Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 200]
| |
III [De scolastiek in de dicht kunst. Dante]De poëzie van het tijdvak, door Dante vertegenwoordigd, getuigt niet anders dan de kunst. Vier zangen van het Paradijs (x-xiii) zijn eene onafgebroken hulde aan de scolastiek, als inwijding in de edelste vormen van geestelijk leven waartoe, langs den weg van het denken, het menschelijk gemoed zich verheffen kan. Hetgeen wij als de middeneeuwsche wijsbegeerte zelve beschouwen; hetgeen Erasmus eenmaal in haar veroordeelen en bespotten zal, is in Dante's oogen slechts het bovendrijvend schuim van den smeltkroes, dat, afgeschept, het zuiverst goud ontbloot. Scolastiek en goddelijke waarheid gelden voor Dante als woorden van één beteekenis. In het door Thomas van Aquino bereikt inzigt vereert hij een hoogtepunt, hetwelk de menschelijke geest niet zal kunnen verlaten of vaarwel zeggen, zonder te ontaarden en beneden zichzelf te dalen. Met blijkbaar welgevallen vertoeft Dante's herinnering bij den tijd toen hijzelf, naar Parijs getogen als student (omstreeks 1280), er in de Rue du Fouarre de lessen van een bemind leermeester volgde. Met de vrijmoedigheid van het dichterlijk genie wijst hij den parijschen scolasticus Siger de Brabant, naderhand gevallen als een slagtoffer van staatkundigen hartstogt, voor alle volgende eeuwen eene plaats in den Hemel aanGa naar voetnoot1 Dante's grootmoedigheid en vrijheidsliefde zijn te | |
[pagina 201]
| |
bekend dan dat de scolastiek, zoo zij niets anders dan een wespenest van onpraktische spitsvindigheden geweest was, hem in die mate bekoord zou hebben. Voor hem was zij het inbegrip der geheele hoogere beschaving van zijn tijd in haar ruimsten omvang, met Parijs tot middenpunt; en de fransche hoogeschool verdiende die ingenomenheid. Geen andere toenmalige instelling in Europa was zoo geschikt Dante te behagen als deze kosmopolitische parijsche republiek van den geest, welke noch eene militaire noch eene burgerlijke monniksorde was, maar van de waardigen onder de jonge muzezoonen eene belangstelling, eene inspanning, een leven van zelfvergeten en ontberingen eischte en verwierf, hetwelk in den tijd van hun eersten en schoonsten bloei zelfs de bedelmonniken te naauwernood verwezenlijkten. Voor het eerst in de geschiedenis der europesche beschaving heeft de universiteit van Parijs het denkbeeld beligchaamd eener hoogere regtbank, voor welke rijkdom, geboorte, noch uitwendige voorregten gelden, maar de verstandelijke meerderheid, die, met het karakter of de deugd, de eenige redelijke maatstaf der menschelijke beteekenis is. Loopplaats van alle buitensporigheden der jeugd, uit alle europesche landen; internationale bedelaarskolonie met gehoorzalen waar stroo de kollegebanken verving; was Parijs reeds in Dante's dagen tegelijk een vereenigingspunt van edelmoedige opwellingen, eene gelegenheid tot onderscheiden van anderen en van zichzelven, een kweekbed van den wetenschappelijken geestGa naar voetnoot1. | |
[pagina 202]
| |
Hetgeen omtrent het onderwijs van Dante's parijschen lievelingsmeester ons bekend is, vormt te weinig een geheel om als rigtsnoer te kunnen dienen bij een oordeel over Siger. In een zijner geschriften werpt Siger verreikende twijfelingen op (dat er geen God is; dat de wereld der verschijnselen om ons heen slechts in onze verbeelding of voorstelling bestaat; dat alle menschelijke handelingen strikt genomen goed zijn; dat men zoogenaamd slechte handelingen niet moet verbieden of straffen, enz.); en gaat dan met klem van redenen aantoonen hoe valsch die paradoxen zijn. In een geschrift van een zijner leerlingen, dat over politiek handelt, vindt men met ingenomenheid herinnerd hoe welsprekend Siger de aristotelische stelling plag te verdedigen: dat het ‘verweg beter is voor den Staat te worden geregeerd door goede wetten dan door brave personen, daar ook de braafste lieden op den duur zoo braaf niet kunnen zijn, of zij blijken toegankelijk voor opwellingen van toorn, haat, partijdige vriendschap, vrees, begeerlijkheid.’Ga naar voetnoot1 Onze weetlust wordt door deze karige gegevens niet bevredigd. Zij maken alleen verklaarbaar dat Dante in zijne jonge jaren krachtig en blijvend geboeid werd | |
[pagina 203]
| |
door een leermeester met zulke onafhankelijke gevoelens als burger, tegelijk zulk een onverschrokken wijsgeerig navorscher. |
|