Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XII [De Imitatio Christi en het protestantisme]Als godsdienst eener bijzondere soort of als persoonlijke vroomheid (leert de Imitatio bij voorbaat) is het na haar gekomen protestantisme een misverstand geweest. Het roepen om den bijbel was overbodig: in de Imitatio worden uit het Oude en het Nieuwe Testament meer dan driehonderd treffende plaatsen aangehaald. Vermaning tot boete en bekeering kon gemist worden; van het brengen der zielen tot Christus behoefde geen spraak te zijn: met niets anders houdt van het begin tot het einde de Imitatio zich onledig. Dat er geen menschelijke verdienste bestaat, en elk zedelijk wezen slechts zooveel waard is als geldt in de oogen van God: juist dit is de hoofdgedachte der Imitatio.Ga naar voetnoot2 Lutherschen, doopsgezinden, remonstranten, kontra-remonstranten, alle protestantsche sekten hebben in dicht en ondicht de christelijke vroomheid verheerlijkt, en zijn bij meer dan één gelegenheid daarin uitnemend | |
[pagina 249]
| |
geslaagd. Den standaard der Imitatio hebben zij geen van allen overtroffen. Aan den anderen kant moest in de kerk dit ascetisme tot jezuitisme leiden, en de berusting van Thomas a Kempis ten slotte in Loyola's perinde ac cadaver haar laatste woord uitspreken. Eene zoo volstrekte gehoorzaamheid als in de Imitatio van den mensch geëischt wordt kan op hare plaats zijn in een klooster, of onder de bevelen van een generaal in de gelederen eener geestelijke orde: in de maatschappij kunnen alleen het gemoed of de binnenkamer van zeker aantal dusgestemde personen haar huisvesting verleenen. Onder den blooten hemel is geen zamenleving bestaanbaar, wier leden voor de eene helft, uit een beginsel van ootmoed, door de andere helft ‘zich laten vertreden als het slijk der straten.’Ga naar voetnoot1 Dit is het betrekkelijk regt van het protestantisme geweest. Een goed eind zijn de protestanten met Thomas a Kempis kunnen medegaan. Veel van hetgeen hij wilde, wilden ook zij; veel van hetgeen waarvoor hij gegruwd zou hebben (eene toepassing der mystiek in het leven, gelijk Jan van Leiden en de wederdoopers haar najoegen), was ook hun tegen de borst. Maar zij deden geen afstand van elke poging, invloed uit te oefenen op den Staat, of eene kerk te bekomen die in hun staatsbegrip paste. Uit het hebreeuwsch monotheïsme, dat zij hunne theokratie tot grondslag gaven, verwijderden zij naar hun beste vermogen wat met de hoogste natuurlijke zedewet niet overeenstemde. | |
[pagina 250]
| |
Slechts voorgelicht door hun geweten, - in overeenstemming met eene Heilige Schrift wier onheilige of duistere plaatsen verschillende theologen verschillend uitlegden, - verlangden zij een Staat die de ontwikkeling van ieders bijzonderen aanleg zoo veel mogelijk waarborgde, en aan allen al de vrijheid van beweging gunde die met zijne instandhouding bestaanbaar was. Zonder zichzelf te vernietigen kon het pausdom hun zulk een Staat niet schenken; en omdat het pausdom dit niet kon en niet wilde, daarom rukten zij van het pausdom zich los. Protestanten kunnen de vroomheid wel waarderen en bewonderen, welke een geschrift als de Imitatio ademt; doch in het aannemen dier vroomheid zelve willen zij vrij blijven. Slechts overdragtelijk verstaan heeft het geschrift van Thomas a Kempis ook voor hen nog bindende kracht. Zij wenschen de ‘gouden eeuw’ van bisschop Frederik van Blankenheim niet terug. |
|