlijke on- of wansmaak van het protestantisme minder dan elders te eerbiedigen, omdat te onzent geen enkel roomsch kerkgebouw van den eersten rang bestond; ook de eerwaardigste slechts kopijen waren; de bodem het vinden van schoone materialen niet begunstigde; en de onedele baksteenen massaas te vaak aan magtelooze mededinging denken deden. Het feit dat de kathedraal van Den Bosch, het beroemdst openbaar heiligdom van Nederland, gebouwd is in de laatste jaren der 15de eeuw en voltooid in 1529, - als het ware daags vóór de hervorming, - doet zien dat onze landgenooten op het gebied der kerkbouwkunst geen voorgangers of uitvinders geweest zijn, en verklaart voor een deel hunne latere onverschilligheid.Ga naar voetnoot1 Zij hielden meer van hunne dijken dan van hunne kerken, omdat hunne dijken eene schepping waren van hun eigen brein, hunne kerken slechts eene van buiten geleerde les. Het is eene voortzetting of verlenging dezer zelfde | |
[pagina 430]
| |
orde van denkbeelden, wanneer nog heden bij het departement van Binnenlandsche Zaken in Den Haag de uitdrukking drooge waterstaat gebezigd wordt tot aanduiding van de overblijfselen der oudvaderlandsche architektuur en van hun beheer door het Rijk.Ga naar voetnoot1 De andere waterstaat is in Nederland altijd voorgegaan. Waar nooit één dijk onvoltooid bleef, daar worden de verwaarloosde of in den steek gelaten kerkgebouwen schier bij honderdtallen aangetroffen. |