Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
XI [Utrechtsche bisschoppen. Graven en gravinnen uit de huizen van Holland, van Henegouwen, van Beijeren]Een zoo nietig bestaan als dat der graven van Blois, verdragen door het volk, begunstigd door de burgers, toegejuicht en nagevolgd door de edelen, te naauwernood goedgemaakt door eene enkele dienst aan de openbare zaak hier of daar, zou ons verbazen, ware het niet zulk een getrouwe thermometer der eeuw en van den landaard. | |
[pagina 175]
| |
Ook onze beste staatslieden en onze beste vorsten uit den grafelijken tijd, de kerkvorsten medegerekend, wisten het doode punt der middelmatigheid niet te boven te komen of aan eene eigen gedachte hun naam te verbinden. Waren zij eerzuchtig, zij durfden de wegen niet op, die alleen tot het doel konden leiden. Wilden zij het goede, zij wilden het als schapen, verdwaald in eene wolven-wereld. Kleine geesten, streden zij voor kleine belangen; of, indien voor groote, dan in de achterhoede, als bijloopers. Geheele reeksen van ministers en onder-ministers hebben in den grafelijken tijd over Nederland geregeerd. Te vergeefs. Zij waren ambtenaren, boekhouders, rentmeesters, geen staatslieden. De eenen hadden geweten, de anderen geen geweten: denkbeelden hadden zij geen van allen, hunne daden hebben niet één historieschrijver bezield, al hunne biografen hebben kunnen volstaan met annalisten te zijn, en zoo door henzelven een of ander geschrift is nagelaten, dan moet, zullen wij bij het gemis van hooger gaven, sporen van talent of karakter in die werken ontdekken, onze piëteit zich met hare paaschdagskleederen tooijen. De regering van Jan van Blois is zamengetroffen met die van verschillende bisschoppen van Utrecht, waaronder graaf Johannes van Virnenburch en graaf Arend van Hoorn, den 48sten en 49sten in de rij. Nog een groot aantal andere prelaten hebben tot op Karel V en Filips II het utrechtsch bisdom bestuurd. Doch men beleedigt niemands nagedachtenis, wanneer men die twee onbekende grootheden als een voegzaam gemiddelde beschouwt. | |
[pagina 176]
| |
De roomsch-katholieke geestelijkheid van Oud-Nederland is zelve zich hiervan zoo levendig bewust geweest, dat toen in 1522 eindelijk een harer leden tot paus verkozen werd, zij eene bijna kinderachtige blijdschap aan den dag legde. Op de redenen, die te Rome tot het kiezen van Adriaan VI geleid hadden, werd geen acht geslagen. Men dacht noch aan den voormaligen huisonderwijzer van Karel V te Gent, noch aan den opvolger van Ximenes in Spanje. Slechts den oudkanunnik van Sinte Marye te Utrecht zag men, en vierde zijne verkiezing als eene persoonlijke aangelegenheid. Burgemeesters en schepenen kenden premien toe aan de utrechtsche burgers die, bij gelegenheid eener algemeene illuminatie, de hoogst opvlammende teertonnen ontstoken hadden. Een onbeschaamde jonge kerel, wegens het gruwlijk mishandelen van vader en moeder tot de galg veroordeeld, kreeg gratie van de doodstraf. Domdeken, dekenen en kapittels der verschillende utrechtsche kerken, schonken eene lijfrente aan zekeren Willem Hermans die hun ‘de vrolijke en blijde tijding’ het eerst gebragt had.Ga naar voetnoot1 Het was alsof door de verheffing van Meester Adriaan Florissen een smet van onbeduidendheid was uitgewischt, die onze christenheid en hare leiders slechts te lang aangekleefd had. Geen bisschop van Utrecht heeft in de 13de, de 14de, of de 15de eeuw, het hart der nederlandsche natie doen kloppen.Ga naar voetnoot2 De reeks der nederlandsche graven van eenige be- | |
[pagina 177]
| |
teekenis, na Dirk III, wordt geopend door eene gravin: Petronella van Saksen, stichtster der abdij van Rijnsburg (1133). Hare beeldtenis wordt gevonden op het frontispice of dessus-de-porte der egmonder abdijkerk.Ga naar voetnoot1 De stoutste regeringsdaad van Petronella's leven is geweest, dat zij den hoogmoed der egmonder monniken getrotseerd en haar eigen kapelaan, een man zonder geboorte en zonder verstand, benoemd en gehandhaafd heeft als abt van Egmond. Dorpsaangelegenheden.Ga naar voetnoot2 Gravin Aleid van Kleef, de moeder der droefgeestige Ada, ontbreekt het geenszins aan veerkracht. Met welgevallen zien wij, terwijl haar echtgenoot oorlogvoert in Vlaanderen, haar te paard stijgen en zelve in Noord-Holland, ten einde den pas af te snijden aan een trouweloos schoonbroeder, een afzonderlijk vrijkorps gaan kommanderen, waarmede zij den aanvaller in een moeras en op de vlugt drijft (1195). Er zit pluck in deze vrouw, maar geen esprit de suite. Onkiesch genoeg om de kenmerlandsche boeren door geld tot ontrouw te bewegen; te Dordrecht het huwlijk harer dochter door te drijven, terwijl het lijk van haar man nog boven aarde staat, weet zij van haar eigen durven geen partij te trekken. Onder de egmonder spinrokpraatjes van den ouden tijd behoort, dat gravin Aleid met haar legerstafje de kelders en keukens der abdij leêggegeten en de handschriften, die zij uit de boekerij leende, niet teruggegeven heeftGa naar voetnoot3. Die laatste trek teekent haar. Als eene | |
[pagina 178]
| |
nachtkaars is zij uit- en in hare halve maatregelen ondergegaan. Het pand, waarop de geschiedenis haar voorschot gaf, wist zij niet te lossen. De hoofdverdiensten van graaf Willem I zijn geweest, uit Egypte de haarlemsche damiaatjes medegebragt, en bij de terugkomst zijn aangehuwden neef Lodewijk van Loon voor goed buiten de regering gehouden te hebben. Men beweert dat hij, wat ruimte van geweten betreft, een voorlooper van Machiavelli's Cesar Borgia verdient genoemd te wordenGa naar voetnoot1. Olivier van Keulen was in elk geval een gewigtiger persoon dan hij. Vruchten voor Nederland heeft de eerzucht of de fortuin van den jongen graaf Willem II niet gedragen; en de middelburgsche beeldstormers der 16de eeuw hebben zijne graftombe kunnen vernielen, zonder dat dit als eene nationale ramp of eene nationale beleediging opgenomen is. Die fortuin, welke hem tot roomsch koning en bijna tot keizer van Duitschland kroonde, bevestigt alleen dat de graven van Holland goede ultramontanen waren en de pausen alles van hen gedaan konden krijgen. Nooit zal Willem II het voor de geschiedenis kunnen verantwoorden, als de mededinger van Frederik II van Hohenstaufen te hebben durven optredenGa naar voetnoot2. Van alle vorsten die vóór Karel V over Nederland geregeerd hebben, is de zoon en opvolger van Wil- | |
[pagina 179]
| |
lem II de populairste naam gebleven. De sleutel van het voortreffelijke in Floris V moet echter nog gevonden worden. Het zou hem tot eer verstrekken Melis Stoke zijne fraaiste bladzijden te hebben ontlokt, ware het niet dat Stoke's doorzigt nooit op de hoogte van Stoke's letterkundige verdiensten geweest is. Wij zien Floris zijn land zoo goed als verkoopen aan een koning van Engeland; zien hem daarna met dezelfde onbesuisdheid dien vorst verraden en het bondgenootschap van een koning van Frankrijk zoeken; tot hij ten laatste, wanneer hij door verbeurdverklaringen en trouweloosheden zijne nederlandsche edelen verbitterd en vernederd heeft, met eene onbegrijpelijke niaiserie zich in hunne handen steltGa naar voetnoot1. Beminlijk mensch, naar het schijnt, was hij als staatsman een warhoofd en liet zijn volk slechts burgertwisten na. Filips van Leiden, overleden in 1382, prijst zeer den toestand van het graafschap eene halve eeuw te voren en langer, tijdens de regering van Willem III van Henegouwen, bijgenaamd den Goede.Ga naar voetnoot2 De legende stelt op 's graven rekening een salomonisch vonnis, getuigend van medegevoel met het lot van den kleinen man.Ga naar voetnoot3 Op jeugdigen leeftijd spreidde hij in een zeegevecht bij Zierikzee, tegen de Vlamingen, dapperheid ten toon. Doch dit doodslaan van Nederlanders door Nederlanders onder aanvoering van iemand uit | |
[pagina 180]
| |
Henegouwen, met de hulp van een Genuees in fransche dienst, mist voor ons elke bekoring; en in naam der weldenkende geschiedenis zouden wij ook de naald bij het Manpad met een sluijer willen zien bedekken. Filips van Leiden heeft verzuimd, zijne lofrede met bewijzen te staven. Willem de Goede en zijn bijnaam zouden een klank zijn, zoo niet zijn zeeslag in eene van Stoke's bestgeslaagde episoden voortleefde, en niet een gelijktijdig fransch kronijkschrijver dien insgelijks eervol herdacht had.Ga naar voetnoot1 Wij verlangen niet liever dan in Jacoba van Beijeren (hare schoonheid wettigt de vergelijking) eene voorloopster van de innemende Maria Stuart der verdichting te zien. Doch haar leven gelijkt in de werkelijkheid te zeer op een roman dan dat wij, naast de zorg der heldin voor haar Frank van Borssele, voor hare telgangers, hare valken, hare parelen, er plaats kunnen vinden voor de belangen van een volk. Ware zij eene halve eeuw vroeger geboren, zij zou eene uitmuntende vrouw voor graaf Jan van Blois geweest zijn; óók altijd te paard, met den geblinddoekten vogel op de vuist, óók een vriend van papegaaischieten, niet te weren uit de balzaal, met juweelen op de schoenen en in de kaproen. Het regeren is evenals het bouwen eene kunst, en goede gouvernementen zijn gewrochten van menschelijke schranderheid. Eduard I van Engeland, Filips | |
[pagina 181]
| |
August en Filips de Schoone van Frankrijk, Frederik II van Duitschland, de hoofden van sommige italiaansche republieken, hebben in de midden-eeuwen en voor hún tijd modellen van regering in het aanzijn geroepen. Hunne politiek kan beschreven worden gelijk men eene kathedraal beschrijft, of eene monumentale brug over een stroomGa naar voetnoot1. Van dit talent zijn evenals de nederlandsche bisschoppen ook de graven en gravinnen uit het hollandsch, het henegouwsch; het beijersch Huis, misdeeld geweest. Zij leefden in Nederland gelijk thans in Australie de engelsche kolonisten doen, van den eenen dag op den anderen; vooralsnog personen van te weinig gewigt om met hun brood en boter te durven krieuwen, en zich de weelde eener eigen staatkunde te mogen veroorloven. Wij doorbladeren de jaarboeken dier grafelijke regeringen, en ontmoeten nergens eene bladzijde die van het gevoel eener roeping, nergens eene die van iets meer dan de onmiddellijk aan den natuurstaat grenzende zucht tot zelfbehoud getuigt. |
|