Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 291]
| |
uitlokte en voedde. Dit waren de vruchten niet die hij van zijn genoegelijk plagen der monniken, zijn berispen van koningen en pausen, zijne kritiek der midden-eeuwsche zamenleving, zijn aanbevelen van de onafhankelijke studie der oudheid, zich voorgespiegeld had. Het was nieuwe barbaarschheden op de oude stapelen, in plaats van beschaving te kweeken. Was een tarten van de wreedheid der gezaghebbers door de hartstogtelijkheid der slagtoffers. Was uitsnijden tegen uitsnijden stellen, branden tegen branden, waar de menschelijkheid genezen voorschreef. Erasmus heeft het afkondigen der eerste bloed-plakaten van of namens Karel V tegen de anabaptisten en sakramentisten in de noordnederlandsche provincien beleefd; en van menige strafoefening aan de nederlandsche ketters (te Amsterdam, te Haarlem, in Den Bosch, te Veere, te Middelburg) is het gerucht tot hem doorgedrongen. In Junij 1528 wordt David Joris, van Delft, omdat hij eene processie in de Nieuwe Kerk openlijk voor eene godslastering heeft uitgekreten, op verbeurte zijner halve tong tot publieke boetedoening veroordeeld.Ga naar voetnoot1 Op 10 Julij 1525 voltrekt men te Utrecht aan Willem Dirks, op 15 September daarna aan Jan de Bakker in Den Haag, de doodstraf. In Augustus te voren is de landvoogdes Margaretha daarvoor overgekomen uit Brussel. Vier nederlandsche geestelijken zijn haar voorafgegaan. Uit alle oorden des lands heeft men de van ketterij verdachten over- | |
[pagina 292]
| |
gebragt naar de haagsche Voorpoort; in de toekomstige loterijzaal op het Binnenhof heeft de nederlandsche Inquisitie-raad zijne zittingen geopend; de bescheiden in het regtsgeding van Jan de Bakker zijn ter hand genomen; hij wordt tot den brandstapel veroordeeld.Ga naar voetnoot1 Op hetzelfde binnenplein waar honderd jaren later Oldenbarnevelt onthoofd zal worden, heeft men een stellage opgerigt, aan drie zijden met banken omgeven. Aan de vierde zijde bevindt zich een altaar, in het midden een preekstoel. Het voorzitterschap wordt door een nederlandsch stadhouder bekleed. Al de regters zijn nederlandsche geestelijken en nederlandsche raadsheeren. Wanneer Jan de Bakker (zij hebben hem in den vollen priesterdos gestoken en hem een miskelk in de hand gegeven, dien hij op het altaar moet nederzetten); wanneer hij naar buiten gebragt is, dan beklimt een franciskaner monnik uit Leiden den kansel, en somt aan het slot eener boetrede 's ketters luthersche drogstellingen op. Een utrechtsch wijbisschop treedt op hem toe, en ontdoet hem van de teekenen zijner priesterlijke waardigheid; geregtsdienaars zetten hem eene gele zotskap op het hoofd, trekken hem een geel kleed aan (te kort voor zijne gestalte, opdat al wat niet verfoeilijk aan hem is belagchelijk zij), en de griffier Sandelyn spreekt, zoodra de geestelijken zich verwijderd hebben, het vonnis uit. Op weg van het Binnenhof naar de Plaats, waar de geregtelijke moord voltrokken staat te worden, zet de ongevraagde martelaar het Te Deum in, en zijne | |
[pagina 293]
| |
medeketters, die op de Gevangenpoort hún vonnis nog verbeiden, zingen in koor het hem na. Bij het toekomstig Groene Zoodje aangekomen, wordt Jan de Bakker door den beul aan een paal gebonden, uitstekend boven de houtmijt; en op hetzelfde oogenblik dat de strik om zijn hals worgend gaat klemmen, doet een vlammende stroowisch een zakje buskruid ontploffen, te voren vastgemaakt op zijne borst.Ga naar voetnoot1 |
|