Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
[pagina 101]
| |
Wijze:
| |
[pagina 102]
| |
4. Verheught, verblijt hierom Cayphas,
Heeft u beswoore in Goods namen:
Of ghy Christus, Goods Soone was;
Hier op antwoort ghy, Amen.
5. Soeckt boosheyt in u heyligheyt,
Soeckt in u Zonne duysterheden.
Op sijn tanden knarst van boosheyt;
Van quaetheyt scheurt sijn kleden.
6. Dees wreedste Leeuw, roept overluyt
Wy hebben geen getuygh van nooden;
Hy blasphemeert, en tot besluyt
Is schuldigh doodt by dooden.
7. Met eenen deck, wordt toe-gedeckt
Van de Soldaten uw' twee oogen.
Ghy wort bespot, versmaet begeckt,
Met vuyligheyt bespogen.
8. Ghy wort geslagen, en gekrapt:
U hayr uyt 't hooft ende baert halen,
't Aenschijn bespogen, wort geschrapt,
U vel en vleysch sy malen.
9. V vrienden vluchten van u al;
Petrus, den steen heeft u verswooren.
Als ghy hem ziet, beweent zijn val
En door den Haen te hooren.
10. Mis-handelt als een moordenaer,
Tot Pilatum wort ghy gesonden;
Sijn handen wast, zeyt openbaer:
Dat ghy zijt vry van zonden.
| |
[pagina 103]
| |
11. V tot Herodem leyde laet,
Die met 't wit kleedt u laet bedecken
Als eenen sot, weer tot Pilaet
Doet u schroomelijck trecken.
12. Soo menighmael, als ick, o Godt!
Groote misdade heb gedogen,
Ick heb u verlaten, bespot,
Versonden, en bespoogen.
13. Mijn zonden, Jesu! al vergeet,
Als ghy mijnen Rechter zult wese,
Mijn ziele met 't wit kleet bekleet,
Dat ick niet heb te vrese.
|
|