Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
IV [Emo, abt van Bloemhof]Wij moeten tevreden zijn, indien enkele aanduidingen, heengeweven door de oorsprongen der nederlandsche geschiedenis (de angelsaksische opvoeding van Ludger; de angelsaksische versierselen in het oudste handschrift der abdij van Egmond; de angelsaksische herinnering in het zegel dier abdij), ons regt geven te beweren dat de zoonen der Nederlanders, door welke de voornaamste angelsaksische zendeling om het leven gebragt is, zijne edelaardige bedoelingen naderhand erkend hebben, en zij van hunne betrek- | |
[pagina 25]
| |
king op hem en de zijnen zien bewust gebleven zijn.Ga naar voetnoot1 Om tot Olivier van Keulen terug te keeren, - wanneer wij eene kronijk als die van Emo ter hand nemen. Olivier's vollen tijdgenoot en eenmaal Olivier's gastheer, dan kunnen wij ons bijna niet voorstellen dat zoovele eeuwen tusschentijds verloopen zijn. De overeenstemming met de geschriften van Bonifacius en de zijnen is treffend. De bestuurder en mede-oprigter van het klooster Bloemhof, in de groningsche Ommelanden, spreekt over dezelfde zaken, en drukt in dezelfde soort van latijn zich juist zoo uit, als zijne engelsche voorgangers der 8ste eeuw.Ga naar voetnoot2 Wij vernemen zonder bevreemding dat Emo, in zijne jongelingsjaren, allereerst is gaan studeren te Oxford, gelijk hij als knaap in Nederland eene benediktijnerschool bezocht. Wel te verstaan: het grootsche ontbreekt in Emo's ondernemingen. De krachtiger adem van den ouden tijd heeft voor een zwakkeren en zachteren plaats gemaakt; op eene eeuw niet zonder poëzie is de eeuw van het proza gevolgd. Bonifacius was een halve heiden-apostel en waagde menigmaal, te midden der ontberingen, zijn leven voor zijne zaak. Emo leeft in een christenland, is lid eener christelijke maatschappij, | |
[pagina 26]
| |
en doet aan een gevestigd dorpspriester denken, tevens grondbezitter of landheer. Wij stuiten bij hem op sommige kleingeestigheden die onzen weerzin of onzen glimlach wekken. Maar ofschoon door de magt der omstandigheden en der gewoonte alles een meer huisbakken aanzien bekomen heeft, onder de asch van den abtelijken haard smeult dezelfde geloofsijver. In Januarij 1219 teistert een hevige storm de noordkust der provincie. Er volgt eene overstrooming, die veel vee, vele huizen, vele menschen (duizend mannen, vrouwen, en kinderen) doet omkomen in de golven, en waaruit eene epidemie ontstaat, gepaard met schaarschte van levensmiddelen. Het deel der bevolking, dat van de ramp het minst geleden heeft, - deboschbewoners, verder van het strand, - openbaart eene goddelooze inborst. Zij weigeren brood en graan aan de gevlugte slagtoffers van den watersnood; gaan na den storm voor eigen rekening aan het opvisschen en rooven; en verstoppen of begraven het gestolene, wanneer het door scheidsregters afgevraagd wordtGa naar voetnoot1. Emo stelt die openbaringen van het booze, in de natuur en in de menschen, als eene regtstreeksche en geregte straf des Hemels over de zonden der nederlandsche christenen voor. Er zijn echtparen, schrijft hij met verontwaardiging, waarvan de man en de vrouw elk voor zich den geestelijken stand omhelzen, doch, in plaats van hunne goederen na te laten aan de kloosters, hunne kinderen tot erfgenamen benoemen. Er zijn pastoors en andere geestelijke personen die van | |
[pagina 27]
| |
het geld, door geloovigen aan de kerk geschonken, maaltijden aanrigten en herbergen bezoeken. Er worden lieden tot zielzorgers geordend, die niet in het bezit zijn van de voorgeschreven diploma's. Zoonen van priesters matigen zich het erfelijk bezit der vaderlijke kerken aan. Leeken beschikken eigenmagtig over kerkelijke goederen. Geestelijken laten zich betalen voor het toedienen van het vormsel. Wat erger is: zij stijven het volk in zijn heidensch bijgeloof, door te gedogen dat de proef van het gloeijend ijzer in zwang blijve. Als teeken van zijn misnoegen over dit bederf der kerk, heeft God den watervloed gezonden. Die niet verzwolgen werden door de zee, heeft Hij met pest en hongersnood bezocht. Reeds honderd jaren vóór Emo had de hoogere nederlandsche klerus tegen soortgelijke en nog erger praktische ketterijen te strijden gehad. Van de zonden, op rekening van den ketter Tanchelm gesteld, die Antwerpen in rep en roer bragt, zal een gedeelte moeten overgeschreven worden op den kerfstok van regtzinnige tegenstanders en berigtgevers. Er blijft echter ook dan nog heel wat staan. Het was voor de nederlandsche kerk een gevaarlijk iets, dat een middeneeuwsche David Joris, een man uit het volk, een leek, zich een vijandig gezinden aanhang wist te werven en, alleen door te prediken tegen de bovennatuurlijke beteekenis van het mis-offer, de hoofden van vrouwen en meisjes op hol te brengen. Bij het oversteken eener rivier sloeg een regtzinnig priester, beweert men, Tanchelm de hersenen in; doch dit kon niet beletten dat in de verbeelding van het nederland- | |
[pagina 28]
| |
sche volk zijne herinnering bleef voortleven als die van een geheimzinnig en verleidelijk wezen uit hooger sfeer, omstuwd door duizenden gewapende volgelingen, in een koninklijk gewaad en met eene kroon op het hoofd, geenszins afkeerig van bloed storten of geweld plegen, wanneer het er op aankwam gevaarlijke tegenstanders uit den weg te ruimenGa naar voetnoot1. Vergeleken bij een afval als dien brabantschen waren de groningsche overtredingen vergefelijke zonden; en wij zouden Emo onregt doen, zoo wij hem als een gezworen ketterjager voorstelden. Over de ongehoorzaamheid der Stadingers laat hij zich zeer gematigd uit. Hij hield de Stadingers slechts in zoover voor ketters, als zij aan sommige pauselijke bevelen zich niet onderwerpen wilden, en op die wijze in hun uithoek de eenheid der kerk verbraken. Een en ander volgens den bijbelschen regel: Die gehoorzaamheid weigert is een afgodsdienaar. Emo is vulgair, maar onderhoudend, wanneer hij vertelt op welke wijze zijn oom, die óók Emo heette, er toe kwam de abdij Bloemhof te stichten; van welke hij, Emo II, eerst prior en daarna abt werd. Deze oom, vernemen wij van hem, was een gehuwd en welgesteld man van goede of zelfs adellijke familie. Niet hoog van gestalte, had hij evenwel schoone gelaatstrekken, was gezond, vlug ter been, en gespierd. Alleen om zijne ouders genoegen te doen, had hij in- | |
[pagina 29]
| |
dertijd zich in den echt begeven; eigenlijk toch stonden van jongsaf zijne zinnen naar het celibaat. Kinderen had hij niet; en toen hij door het overlijden van vader en moeder een onafhankelijk man geworden was, zeide hij tot zijne vrouw en zijne twee zusters, van zijn erfdeel een gezin van vele zoonen en dochters te willen stichten; hetgeen de gehuwde zusters dus verstonden, dat hij haar en hare kinderen het regt gaf hem voortaan als een suikeroom te beschouwen. De vrouw lachte witjes, meenend dat hij zich met de voorstelling vleide nu weldra vader te zullen worden; want geruimen tijd had hij in zijn streven naar heiligmaking hare sponde gemeden; had op het bloote lijf een grof linnen kleed gedragen, en onder vasten en bidden zich veelvuldig gekastijd. Hij echter (deze zamenvoeging, hetzij onder één dak, hetzij met inachtneming van zekeren afstand tusschen het eene en het andere gebouw, was eene voorvaderlijke angelsaksische overlevering), hij dacht slechts aan het stichten eener tweevoudige abdij, eene voor mannen en eene voor vrouwen. Alleen in de geestelijke beteekenis van het woord had hij op een talrijk gezin van dochters en zoonen gedoeld. Zoo ontstond de abdij Bloemhof en, niet ver van daar, de zuster-abdij Rozeveld. Emo I stak zijn geheele vermogen in de tot Rozeveld en Bloemhof behoorende landerijen; alles onder goedkeuring en met magtiging van den bisschop van Munster, die in de laatste dagen van Maart 1209 de onmisbare akte verleende. Emo II werd met het voltrekken der gebouwen belast, of deelde de zorg daarvoor met een jongen boezemvriend, die reeds als knaap smaak en aanleg voor architektuur | |
[pagina 30]
| |
getoond had, en wien, onder het toenemen in leeftijd en in afkeer van de wereld, die trek bijgebleven was.Ga naar voetnoot1 |
|